‘Voedselsoevereiniteit is voor veel Tunesiërs een watermeloen’

Zes jaar later leefde 25,3% van de Tunesiërs in matige of ernstige voedselonzekerheid, tegen 18,1% in 2015; en 10,7% in ernstige voedselonzekerheid, vergeleken met 9,1% in 2015 (in 2021 werd dit percentage voor heel Afrika geschat op 23,4%, vergeleken met 1,5% in Europa en Noord-Amerika).  En eind 2020 kondigde de Tunesische zadenbank aan dat 1755 monsters van originele Tunesische zaden waren opgedoken in Australië.

Nog eens twee jaar later, te midden van torenhoge voedselprijsstijgingen door klimaatverandering, gewelddadige conflicten, de oorlog in Oekraïne en naweeën van covid 2019, publiceerden internationale organisaties alarmerende rapporten over ‘toenemende honger en een wereldwijde voedselcrisis’.  Foto’s van lege supermarkten en ellenlange rijen voor bakkerijen circuleerden op Tunesische sociale media. Nauwelijks meel, melk, plantaardige olie, rijst, suiker, koffie en nog meer – Tunesiërs hadden ‘ineens een dagtaak aan boodschappen doen’.

Het is de schuld van ‘speculanten die tekorten creëerden om de regering omver te werpen’, beweert de huidige president Kais Saied. Analisten wijzen onderwijl op ‘s lands sterke importafhankelijkheid en het enorme begrotingstekort. Bij wijze van noodmaatregelen ging de regering over tot een importstop op minder noodzakelijke producten zoals suiker, en een gunstige deal met Rusland over de invoer van tarwe.

President Marzouki’s woorden van toen zijn nu onderdeel van een discours dat logisch en bekend aandoet. ‘Voedselsoevereiniteit is voor Tunesië niet langer een keuze, maar dwingende noodzaak’, concludeerde het grote landelijke dagblad La Presse onlangs. ‘Vandaag de dag, met de wereldwijde voedselcrises, merken we hoe afhankelijk ons land is van andere landen en hun handelsbeleid.’

Voedselsoevereiniteit is voor Tunesië niet langer een keuze, maar dwingende noodzaak’

Europese regeringsleiders hebben intussen vergelijkbare conclusies getrokken, gevoelig als ze zijn voor de onrust en de protesten tegen de inflatie.  De Franse en Italiaanse regeringen veranderden de namen van hun ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwmiddelen in ministerie van Voedselsoevereiniteit, Land- en Bosbouw.

Hoewel de voedselzekerheid van Europeanen ook volgens hun leiders niet wordt bedreigd – Europa is netto-exporteur van tarwe, zuivel-en vleesproducten – besloten de EU-lidstaten in 2022 de voedselzekerheid te versterken en de afhankelijkheid van de belangrijkste geïmporteerde landbouwproductiemiddelen te verminderen.

Kijk uit, blogde de Tunesische econoom Fadhel Kaboub onlangs. ‘Weet dat ‘‘voedselzekerheid’’ een gevaarlijk neokoloniaal technisch concept is, ontworpen om landen in het mondiale Zuiden (een verzamelterm voor landen met een lager inkomen vergeleken met landen in het mondiale Noorden), gevangen te houden in hoge schulden, hun landbouw en milieu te vernietigen en hun afhankelijkheid van het mondiale Noorden te vergroten.’

De Tunesische econoom Fadhel Kaboub.

Toch is voedselzekerheid precies waar het Europese beleid van uitgaat; zie onder meer de ‘van Boer tot Bord strategie’, onderdeel van de Europese Green Deal, het traject naar een klimaatneutraal Europa in 2050. Het concept werd in de jaren zeventig bedacht door de FAO, de Voedsel-en Landbouw Organisatie van de VN,  als ‘garantie dat alle mensen op elk moment fysiek en economisch toegang hebben tot voldoende, veilig en goed voedsel dat voldoet aan hun voedingsbehoeften’.

Wie, wat en waar produceert, maakt voor de voedselzekerheid dus niet uit. Met als gevolg dat veel landen voor hun voedselvoorziening afhankelijk zijn geraakt van internationale markten, stellen Fadhel Kaboub en andere critici. Vergeet niet, analyseren zij, dat de introductie van voedselzekerheid destijds samenging met de verdere ontwikkeling van de Europese landbouwsubsidies. Daar was goed over nagedacht: alle mogelijke handelsvoordelen uitbuiten door subsidie te geven voor die producten die een land toch al verhoudingsgewijs goedkoop kan produceren.

Gevolg één: Europese boeren, en later ook hun Russische collega’s, konden tegen spotprijzen voedsel verbouwen en dumpen in landen als Tunesië.

Gevolg twee: miljoenen failliete boeren in Tunesië en andere Afrikaanse landen. Naar hun granen, erwten en andere producten was ineens geen vraag meer.

De echte oorzaak van de voedselcrisis is ‘de manier waarop het voedselsysteem in elkaar zit’, concludeerde ook het platform Solidair onlangs. Die kritiek op het voedselsysteem krijgt handen en voeten in het streven naar voedselsoevereiniteit.  Het gaat uit van een internationaal recht van bevolkingen, regeringen of gemeenschappen om een landbouwbeleid te voeren dat het meest voorziet in hun behoefte, zonder dat dit een negatief effect heeft op hun omgeving.

Voedselsoevereiniteit is voor veel Tunesiërs een watermeloen. In hun jeugd waren de watermeloenen anders. Courgettevorm, pistachegroen, rozerood vruchtvlees. Als je erin beet, proefde je de ‘heerlijke smaak van een echte watermeloen’. Tegenwoordig liggen op de markt alleen nog ‘Amerikaanse’ watermeloenen. Die zijn ovaalrond en hardgroen met knalrood vruchtvlees. Omdat ze naar ‘pesticiden en medicijnen’ smaken en je erna steeds naar de wc moet, hebben velen een hekel aan die ‘Amerikaanse kankerverwekkers’.

Courgettevorm en pistachegroen: zo ziet de authentieke Tunesische watermeloen er uit.

Voor ‘de goede watermeloenen’ reizen sommigen naar heinde en ver, vertelt boer Naceur Bourquiba aan de telefoon vanuit Touza in Centraal-Tunesië. ‘Neem een goede vriend en collega. Zelf verbouwt en verkoopt hij Amerikaanse watermeloenen, maar hij eet alleen die van mij.’

Op zijn eigen land teelt Bourquiba naast meloenen ook appels, frambozen en vooral groenten, tomaten, uien, pepers. Alles biologisch. ‘De ‘ziekmakende chemische rotzooi’ – meststoffen, pesticiden en geïmporteerde hybride zaden – heeft hij principieel afgezworen, ook al heeft hij de omstandigheden, de plek en de Tunesische en internationale wetgeving, tegen.

Telen doet hij ‘puur voor eigen consumptie of om weg te geven aan vrienden en kennissen’, legt hij uit. ‘Ik ben gepensioneerd en kan het mij permitteren. Voorheen werkte ik altijd ernaast. Mijn biologische producten doen het niet goed op de markt. Vanwege de kleine hoeveelheden moet ik hele hoge prijzen rekenen. Soms gaat tweede derde van mijn oogst verloren door vervuilende omliggende fabrieken en ziektes. Omwille van een fatsoenlijke opbrengst plempen mijn collega’s alles vol met chemische producten, ook met pesticiden die in Europa verboden zijn.  De overheid treedt niet op. Groenten en fruit koop ik nooit in de supermarkt.’

De problemen zijn niet eenvoudig op te lossen, vervolgt Naceur Bourquiba. ‘Het is een catch-22: óf je gaat voor zoveel mogelijk oogst en dus – als je geluk hebt – voldoende inkomen, maar met ongezonde en milieu-vernietigende chemische rotzooi, óf je kiest voor gezondheid en natuurbehoud, en accepteert dat je er nooit van kunt rondkomen. Ingrijpen is in deze omstandigheden geen optie voor de overheid. Zeker niet nu er toch al zoveel boeren failliet gaan door de aanhoudende droogte en het gebrek aan irrigatiewater.’

Bourquiba onderzocht de exportmogelijkheden, maar liep aan tegen de Europese normen voor biologische landbouw. ‘Bij testen en steekproeven zullen ze zeker sporen van vervuiling en chemische producten vinden. Wat wil je met een spijkerbroekenfabriek pal naast de deur? Zoals ik het zie: de Fransen zijn weg, maar Tunesië is nog steeds gekoloniseerd.’

En dan vertelt hij het verhaal van de Tunesische landbouw, dat model kan staan voor veel andere voormalige kolonies. Het begon toen de Franse overheersers eind negentiende en begin twintigste eeuw het landbouwsysteem ‘moderniseerden’ en daarvoor grond- en watervoorraden onteigenden met het oog op verhoging van de productie voor export naar Frankrijk en de rest van de wereld. Na de onafhankelijkheid in 1956 consolideerden opeenvolgende Tunesische regeringen dit beleid. De investeringen – geselecteerde zaden, mechanisatie, invoer van chemische kunstmeststoffen – gingen uitsluitend naar de grote bedrijven, zodat kleine boeren, de overgrote meerderheid, in de marge werden gedrukt. Op zeker moment moest Tunesië, ooit de ‘graanschuur van Rome’, granen importeren. Dat droeg bij aan de enorme exportafhankelijkheid en bracht het land eind jaren zeventig ernstig in de financiële problemen.

In de jaren tachtig schoten internationale geldschieters, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds voorop, financieel te hulp, waarmee ze zichzelf opdrongen als nieuwe hoofdrolspelers in het verhaal van Tunesië. Het land moest industrialiseren, overheidsbemoeienis beperken en meer ruimte maken voor internationale handel, eisten ze. Vrije invoer van hybride zaden en pesticiden zou nodig zijn om de landbouwproductie op te krikken.

Alles bij elkaar gooiden de maatregelen – verlaging van de productiesubsidies, liberalisering van de landbouwprijzen en wijziging van het kredietsysteem – het hele landbouwsysteem in Tunesië omver, met ingrijpende gevolgen voor de bestaanszekerheid van boerengezinnen, ontdekten onderzoekers.

Alles bij elkaar gooiden de maatregelen – verlaging van de productiesubsidies, liberalisering van de landbouwprijzen en wijziging van het kredietsysteem – het hele landbouwsysteem in Tunesië omver

Met hybride zaden ging het als met het paard van Troje, weet Bourquiba. ‘Je reinste koppelverkoop. Tegelijk met de zaden moet je de pesticiden van hetzelfde bedrijf kopen.  Hybride zaden leveren betere oogsten op, maar er kunnen geen nieuwe zaden uit worden gewonnen. En de bedrijven zijn patenteigenaar, dus je komt elk jaar bij dezelfde leverancier terecht.’

Daarbij ondervonden de boeren dat de veredelde zaden niet zijn afgestemd op de klimatologische omstandigheden in Tunesië. Zo gingen oorspronkelijke door regen gevoede gewassen verloren en raakten de boeren afhankelijk van schaars en duur irrigatiewater.  Langzamerhand verloren zij de lokale zaden die ze van generatie op generatie hadden doorgegeven en daarmee ook de lokale knowhow die hen in staat stelde om deze zaden te selecteren, te vermeerderen en te bewaren voor de komende jaren

Mubarak Ben Naceur, directeur van de Tunesische zadenbank, vatte het verhaal van de hybride zaden in 2020 samen in een interview met mediaplatform Al Jazeera: ‘Plundering en smokkel van originele monsters van Tunesische zaden in ruil voor het overspoelen van de markt met hybride zaden die de boer in eerste instantie misschien verleiden door hun opbrengst te vergroten, maar  minder voedingswaarde bevatten en uiteindelijk niet goedkoop maar duurkoop zijn. Dit gaat nog steeds door.’

Uit het onderzoek Food Barons naar marktmacht in de agrarische sector, in 2022 gepubliceerd door het Canadese onderzoeksbureau ETC, blijkt dat het Chinese zadenbedrijf Chemchina & Sinochem (24,6%) en het Duitse Bayer (16%) samen inmiddels 40% van de wereldwijde zadenmarkt in handen hebben.

‘En hebben jullie al een oplossing?’, vraagt boerin Hedia Ayari, als we op een zomerse middag haar erf in Ariana, nabij Tunis, oplopen. Over de kurkdroge aarde gaat ze ons voor naar de magere koeien, die met kettingen vastgebonden in een kring staan. ‘Vorig jaar hebben we de meeste koeien moeten verkopen. Het kostte meer geld dan het opleverde. Die dieren eten zoveel. Veevoer is door de stijgende graanprijzen nauwelijks te krijgen en onbetaalbaar. Door de droogte groeit er geen natuurlijk voedsel meer. Niemand die in deze situatie nog koeien wil, dus we kunnen er bijna niets voor vragen. Een deel van de opbrengst hebben we gebruikt om voor mijn zoon een smokkelbootreis naar Italië te betalen. Hier is geen toekomst meer.’

Natuurbescherming in Palestina – een ontmoeting met Mazin Qumsiyeh

Professor Mazin Qumsiyeh is een Palestijnse wetenschapper en auteur. Hij is de oprichter en directeur van het Palestine Museum of Natural History en het Palestine Institute for Biodiversity and Sustainability aan de Universiteit van Bethlehem, waar hij lesgeeft. Hij is ook een gepassioneerde pleitbezorger voor rechtvaardigheid en gelijkheid voor het Palestijnse volk.

Het Green MENA Network nodigde hem onlangs uit om te spreken over de bescherming van de natuur in Palestina. Tijdens een online evenement gaf hij zijn publiek drie voorbeelden van de impact van kolonisatie op het Palestijnse milieu.

Vernietiging van inheemse bomen

De vernietiging van 530 Palestijnse dorpen in 1948 was in de eerste plaats bedoeld om de lokale bevolking te verwijderen, maar leidde ook tot het ontwortelen van omliggende bomen, waaronder eiken en johannesbroodbomen, en inheemse bomen zoals olijven, vijgen en amandelen. De verwijdering van miljoenen bomen veranderde het landschap aanzienlijk. Door deze inheemse bomen – die goed waren aangepast aan het klimaat – te vervangen door pijnbomen, transformeerde Israël het land in een woestijn. De pijnbomen, die gedijen in natte Europese klimaten, verwoestten de lokale Palestijnse biodiversiteit. Bovendien zijn ze zeer vatbaar voor branden in een droog klimaat. En: ze dragen geen vrucht.

Omleiding van wateren

Een ander voorbeeld is de omleiding, westwaarts, van water uit het stroomgebied van de Jordaan, inclusief het meer van Tiberias. Voorheen stroomde de rivier met 1.350 miljoen kubieke meter per jaar, maar nu is dat teruggebracht tot slechts 20 miljoen kubieke meter per jaar. Wat overblijft is in feite een ondiepe stroom waar je overheen kunt springen. Dit heeft een verwoestende impact op het milieu van het stroomgebied van de Jordaan gehad en heeft ook bijgedragen aan het krimpen van de Dode Zee.

Drooglegging van moerassen

Een derde voorbeeld is de drooglegging van het Hula-drasland in het noorden, in de jaren ’50. Dit gebied was cruciaal voor trekvogels. Palestina fungeert als een landbrug tussen Afrika en Eurazië, met jaarlijks meer dan 500 miljoen vogels die er doorheen trekken. De drooglegging van deze draslanden leidde tot de verdrijving van lokale dorpelingen en het uitsterven van 219 diersoorten. Hoewel de officiële verklaring was dat de moerassen een broedplaats voor muggen waren, betoogt Qumsiyeh dat de echte reden was om de lokale bevolking water te onthouden. Deze redenering geldt ook voor de bovengenoemde omleiding van water.

De voorbeelden spreken duidelijk het Israëlische verhaal tegen dat stelt ‘Wij hebben de woestijn laten bloeien.’ In werkelijkheid heeft Palestina altijd deel uitgemaakt van wat ooit de Vruchtbare Halve Maan was en is het nooit een woestijn geweest. “Ramallah heeft meer regenval dan Londen. De oorspronkelijke bewoners van het land hebben echter geen toegang tot water uit lokale aquifers, watervoerende lagen. Deze tactiek, die typerend is voor koloniale machten, is ook gebruikt in landen als Noord-Amerika om de Inheemse bevolking te dwingen te vertrekken.”

Hula Wetlands tussen 1948 en 1951, @Wiki Commons

Versnelling

De hierboven genoemde voorbeelden illustreren de geleidelijke ecologische gevolgen van kolonisatie. Sinds het meest recente conflict in Gaza op 7 oktober 2023 begon, is het tempo van ecocide maar versneld. We zijn getuige van de snelle aantasting van het milieu door oorlog en wapens.

“Israël gebruikte verarmd uranium en witte fosfor bij de bombardementen op Zuid-Libanon en Gaza. We hebben studies gedaan naar de impact op het milieu. We hebben nu geen exacte cijfers over Gaza, maar het grootste deel van de groene dekking is zeker vernietigd, inclusief landbouwvelden en natuurgebieden zoals Wadi Ghaza met bomen en planten. Die zijn allemaal gebombardeerd of met bulldozers vernietigd.”

Vóór 7 oktober 2023 hadden wateromleidingen de aquifer onder Gaza al uitgeput. De Gazastrook, dichtbevolkt met 2,3 miljoen mensen, waarvan 70% vluchtelingen, had bovendien te maken met overmatig gebruik van haar natuurlijke hulpbronnen. Eerdere bombardementen en de opgelegde blokkade zorgden voor storingen in de elektriciteitscentrales van Gaza en een gebrek aan goede rioleringsvoorzieningen. Als gevolg hiervan is rioolwater in zee gedumpt, wat een negatief effect heeft op het zeeleven in de Middellandse Zee.

Natuurbescherming als excuus

Terugkomend op het onderwerp van natuurbescherming in het gebied dat historisch Palestina was: “Ons onderzoek, dat werd uitgevoerd samen met de internationale organisatie IUCN, toonde aan dat Israël ‘groene gebieden’ niet aanwees om de natuur te beschermen, maar om de Palestijnen buiten te sluiten. Nogmaals, dit is niet de eerste keer in de menselijke geschiedenis dat kolonisten de bescherming van het milieu gebruiken als een truc om de Inheemse bevolking uit te sluiten. In de Verenigde Staten was bijvoorbeeld de belangrijkste reden om een ​​resolutie aan te nemen over de oprichting van Yellowstone Park, om indianen uit het gebied te weren”. “‘Natuurbescherming’ zelf is een narratief dat wordt gebruikt om landroof te verdoezelen, of om de lokale Palestijnse bevolking de toegang tot bepaalde gebieden te ontzeggen”.

Qumsiyeh trekt deze conclusie over Israël uit verschillende sporen van bewijs: “Ten eerste, wie wijst die gebieden in die staat Israël aan die groen moeten zijn? Zijn het biologen of milieuactivisten die kennis hebben over de natuur? Nee, het is niet eens een nationale instelling, het is een supranationale instelling genaamd het Joodse Nationale Fonds, dat als doel heeft om het land te transformeren in een Joods land. Er zijn geen milieuactivisten bij het proces betrokken.

Een andere bewijslijn is om te kijken waar de gebieden werden aangewezen, zoals in Galilea en de Negev, waar Palestijnen nog steeds verblijven en moeten worden uitgesloten. Gebieden werden ook aangewezen in de Jordaanvallei, om een ​​oostelijke flank van het zionistische project te vormen. De derde spoor van bewijs is wat er met deze gebieden gebeurt nadat Palestijnen ervan zijn buitengesloten. Meer dan de helft van de ‘groene gebieden’ werd gebruikt voor industriële of residentiële nederzettingen, of ze werden militaire zones.”

Sociaal-economische, politieke en ecologische kwesties in Palestina zijn met elkaar verbonden. Qumsiyeh illustreert dit aan de hand van Bethlehem, de geboorteplaats van Jezus en Qumsiyeh’s thuis. De regio Bethlehem is de thuisbasis van 260.000 Palestijnen, waaronder 70.000 vluchtelingen uit 1948 die in en rond drie vluchtelingenkampen wonen. Deze 260.000 mensen hebben toegang tot slechts 15% van het land van Bethlehem. De resterende 85% wordt bewoond door ongeveer 250.000 Joodse kolonisten, bijna gelijk aan het aantal Palestijnen, inclusief vluchtelingen.

“In ons district zijn er 30 tot 40 Joodse nederzettingen, die een kwart miljoen kolonisten huisvesten en hun eigen infrastructuur hebben. Dit houdt in dat er gescheiden wegen, muren en controleposten zijn, die zijn neergezet om de kolonisten te beschermen en Palestijnen van hun land te scheiden. De muur alleen al vernietigde ongeveer twee miljoen fruitbomen op de Westelijke Jordaanoever. Al deze kolonisteninfrastructuur is schadelijk voor de natuur en biodiversiteit in Palestina.”

Gilo nederzetting, regio Bethlehem 2018, @Wiki Commons

Lokaal verzet en internationale steun

Op de vraag wat er gedaan kan worden om dit proces tegen te gaan, noemt Qumsiyeh Zuid-Afrika als voorbeeld van recente dekolonisatie. Hij vergelijkt lokaal verzet met het immuunsysteem van een volk. Sinds de eerste opstand in 1881 verzetten Palestijnen zich tegen het zionistische project. “Als er geen verzet was, zou ik nu niet met jullie praten. Het zou zijn als Australië, met nog maar heel weinig oorspronkelijke bewoners. Dankzij 140 jaar verzet telt de Palestijnse bevolking nu 7,2 miljoen mensen in het historische land van Palestina, een bewijs van succes.”

Naast lokaal verzet is internationale steun cruciaal, zoals het dat ook was voor beëindiging van de apartheid in Zuid-Afrika. De machtsbalans kan verschuiven. “Ik houd van het verhaal over de vogel die sneeuwvlokken telt op een boomtak. Tot zijn verrassing zorgt de 200.000.442ste sneeuwvlok ervoor dat de tak breekt. Dit is wat er zal gebeuren met wereldwijde druk: we zullen een omslagpunt bereiken. Individuele sneeuwvlokken hebben effect. Ieder van ons kan een rol spelen; lesgeven, schrijven en demonstreren kunnen allemaal vormen van verzet zijn. Uiteindelijk zal de tak breken.”

“Het is een gezamenlijke strijd om te overleven”

 

Er zijn soms Israëlische Joden die zich verzetten tegen de bezetting en die opkomen voor de rechten van de Palestijnen. “Maar we hebben gemerkt dat Israëlische milieuorganisaties vaak prioriteit geven aan zionistische doelstellingen boven milieubescherming. Ze vinden het koloniale systeem en een ring van nederzettingen rond Jeruzalem belangrijker dan het beschermen van de natuur.”

“Onze bondgenoten zijn degenen die consequent de internationale mensenrechten en het internationale milieurecht hoog houden. Ik kan niet samenwerken met mensen die deze waarden niet hoog houden.” Organisaties in Israël die wel vanuit deze waarden werken, zijn Zochrot, Btselem en Rabbis for human rights. Internationaal zijn er nog veel meer organisaties om mee samen te werken.”

Er zijn veel dingen die je kunt doen, Qumsiyeh deelde een lijst met 75 manieren om te handelen voor vrede met rechtvaardigheid, die een breed scala aan acties omvat, van vredeseducatie tot burgerlijke ongehoorzaamheid, van het proeven van lokaal en Palestijns geteeld voedsel tot het samenwerken met progressieve politieke partijen.

Qumsiyeh eindigt zijn toespraak op een bemoedigende toon: “Volg je passie voor activisme en blijf menselijk. Omarm de vreugdevolle deelname aan de zorgen van de wereld, want activisme is een route naar geluk in het leven. Misschien ben jij wel de sneeuwvlok die de tak breekt.”

Je kunt het hele gesprek met Qumsiyeh beluisteren op ons Youtube kanaal.

Wil je meer lezen over dit onderwerp? Hier zijn enkele aanbevelingen:

Ripple Effects: Exploring the environmental impact of Israeli settlements’ wastewater discharge – Norwegian Refugee Council, March 2024

Waste Siege, The Life of Infrastructure in Palestine – Sophia Stamatopoulou-Robbins, Stanford University Press, 2019

Settling Nature, The Conservation Regime in Palestine-Israel – Iris Braverman, University of Minnesota Press, 2023

Greenwashing in Palestine/Israel: Settler colonialism and environmental injustice in the age of climate catastrophe – Sage Journals, May 2022

Impact of the Israeli military activities on the environment – Mazin Qumsiyeh, International Journal of Environmental Studies, March 2024

Environmental Impact of the Conflict in Gaza: Preliminary Assessment of Environmental Impacts – UN Environment Programme, June 2024

Protecting Nature in Palestine – a meeting with Mazin Qumsiyeh

Professor Mazin Qumsiyeh is a Palestinian scientist and author. He is the founder and director of the Palestine Museum of Natural History and the Palestine Institute for Biodiversity and Sustainability at Bethlehem University where he teaches. He is also a passionate advocate for justice and equality for the Palestinian people.

The Green MENA Network invited him recently to speak about the protection of nature in Palestine. During an online event he gave his audience three examples of the impact of colonization on the Palestinian environment.

Destruction of indigenous trees

The destruction of 530 Palestinian villages in 1948 primarily aimed to remove the local population, but it  also led to the uprooting of surrounding trees, including oaks and carobs, as well as domestic trees like olives, figs, and almonds. The eradication of millions of trees altered the landscape significantly. By replacing these indigenous trees – which were well adapted to the climate – with pine trees, Israel transformed the land into a desert. Pine trees, which thrive in wet European climates, devastated the local Palestinian biodiversity. Moreover, they are highly susceptible to fires in a dry climate. And: they do not bear fruit.

Diversion of waters

Another example is the diversion, westwards, of water from the Jordan River basin, including Lake Tiberias. Previously, the river flowed at 1,350 million cubic meters per year, but now it has been reduced to just 20 million cubic meters per year. What remains is essentially a shallow stream that one can jump across. This has had a devastating environmental impact on the Jordan River basin and has also contributed to the shrinking of the Dead Sea.

Draining of wetlands

A third example is the draining of the Hula wetlands in the north during the 1950s. These were a crucial habitat for migrating birds. Palestine serves as a land bridge between Africa and Eurasia, with over 500 million birds migrating through it annually. The draining of these wetlands led to the displacement of local villagers and the extinction of 219 animal species. While the official explanation was that the wetlands were a breeding ground for mosquitoes, Qumsiyeh argues that the real reason was to deny water to the local population. This reasoning also applies to the diversion of waters.

These examples clearly contradict the Israeli narrative that claims ‘We made the desert bloom.’ In reality, Palestine has always been part of what was once the Fertile Crescent and has never been a desert. “Ramallah receives more rainfall than London. However, the indigenous population is denied access to water from local aquifers. This tactic, typical of colonial powers, has also been used in places like North America to force indigenous people to leave.”

Hula Wetlands between 1948 and 1951, @Wiki Commons

Acceleration

The examples mentioned above illustrate the gradual ecological impacts of settler colonialism. Since the most recent conflict in Gaza began on October 7, 2023, the rate of ecocide has only accelerated. We are witnessing the rapid environmental degradation caused by war and weaponry.

“Israel used depleted uranium and white phosphor in its bombing of South Lebanon and Gaza. We did studies on the environmental impact. We don’t have exact numbers on Gaza now, but certainly the majority of the green covers was destroyed, including agricultural fields and natural areas such as Wadi Ghaza with trees and plants. All of those were bombed or bulldozed into non-existence.”

Prior to October 7, 2023, water diversions had already depleted the Gaza aquifer. The Gaza Strip, densely populated with 2.3 million people, 70% of whom are refugees, faced overuse of its natural resources. Previous bombing campaigns and the imposed blockade caused malfunctions in Gaza’s power plants and a lack of proper sewage facilities. As a result, sewage has been dumped into the sea, adversely affecting marine wildlife in the Mediterranean Sea.

Nature protection as an excuse

Going back to the topic of protection of nature in the area that was historic Palestine: “Our studies, which were conducted together with the international organization IUCN, demonstrated that Israel did not designate ‘Green Areas’ to protect nature, but to exclude the Palestinians. Again, this is not the first time in human history that colonizers use the protection of the environment as a trick to exclude indigenous people. In the United States, for example, the main reason to adopt a resolution on the establishment of Yellowstone Park, was to exclude Indians from the area”. ‘Nature protection’ itself is a narrative used to cover up for land grabbing, or for prohibiting local Palestinian population from access to certain areas”.

Qumsiyeh draws this conclusion about Israel from several lines of evidence: “First, who designates those areas in that state of Israel that are to be green? Is it biologists or environmentalists who possess knowledge about nature? No, it is not even a national entity, it is a supra national entity called the Jewish National Fund, which has as its objective to transform the land into a Jewish country. No environmentalists are involved in the process.

Another line of evidence is to look where the areas were designated, like the Galilea and the Negev, where Palestinians still remained and needed to be excluded. Areas were also designated in the Jordan Valley, so as to form an Eastern flank of the Zionist project. The third line of evidence is what happens to these areas after Palestinians are excluded from them. More than half of the ‘green areas’ became used for industrial or residential settlements, or they became military zones.”

Socio-economic, political, and ecological issues in Palestine are interconnected. Qumsiyeh illustrates this by discussing Bethlehem, the birthplace of Jesus and Qumsiyeh’s home. The Bethlehem area is home to 260,000 Palestinians, including 70,000 refugees from 1948 living in and around three refugee camps. These 260,000 people have access to only 15% of Bethlehem’s land. The remaining 85% is occupied by approximately 250,000 Jewish settlers, roughly equal to the number of Palestinians, including refugees.

“In our district, 30 to 40 Jewish settlements exist, housing a quarter of a million settlers who have their own infrastructure. This includes segregated roads, walls, and checkpoints designed to protect the settlers and separate Palestinians from their land. The wall alone destroyed around two million fruiting trees in the Westbank. All this settler infrastructure negatively impacts wildlife and biodiversity in Palestine.”

Gilo settlement, Bethlehem region 2018, @Wiki Commons

Local resistance and international support

When asked what can be done to counter this process, Qumsiyeh refers to South Africa as an example of recent decolonization. He likens local resistance to the immune system of a people. From the first uprising in 1881, Palestinians have resisted the Zionist project. “If it weren’t for resistance, I wouldn’t be speaking to you now. It would be like Australia, with very few indigenous people remaining. Thanks to 140 years of resistance, the Palestinian population now numbers 7.2 million in the historic space of Palestine, proving its success.”

In addition to local resistance, international support is crucial, as it was in ending apartheid in South Africa. The balance of power can shift. “I like the story of a bird counting snowflakes on a tree branch. To its surprise, the 200,000,442nd snowflake causes the branch to break. This is what will happen with global pressure: we will reach a tipping point. Individual snowflakes have an effect. Each of us has a role to play; teaching, writing, and demonstrating can all be forms of resistance. Eventually, the branch will break.”

“It is a joint existential struggle”

 

In the resistance against occupation, some Israeli Jews also stand up for Palestinian rights. “But we learned that Israeli environmental protection organizations often prioritize Zionist objectives over environmental protection. They consider the colonial system and a ring of settlements around Jerusalem more important than safeguarding the environment.”

“Our allies are those who consistently uphold international human rights and international environmental law. I cannot work with people that do not uphold these values.” Organisations in Israel that do work from these values are Zochrot, Btselem and Rabbis for human rights. Internationally, there are many more organisations to work with.”

There are many things you can do, Qumsiyeh shared a list of 75 ways to act for peace with justice, that includes a wide range of actions from peace education to civil disobedience, from tasting locally and Palestinian grown food to working with progressive political parties.

Qumsiyeh ends his talk on an uplifting note: “Follow your passion for activism and stay human. Embrace the joyful participation in the sorrows of the world because activism is a route to happiness in life. You might just be the snowflake that breaks the branch.”

You can watch the recording of our session with Qumsiyeh on Youtube.

For further reading on the topic, here are some recommendations:

Ripple Effects: Exploring the environmental impact of Israeli settlements’ wastewater discharge – Norwegian Refugee Council, March 2024

Waste Siege, The Life of Infrastructure in Palestine – Sophia Stamatopoulou-Robbins, Stanford University Press, 2019

Settling Nature, The Conservation Regime in Palestine-Israel – Iris Braverman, University of Minnesota Press, 2023

Greenwashing in Palestine/Israel: Settler colonialism and environmental injustice in the age of climate catastrophe – Sage Journals, May 2022

Impact of the Israeli military activities on the environment – Mazin Qumsiyeh, International Journal of Environmental Studies, March 2024

Environmental Impact of the Conflict in Gaza: Preliminary Assessment of Environmental Impacts – UN Environment Programme, June 2024

Islamic environmental movement: a solution?

Change is desperately needed. Large parts of the Middle East are expected to become unliveable in the coming decades due to extreme heat or flooding. In Iraq, sixty percent of farmers are struggling with water shortages and reduced harvests due to drought. Afghanistan at the same time is facing floods. The country lost 130 people this year to unusual amounts of rain. Many countries in the region are grappling with shortages of clean drinking water and food.

The region suffers from the consequences of climate change, but many people see no connection between their own actions and climate change, according to anthropologist Hanane Benaddi, who researches the role of religion in tackling climate change. According to her, many Islamic countries are reluctant to impose Western concepts of environmental conservation on themselves, and have difficulty giving in to pressure from countries that are already industrialized. It is the historically accumulated emissions of that industrialization that other countries suffer from.

Green Islam

Using Islamic principles to start a dialogue among Muslims can provide a solution. Nouhad Awwad is a campaigner at Ummah for Earth, a partnership aimed at combating climate change with an approach based on the Islamic faith. She emphasizes that consciously dealing with your environment fits well with Islamic values. As an example, Nouhad quotes the prophet Mohammed: “Do not waste water even if you live next to a river.” The Quran contains about 200 verses about the environment, for example “the creation of the heavens and the earth is greater than the creation of man”.

“Do not waste water even if you live next to a river.”

Ummah for Earth is a fast-growing alliance with 27 partner organizations that actively call on Islamic leaders to take climate action. For example, they developed a manual for a ‘green Hajj’, a sustainable version of the pilgrimage to Mecca, but they also encourage the use of fatwas. A fatwa is an opinion issued by a competent religious authority. This authority may be an Islamic scholar, such as a mufti, an imam, or an Islamic judge. These opinions are not binding, but have considerable moral weight among the Muslim population.

Nouhad Awwad, Ummah for Earth.

Nouhad was involved in the preparing of a special fatwa in Indonesia in 2023, by the highest authority in the field of Islamic law in the country. “It is a long process, during which you have to convince the religious leaders and other involved organizations, as well as arrange financing.” It is the first fatwa specifically on climate change. The advice has two main points: all actions that can harm nature and worsen the impact of the climate crisis are ‘haram‘, prohibited. The same goes for large-scale deforestation and causing forest fires and excess emissions. Nouhad says about the effect of the fatwa: “We are now measuring that. Only in a few years will we really be able to say anything about it.”

Climate summit

Egypt’s Dar al-Ifta, the organization that issues fatwas in Egypt, also issued a ‘climate fatwa’ in the run-up to the 27th climate summit in Egypt in 2022. At the same time, the prestigious Al-Azhar University in Egypt published a Twitter and Facebook message. The Grand Imam Sheikh Ahmed el-Tayeb called for serious action against climate change.

These messages have a wide reach, Hanane Benaddi explains. If the Grand Imam of Al-Azhar says something, it is addressed to all Sunni Muslims. But this particular post received a lot of criticism. It is not the greenhouse effect, but the greed of people that leads to natural disasters. God punishes immediately. Twitter (X) is full of messages along these lines.

Other concerns

Hanane is less hopeful about the use of fatwas. “The regular imams of mosques issue a fatwa in response to a question from an ‘ordinary’ Muslim.” This is different from a Grand Imam who responds to broad developments in society. The regular imams she spoke with say they are not asked any questions about climate change. It doesn’t seem to be an issue. Many people have other concerns, for example how to put food on the table, or at most the moral question: “Have I been bad and does that cause droughts or floods?”

“They are not guilty of that carbon footprint”

Many people see no connection between their own behavior and the consequences for the climate. “It has to do with language, the idea that the consequences of climate change could mean the end for humanity is difficult for Muslims to accept. After all, that is in the hands of God.” Terms such as carbon footprint (carbon footprint) also do not appeal to the average Egyptian, who has never flown and does not own a car. The effect of such language is counterproductive. They are not to blame for that footprint, so shouldn’t the West take responsibility for the damage?”

 Better connection

Nouhad is more positive about the developments. “In a short period we see more fatwas being produced. Just a month ago, on May 18, a fatwa was issued in the Lebanese city of Tripoli. This imam can place climate change in relation to God and how important it is to guard the earth against damage. Religious leaders have the language that relates better to ordinary people.”

“Religion can play an important role in tackling climate change, but time is needed to ensure it is properly aligned with Islamic values,” says Hanane. “People do not deny climate change, but they do not feel morally responsible. With a good narrative, this moral religious view can change.”

Nienke Edelenbosch works as a freelance journalist and content creator in the Middle East. She is based in Beirut

Islamitische milieubeweging: een uitkomst?

Verandering is broodnodig. De verwachting is dat grote delen van het Midden-Oosten de komende decennia onleefbaar worden door extreme hitte of door overstromingen. In Irak worstelt zestig procent van de boeren met watertekorten en verminderde oogsten door droogte. Afghanistan heeft juist te maken met overstromingen. Het land verloor dit jaar 130 mensen aan ongebruikelijke hoeveelheden regen.  Veel landen in de regio krijgen te maken met tekorten aan schoon drinkwater en voedsel.

De regio zucht onder de gevolgen van klimaatverandering, maar veel mensen zien geen verband tussen eigen acties en klimaatverandering, aldus antropologe Hanane Benaddi, onderzoekster naar de rol van religie bij de aanpak van klimaatverandering. Volgens haar leggen veel islamitische landen zichzelf niet graag westerse concepten van milieubehoud op, en hebben moeite toe te geven aan de druk van landen die al geïndustrialiseerd zijn. Het zijn de historisch opgebouwde emissies van die industrialisatie waar andere landen last van hebben.

Groene Islam
Het gebruik van islamitische principes om een dialoog te beginnen onder moslims kan uitkomst bieden. Nouhad Awwad is campaigner bij Ummah for Earth, een samenwerkingsverband met als doel klimaatverandering tegen te gaan met een aanpak gebaseerd op het Islamitische geloof. Zij benadrukt dat bewust omgaan met je omgeving goed past bij Islamitische waarden. Als voorbeeld citeert Nouhad de profeet Mohammed: “Verspil geen water ook al woon je naast een rivier”. In de koran staan ongeveer 200 verzen over het milieu, bijvoorbeeld “de schepping van de hemel en de aarde groter is dan de schepping van de mens”.

“Verspil geen water ook al woon je naast een rivier”

Ummah for Earth is een snelgroeiende alliantie met inmiddels 27 organisaties die islamitische leiders actief oproepen tot klimaatactie. Zo ontwikkelden ze een handboek voor een ‘groene Hajj’, een duurzame versie van de pelgrimstocht naar Mekka, maar stimuleren ze ook het gebruik van fatwa’s. Een fatwa is een advies, uitgegeven door een bevoegde religieuze autoriteit. Deze autoriteit kan een islamitische geleerde zijn, zoals een mufti, een imam, of een islamitische rechter. Deze adviezen zijn niet verplicht, maar hebben aanzienlijk moreel gewicht onder de moslimbevolking.

Nouhad Awwad van Ummah for Earth.

Nouhad was in 2023 betrokken bij de totstandkoming van een bijzonder fatwa in Indonesië, door  de hoogste autoriteit op het gebied van Islamitische wetgeving in het land. “Het is een lang proces, waarbij je de religieuze leiders moet overtuigen, en andere betrokken organisaties en financiering moet regelen”. Het is de eerste fatwa die specifiek over klimaatverandering. Het advies kent twee hoofdpunten: alle handelingen die de natuur kunnen schaden en de impact van de klimaatcrisis kunnen verergeren zijn ‘haram’, verboden. Hetzelfde geldt voor grootschalige ontbossing en het veroorzaken van bosbranden en overtollige emissies. Over het effect van de fatwa zegt Nouhad: “Dat zijn we nu aan het meten. Pas over een paar jaar kunnen we daar echt iets over vertellen”.

Klimaattop
Het Egyptische Dar al-Ifta, de organisatie die fatwa’s in Egypte uitspreekt, kwam ook met een ‘klimaatfatwa’, in de aanloop naar de 27e klimaattop in Egypte in 2022. Tegelijkertijd bracht de prestigieuze Al-Azhar Universiteit in Egypte een twitter- en facebookbericht uit. De Groot-Imam Sheikh Ahmed el-Tayeb pleitte ervoor om serieuze actie te ondernemen tegen klimaatverandering.

Deze berichten hebben veel bereik licht Hanane Benaddi toe. Als de Groot-Imam van Al-Azhar iets zegt, dan is dat dat tegen alle soennitische moslims gericht. Maar dit specifieke bericht kreeg veel kritiek. Niet het broeikaseffect, maar de hebzucht van mensen zou leiden tot natuurrampen. God straft meteen. Twitter (X) staat vol met berichten van deze strekking.

Andere zorgen
Hanane is minder hoopvol over het gebruik van fatwa’s. “De reguliere imams van moskeeën spreken een fatwa uit naar aanleiding van een vraag van een ‘gewone’ moslim”. Dit is anders dan een Groot-Imam die reageert op brede ontwikkelingen in de maatschappij. De reguliere imams die zij heeft gesproken zeggen geen vragen te krijgen over klimaatverandering. Het speelt dus eigenlijk niet. Veel mensen hebben andere zorgen, bijvoorbeeld hoe ze eten op tafel kunnen krijgen, of hooguit de morele vraag: “Ben ik slecht geweest en zijn er daardoor droogtes of overstromingen?”.

“Zij zijn niet schuldig aan die carbon footprint”

Veel mensen zien geen verband tussen hun eigen gedrag en het gevolg voor het klimaat. “Het heeft veel met taal te maken, het idee dat de gevolgen van klimaatverandering het einde kan betekenen voor de mensheid, gaat er bij moslims moeilijk in. Dat is immers in de handen van god”. Ook termen als carbon footprint (koolstof-voetafdruk) sluiten niet aan bij de gemiddelde Egyptenaar, die nog nooit gevlogen heeft en geen auto bezit. Het effect van dat taalgebruik is eerder averechts. Zij zijn niet schuldig aan die voetafdruk, dus waarom zou het Westen niet hun verantwoordelijkheid nemen voor de schade?”.

Betere aansluiting
Nouhad is positiever over de ontwikkelingen. “In korte tijd zie je meer fatwa’s ontstaan. Een maand geleden nog, op 18 mei, werd er een fatwa uitgesproken in de Libanese stad Tripoli. Deze imam kan klimaatverandering plaatsen in relatie tot God en hoe belangrijk het is om de aarde te bewaken tegen beschadiging. Religieuze leiders hebben de taal in handen die beter aansluit bij de gewone mens”.

“Religie kan een belangrijke rol spelen bij de aanpak van klimaatverandering, maar er is veel tijd nodig om deze goed aan te laten sluiten bij islamitische waarden” zegt Hanane. “Mensen ontkennen klimaatverandering niet,  maar voelen zich niet moreel verantwoordelijk. Bij een goed narratief kan deze morele religieuze kijk veranderen.”

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.