De Eerste Wereldoorlog die na 1918 doorging, en wel in het Midden-Oosten
Een groep rebellen, die via Irak Syrië is binnengekomen, rijdt met grote vaart in konvooi vanuit de stad Deir Ez-Zor door de woestijn in de richting van de beroemde archeologische stad Palmyra ten noordoosten van Damascus. Doel is om de daar gestationeerde troepen aan te vallen, die de pompinstallatie T3 van de Haditha-Tripoli oliepijplijn bewaken. Na een paar uur rijden in het donker, wordt het konvooi door gevechtsvliegtuigen beschoten.
Een getuige beschrijft dit als volgt: “Het was duidelijk waar het vuur vandaan kwam. Ik keek uit het raam van de auto en ik zag een recht spoor van explosies en opstuivend stof op onze auto afkomen. Ik keek naar de hemel en zag twee vliegtuigen. “Naar links, naar links“, schreeuwde ik, en de chauffeur gooide het stuur om zodat we tien meter naast de weg tot stilstand kwamen. We sprongen zo snel we konden uit de wagen en probeerden dekking te zoeken. Ik keek naar het andere voertuig dat voor ons reed en rende ernaartoe. De wagen was geraakt. Ik zag dat een deur openging en onze commandant kroop kreunend en geholpen door een paar anderen uit de auto. Hij was gewond door het mitrailleurvuur. Ik liep naar hem toe terwijl hij naast de auto op de grond werd gelegd. Bloed gutste uit zijn hoofd over zijn gezicht en zijn kleding”. De overlevenden van deze luchtaanval trekken zich terug. De commandant van de groep ondergaat in Deir Ez-Zor een noodoperatie. De verwondingen aan zijn hoofd en rug zijn echter zo ernstig dat hij naar het beter uitgeruste ziekenhuis in Aleppo wordt gebracht.
Deze scène speelde zich niet af in 2015 of 2016. En het gaat ook niet om een Syrische rebellengroep in de oorlog die nog steeds aan de gang is. Dit is een gebeurtenis uit 1941. De gewonde commandant is Fawzi Al-Qawuqji, een oude rot in het verzet tegen de koloniale legers in het Midden-Oosten. Een strijd die voor de in 1941 zwaargewonde Al-Qawuqji nog niet voorbij zou zijn. De Fransen hadden hem al 1927 bij verstek ter dood veroordeeld, voor de Engelsen was hij een “sluwe opstandelingenleider”, die diende geliquideerd te worden. Om Al-Qawuqji niet in de handen van de Fransen of Engelsen te laten vallen, lieten zijn Duitse contacten hem op 3 juli 1941 vanuit Aleppo via Athene naar Berlijn vliegen. In Berlijn werd hij nogmaals geopereerd. De chirurgen haalden 19 kogels en een aantal stukken autometaal uit zijn lichaam. Een kogel in zijn hoofd moesten de artsen laten zitten om zijn hersenen niet te beschadigen, waardoor hij gedurende de rest van zijn leven meestal hoofdpijn had.
“Lawrence van Arabië”: een randfiguur
Afgelopen november werd in Europa de wapenstilstand van 1918 en daarmee het einde van de Eerste Wereldoorlog precies honderd jaar geleden herdacht. Veelal vergeten is dat deze oorlog in het Midden-Oosten gewoon doorging en pas een aantal jaar na de Tweede Wereldoorlog eindigde. En ook dat klopt niet helemaal. De overstap van steenkool op olie in de West-Europese industrieën en de daardoor tijdens de Eerste Wereldoorlog in gang gezette run op de olievelden van het Midden-Oosten heeft zijn uitwerkingen op alle conflicten van vandaag de dag. Als oorlogsbuit van de Fransen en Engelsen werd met de koloniale opdeling van het Osmaanse Rijk in het Verdrag van Versailles van 1919 een tijdperk ingeluid dat naadloos aanknoopte bij de veroveringen van de tijd daarvoor. De beslissingen over de toekomst van het Midden-Oosten werden genomen door mensen als Mark Sykes, Georges Picot, Lord Balfour, Henri Gouraud, John Bagot Glubb, Alec Kirkbride en Percy Cox. Deze namen zijn in Europa hooguit bij geïnteresseerden in de geschiedenis van het Midden-Oosten een begrip. In steden als Beiroet, Damascus, Bagdad, Ramallah en Amman weerklinken deze namen nog iedere dag, net als de namen van de Arabische strijders die zich verzetten tegen de bezettende koloniale machten: Yusuf Al-Amza, Sa‘id Al-As, Sultan Al-Atrash, Abd Al-Qadir Al-Hussaini, Izz Al-Din Al-Qassam, Adib Shishkali, Ramadan Shallash, Ibrahim Hananu en Fawzi Al-Qawuqji. De in het Westen legendarische “Lawrence van Arabië” – bij een breder publiek hoofdzakelijk bekend door de gelijknamige en met zeven Oscars bekroonde film uit 1962 – is in deze geopolitieke context alleen een randfiguur. Alleen door Europees exotisme en de romantisering van de westerse held in het barbaarse wilde oosten kreeg hij bekendheid, feitelijk was hij geen besluitvormer.
Individuele lotgevallen in het politieke verhaal over de strijd tegen het kolonialisme
Het verhaal van Fawzi Al-Qawuqji is dat van een individu en behoort niet tot de geschiedenis van een specifiek land. De biografie van Al-Qawuqji wordt door de mensen in het Midden-Oosten vooral gezien in samenhang met het grotere politieke verhaal van de strijd van de Arabieren tegen de Britse en Franse heerschappij. Tegelijkertijd is het niet alleen een verhaal van heroïsch verzet tegen kolonialistische legers, maar ook dat van groot verlies en zware nederlagen. Verhalen zoals die van Yusuf Al-Amza of Fawzi Al-Qawuqji worden in het Midden-Oosten nog dagelijks gebruikt in talkshows, opiniestukken, populaire boeken, soapseries of toneelstukken om de koloniale tijd te verwerken. Veel mensen hebben grootvaders of overgrootvaders die in strijd tegen de koloniale machten om het leven kwamen op plaatsen die ook vandaag de dag in een compleet nieuwe context uit de nieuwsberichten bekend zijn, zoals Abu Ghraib, Fallujah, Bagdad, Mosul en Kirkuk in Irak, Homs, Hama, Aleppo, Damascus, in Syrië of Ramallah, Jeruzalem en Gaza in Palestina. De rebellen van toen streden voor Arabische onafhankelijkheid. Een zelfbeschikkingsrecht dat ook vandaag de dag niet gegarandeerd is door de continue inmenging van het Westen. In 2018 waren er genoeg berichten over de bombardementen van het Syrische regime op de rebellenenclave Ghouta bij Damascus en over de strategie van uithongering van de burgerbevolking daar; dezelfde tactieken werden in hetzelfde Ghouta al in 1926 door het Franse leger toegepast.
Waarom koloniale archieven gebruiken om kolonialisme te bekritiseren?
Het leven van Fawzi Al-Qawuqji is als meeslepende en onconventionele biografie vorig jaar verschenen, geschreven door Laila Parsons, professor aan het McGill Instituut voor geschiedenis en islamstudies in Quebec, Canada. “The Commander: Fawzi Al-Qawuqji and the fight for Arab Independence 1914-1948” werd in 2017 bekroond met de “Academic Award” van de Palestinian Book Awards. Het dramatische verhaal van Al-Qawuqji is een levensgeschiedenis vol dubbelzinnigheden, tegenstrijdigheden, te grote ambities en verkeerde verwachtingen maar ook verraad en verbroken beloftes – in veel opzichten een leven dat perfect geschikt is om de Arabische situatie in de eerste helft van de twintigste eeuw te illustreren. Laila Parsons maakte voor haar diepgaande onderzoek bijna uitsluitend gebruik van Arabische bronnen en niet van koloniale archieven. De archieven van de Franse en Britse machthebbers gebruikt ze alleen om gebeurtenissen op de tijdlijn te vergelijken en de ware bedoeling van de bezetters bloot te leggen. “Waarom zou ik koloniale archieven gebruiken om kolonialisme en oriëntalisme te bekritiseren en niet die van de onderdrukten zelf?” vraagt ze aan een journalist in een interview met de Middle East Eye aan het begin van dit jaar. Zo leert men over het feit dat Al-Qawuqji, terwijl hij in september 1918 met zijn troepen bivak hield aan de oevers van de Jordaan, hoorde over een groep door het Britse leger omsingelde Osmaanse soldaten. Hoewel hij eigenlijk het bevel had gekregen zich terug te trekken naar Daraa, viel hij snel aan over de rivier om de Osmaanse soldaten uit de Britse belegering te bevrijden. Onder hen was ook de Turkse generaal Mustafa Kemal, die later in de Turkse onafhankelijkheidsoorlog de Engelsen en Fransen verdreef en als president onder de naam Atatürk de grondlegger van de republiek Turkije werd.
Het belangrijkste aan de geschiedenis van de Arabieren tijdens de Eerste Wereldoorlog is niet in een Hollywood blockbuster naverteld: de meeste Arabische soldaten sloten zich niet bij de door Groot-Brittannië georganiseerde “Arabische Opstand” aan, maar bleven trouw aan het Osmaanse leger en vochten hard tegen de Britse en Franse invasie. Een deel van deze groep maakte in 1918 de keuze zich aan te sluiten bij het leger van Mustafa Kemal, dat een vierjarige oorlog voerde tegen de bezetting van Anatolië. Een ander deel maakte de keuze naar voorbeeld van hun Turkse collega’s en te vechten voor Arabische onafhankelijkheid in het gebied van Syrië, Jordanië, Irak, Palestina en Libanon. Zij weigerden de “naoorlogse” nieuwe grenzen van hun eigen land te erkennen en vochten tegen de koloniale bezetters door zich van het ene Arabische gebied naar het andere te verplaatsen alsof die grenzen niet bestonden; in Irak in 1920 en 1941, in Syrië van 1920 tot 1927 in Palestina in 1936 en 1948.Het doel was een onafhankelijke staat in de voormalige Osmaanse Arabische provincies.
Het Duitse IJzeren Kruis voor de verovering van An-Nabi Samu’il
De biografie van Fawzi Al-Qawuqji weerspiegelt het hele verhaal van het Arabische verzet tegen de koloniale bezetting van 1918 tot 1948, omdat hij daar als leider steeds zelf een hoofdrol in speelde. Geboren in 1894 in Tripoli ging hij al als klein jongetje net als alle andere kinderen uit de lagere naar de enige kosteloze school: de militaire academie in Istanbul. Zo vocht hij als jonge officier in de Eerste Wereldoorlog aan de Osmaanse kant. Zijn eerste stationering was in 1912 in Mosul, de plaats die in 1924 na het aftreden van de laatste Osmaanse sultan als kalief door de islamitische geleerde Rashid Ridha[i] werd voorgesteld als hoofdstad van het nieuwe kalifaat. Dezelfde plaats ook die de ISIS-leider Abu Bakr al-Baghdadi gebruikte om in de al-Nuri-moskee de “Islamitische Staat” uit te roepen en zichzelf tot Kalief Ibrahim te benoemen in 2014. Al-Qawuqji was getuige van de Britse inval in Irak in 1914, hij vocht daarop vier jaar lang tegen de Engelse en Australische legers, eerst in Al-Qurna in Zuid-Irak en later in de Negev-woestijn bij Beersheba in Palestina in 1916 waar hij bekend werd door zijn gewaagde guerrillatactieken tegen de oprukkende Britten. Hij veroverde Palestijnse dorpen terug op de Britten – soms maar voor een paar uur, maar hij werd er beroemd mee. Voor het terugveroveren van het strategische plaatsje An-Nabi Samu’il, op de 890 meter hoge bergtop ten noorden van Jeruzalem, kreeg hij van de met de Osmanen verbonden Duitsers in 1917 het IJzeren Kruis uitgereikt.
Londen vierde “het einde van 673 jaar moslimheerschappij in Jeruzalem”
1917 was een catastrofejaar voor de Arabieren, met de Balfour-verklaring en de verovering van Jeruzalem door de Britse generaal Edmund Allenby. In Groot-Brittannië werd dit moment op een grootse manier gevierd. Europa bevond zich op dat moment in de donkerste dagen van haar geschiedenis en het imperiale Groot-Brittannië was op een dieptepunt beland. Van juli tot oktober 1917 sneuvelden er alleen al op de acht kilometer frontlinie bij het Belgische Passendale 270.000 Britse soldaten. De Britse premier David Lloyd George had daarom een goed kerstgeschenk nodig om het Britse volk rustig te houden en de media verkondigden trots de eerste “verovering van Jeruzalem door de christenen sinds de kruistochten en het einde van 673 jaar moslimheerschappij”. Al-Qawuqji’s eenheid moest zich steeds verder terugtrekken, van An-Nabi Samu’il naar Ramallah, naar Baysan in Galilea naar Daraa, Kiswa, Damascus en uiteindelijk naar Homs. Daar werd het Al-Qawuqji in 1918 toegestaan het zich ontbindende Osmaanse leger te verlaten. Maar wat moest iemand die tot dan alleen maar soldaat was geweest doen?
In 1920 sloot Al-Qawuqji zich met tegenzin bij het leger van koning Faisal aan in Syrië. Faisal, die de kant van de Britten had gekozen tegen het Osmaanse Rijk, voelde zich door de westerse mogendheden en de besluiten van Versailles verraden en was dringend op zoek naar goed opgeleide officieren als Al-Qawuqji. De Amerikaanse regering had een commissie in het leven geroepen die de gewenste toekomst van de Arabieren met betrekking tot de besloten verdeling van het Osmaanse Rijk en het mandaatsysteem van de Volkenbond zou onderzoeken. De Britten en de Fransen legden de resultaten van de zogenaamde King-Crane commissie, die de lokale publieke opinie onderzocht in Palestina, Syrië, Libanon en Anatolië echter naast zich neer en Franse troepen gingen in Libanon aan land. Verzet daartegen was zinloos. Om niet als geslagen honden af te druipen en de eer van de Arabieren hoog te houden versperde de Syrische opperbevelhebber Yusuf Al-Amza de Fransen de weg. Zijn kleine Arabische legertje was niet tegen het toen al gemechaniseerde koloniale leger opgewassen en Yusuf Al-Amza en zijn soldaten sneuvelden bij de slag van Maysalun in juli 1920 al na een paar uur. Toen de Franse heerschappij over Syrië een feit was, besloot Al-Qawuqji zich bij het Franse leger aan te sluiten en uiteindelijk als officier in een garnizoen in Hama te dienen. Maar het dienen in het leger van de buitenlandse bezetters van Syrië drukte zwaar op zijn geweten?. In het najaar van 1925, in het midden van de Grote Syrische opstand, muitte Al-Qawuqji tegen zijn Franse bevelhebbers en leidde een opstand tegen de Fransen in Hama. De Syrische Opstand van 1926 mislukte en werd bloedig neergeslagen door de Fransen. Voor de bij verstek ter dood veroordeelde Al-Qawuqji was dit het begin van een leven als rebellenleider.
In deel twee gaat het over de Al-Qawuqji’s grensoverschrijdende verzet tegen het Europees kolonialisme, over de Syrische revolutie van 1925-1927, de opstanden in Palestina in 1936 en in 1941 in Irak. Maar ook over de entree van de Arabische hoofdbedekking keffiyeh als anti-koloniaal symbool en waarom het tekort aan sinaasappels door de Spaanse burgeroorlog in 1936 tot een tijdelijke wapenstilstand in Palestina leidde.
[i] Debating the Caliphate: Islam and Nation in the Work of Rashid Rida and Abul Kalam Azad; John Willis, The International History Review; Vol. 32, No. 4 (December 2010), pp. 711-732
Recente reacties