Jarabalus: over Babylonische Strijdwagens, Lawrence van Arabië en Toyota-pick-ups van ISIS
Een ongeveer 60 kilometer lange smalle weg voert ten zuiden van Oğuzeli, het vliegveld van Gaziantep in Turkije, naar het grensplaatsje Karkamiş aan de Eufraat. Links en rechts van de weg in het vlakke tot licht glooiende landschap staan de pistachebomen die het ‘groene goud’ voortbrengen waar de streek zo bekend om is. Gaziantep gaat door voor ‘hoofdstad van de pistache’. De dauw die ’s morgens vroeg ontstaat door de grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht in het droge steppeachtige gebied aan het koude water van de Eufraat draagt de geur van de pepermuntvelden op de vruchtbare oever van de rivier het land in. Hier, in dit gebied, gaat Anatolië vloeiend over in Mesopotamië in het zuidoosten en Syrië en in het zuidwesten.
In het Osmaanse Rijk waren hier geen staatsgrenzen, maar door het verdrag van Lausanne (1923) kwamen die er wel, en het stationnetje van Karkamiş aan de 100 jaar geleden gebouwde Bagdadspoorweg werd een grensovergang tussen Turkije en Syrië. De spoorlijn markeert die grens. En die werd door honderden Europese en Aziatische jihadisten vanuit Karkamiş officieel overschreden – tot hij na januari 2014 dicht ging – om zich bij de een rebellengroep aan te sluiten. In de “çay bahçesi” bij het station van Karkamiş, een terras onder de tegen de zon beschermende bomen, werd thee geserveerd en hier ontmoetten jihadisten en hun contactpersonen elkaar op weg naar Syrië, terwijl Syrische vluchtelingen zich in omgekeerde richting bij hun al eerder naar Turkije gevluchte familieleden voegden. Al in 2011, tijdens het uitbreken van de eerste protesten in Syrische steden, begonnen de Turken met de bouw van een vluchtelingenkamp voor 10.000 mensen ten noorden van Karkamiş en andere kampen bij in deze regio gelegen steden Nizip en Bireçik. Het theehuisje ging in de eerste dagen van januari 2014 teloor, toen de grens dichtging en op luttele meters afstand van het terras achter de stalen grenspoort de vlag van de terreurgroep ISIS werd opgehangen.
Het lang verdwenen Bijbelse Carchemisch
Hoewel Karkamiş hemelsbreed maar op 30 kilometer afstand ligt van de plaats Kobane, dook de naam in het gehele Syriëconflict nauwelijks op. Terwijl de verzamelde internationale pers vanaf de Turkse grens met spectaculaire beelden verslag deed van de veldslag van Kobane tussen Koerdische strijders en het terreurleger van ISIS met tegelijkertijd luchtaanvallen van de internationale coalitie, bleef het in Karkamiş en het stadje Jarabulus aan de Syrische kant van de grens schijnbaar rustig. Hoewel het huidige plaatsje Karkamiş maar iets meer dan 100 jaar geleden tijdens en na de bouw van de Bagdadspoorweg ontstond, is de naam ‘Carchemisch’ altijd al bekend geweest onder geleerden door de vermelding in het boek Jericho in de Bijbel[i] en in Egyptische en Assyrische teksten. De stad gold lang als verdwenen en de locatie werd na een lange speurtocht door Noord-Syrië pas in 1876 door de Britse archeoloog George Smith ontdekt. Direct aan de Eufraat ligt een ‘tal’ – een kunstmatige heuvel – waarvan er vele voorkomen in het Midden-Oosten. Zulke heuvels zijn ontstaan door eeuwen van menselijke bebouwing: op het puin van oude gebouwen werden nieuwe gebouwd. Vanaf deze typische tal met de afgeplatte kegel en een vlakke top[ii][iii] waren de aanvallen van ISIS met Toyota pick-ups vanuit Jarabulus op de omliggende dorpen goed te zien, ook de tegenaanvallen door de Koerdische YPG vanuit het oosten van de Eufraat konden vanaf hier op de voet worden gevolgd.
Zonder verrekijker waren de vlaggen van de vechtende groepen goed te zien. ‘Tribes with flags’– ‘Stammen met vlaggen’, zo noemde de bekende, in 2012 overleden journalist Peter David dit fenomeen al in het themanummer van The Economist, ‘Waking from its sleep – A special report on the Arab world’. Al twee jaar voor het uitbreken van de Arabische Lente repte hij van een ‘fever under the surface’, een koorts onder de oppervlakte die ieder moment in een revolutie kon ontbranden. Meer dan 2600 jaar geleden stonden hierop dezelfde plaats in de ooit machtige Assyrische stad Carchemisch mensen te kijken naar de galopperende paarden en voortdenderende strijdwagens tijdens de veldslag tussen het Egyptische leger onder farao Necho II van de 26ste dynastie van Egypte en de Babyloniërs onder Nebukadnezar II, de zoon van de toenmalige koning Nabopolassar van Babylonië. De slag vond plaats in 605 v.Chr. en werd gewonnen door Nebukadnezar II., die een paar jaar eerder al Nineveh, de hoofdstad van het Neo-Assyrische Rijk had verwoest. Dat het van Nineveh bij Mosul in Irak naar Jarabulus in de Syrische provincie Aleppo niet ver is, was te zien vanaf de Carchemisch-heuvel in 2014. De door ISIS bij Mosul buitgemaakte Amerikaanse Humvee-legervoertuigen verschenen al twee dagen na de verovering van Noord-Irak ook bij Jarabulus in Noord-Syrië. In de Bijbelse geschiedenis is de slag bij Carchemisch een uiterst belangrijke gebeurtenis. Josia, de zestiende koning van Israël die over Juda regeerde had namelijk geprobeerd het leger van farao Necho II te stoppen, maar werd verslagen. Hij sneuvelde in deze Slag bij Megiddo[iv]. Dit betekende het einde van Juda’s onafhankelijkheid en daarmee ook een einde van het koningshuis van David. Menige moderne dominee zal zeggen dat er zo een einde aan het ‘koninkrijk van God op aarde’ kwam. De veroveraar van Carchemisch, en de latere bouwer van de toren van Babel en de hangende tuinen van Babylon, Nebukadnezar II, trok namelijk verder naar Syrië en Palestina, en verwoestte in 587 voor Christus Jeruzalem en de tempel van Salomon.
Lawrence of Arabia, Gertrude Bell, Agatha Christie en de Duitsers in Jarabulus
Het oude Bijbelse Carchemisch werd aan het begin van de vorige eeuw uit de vergetelheid gehaald toen archeologen van het Ashmolean Museum in Oxford in 1909 onder leiding van David Hogarth op deze rustige plek midden in het afbrokkelende Osmaanse Rijk met opgravingen begonnen. In die tijd was archeologie niet alleen een moderne wetenschap maar ook een koloniale discipline, geleid door buitenlanders die hun aanwezigheid rechtvaardigden met ‘onderzoek naar de wortels van de westerse civilisatie’ en tegelijkertijd onderzochten hoe ze ‘de ander’ konden controleren en beheersen en hoe de verschillende bevolkingsgroepen te identificeren waren[v]. Het was de tijd van het van het oriëntalisme: een term die later zou worden gebruikt ter aanduiding van de dominante westerse opvatting van de Oriënt, oftewel het Oosten in culturele zin, zoals die ontstaan is sinds de tweede helft van de negentiende eeuw. De tijd van de mondiale kolonisatie door de grote westerse mogendheden.
In 1882 hadden de Britten Egypte veroverd en de archeologie kwam op gang. In 1910 kwam een jonge 22-jarige Engelsman, Thomas Edward Lawrence, in Jarabulus aan om als student – zonder salaris maar met een studiebeurs van honderd Pond Sterling – de opgravingen en alle artefacten te documenteren en als plaatsvervangend directeur te fungeren. Men kan niet beweren dat dit zijn eerste voetstappen op Arabisch gebied waren, want hij was al in 1909 in Beiroet aan land gegaan om in Biblos (Jbail) Arabisch te leren en was aansluitend vier maanden lang 1600 kilometer door Syrië gelopen voor zijn studie over de kastelen van de kruisridders, zijn interesse. In Carchemisch was hij ook verantwoordelijk voor de rekrutering van lokale arbeiders. Hoe het koloniale model van de opgravingen in Syrië en Irak organisatorisch werd geregeld weten we door uitvoerige beschrijvingen van Leonard Woolley (die met Lawrence samenwerkte), en Agatha Christie die met Woolley’s assistent Max Mallowan trouwde en haar man (na de Eerste Wereldoorlog) vaak begeleidde naar Egypte, Turkije, Syrië en Irak bij opgravingen. De detectiveroman “Moord in Mesopotamië” van Christie met Hercule Poirot als detective heeft naast de moord ook de diefstal van archeologische vondsten als thema.
Max Mallowan leidde de opgravingen in Urfa (Şanliurfa, Turkije) Tal Brak (Al-Hasakah provincie in Syrië), Chagar Bazar (Noord-Syrië), Nineveh (Mosul, Irak) en Ur (Irak). Mallowan en Christie bezochten Carchemisch rond 1930. Dat moet een hecht clubje Britten geweest zijn, maar niet vrij van haat en nijd: Woolley’s latere vrouw Katharine, met wie hij tijdens de opgravingen in Ur (Irak) getrouwd was, en Agatha Christie konden elkaar niet luchten of zien. Het is geen geheim dat het slachtoffer in Christies ‘Moord in de Oriënt-Express’ veel trekken vertoont van Katharine Woolley, wier eerste man zich overigens tijdens de huwelijksreis in Egypte zelf van het leven beroofde door zich dood te schieten.
Osmaanse bureaucratie, Duitse Ingenieurs en de “Deutsche Bank”
Woolley en Lawrence boekten succes in Carchemisch. De expedities van 1910-1914 brachten aanzienlijke overblijfselen van de Assyrische, Neo-Hettitische en Babylonische periodes aan het licht, zoals verdedigingswerken, tempels, paleizen en talloze beelden van basalt en reliëfs met Luwische hiërogliefen en veel dingen uit de bronstijd. Maar de Britten waren niet de enigen in Carchemisch. Ook de Duitsers waren 1910 op precies dezelfde plaats aan het werk, wat voor een ernstig conflict zorgde tussen de Britse archeologen aan de ene kant en de Duitse spoorwegbouwers van de Bagdadspoorweg aan de andere. De Duitsers ingenieurs wilden namelijk delen van de Carchemisch-heuvel met dynamiet opblazen om de ijzeren brug over de Eufraat aan te leggen. Dit vergde veel onderhandelingen die werden geleid door T.E. Lawrence. Lawrence deed aldus ervaring op met de Osmaanse bureaucratie en leerde om te gaan met de plaatselijke bevolkingsgroepen. Lawrence zal snel door gehad hebben dat hij voor de verlegging van het treintraject met de ingenieurs van de Duitse firma Philipp Holzmann moest spreken. De Duitse Keizer Wilhelm II had Sultan Abdulhamid II de investeringen beloofd maar aan de financier daarvan, de Deutsche Bank, geen staatsgarantie afgegeven. De firma Holzmann werd per kilometer traject betaald, het Osmaanse rijk was zo goed als failliet en dus zou de Deutsche Bank – zo was afgesproken – in Anatolië de ‘belastingen’ zelf innen. De ‘Deutsche Bank’ was zeer betrokken in dat spoorwegproject met twee extra daarvoor opgerichte instituten: De Deutsche Orient Bank en de Deutsche Palästina Bank.
“Drang nach Osten” van de Duitse Keizer
Het Duitse bouwconsortium had vooral Circassiërs (Tjerkessen) en Koerden als voormannen en Arabische arbeiders en de Britten bijna uitsluitend Arabieren van lokale stammen. De Duitsers betaalden meer dagloon maar behandelden de arbeiders slecht. Voor Lawrence was de opgave om genoeg arbeiders voor de opgravingen te organiseren. In het boek “Lawrence of Arabia – The Arabs, the British and the remaking of the Middle East in WW I.” van Neil Faulkner (2016)[vi]wordt een interessante anekdote verteld: op een avond was er een opstand uitgebroken van lokale stammen tegen de Duitsers en hun Koerdische voormannen en de situatie werd levensgevaarlijk voor de zich verschansende Duitsers die door de Arabieren met geweren werden beschoten. Lawrence en Woolley stonden eerst op de heuvel te kijken en gingen zich er daarna mee bemoeien om de gemoederen tot bedaren te brengen. Ze werden daarbij geholpen door Hamoudi Ibn Sheikh Ibrahim uit Jarabulus, een trouwe en bij de plaatselijke bevolking invloedrijke medewerker van Lawrence, die met zijn drie zoons na de Eerste Wereldoorlog Mallowan en Woolley voor opgravingen zou volgen naar Tal Brak en Ur.
Het plaatsje Jarabulus leverde een pittoreske plaatje op, maar tegelijkertijd konden van daaruit de veranderingen op het grote internationale toneel worden waargenomen. De Fransen en Italianen rukten op naar Noord-Afrika, de Engelsen vanuit India en Egypte naar het Midden-Oosten, de Russen richting de Kaukasus en Grieken, Bulgaren en Serviërs verklaarden zich onafhankelijk en ontnamen de Sultan de macht over de Balkan. De Sultan kon alleen nog bouwen op het voor het eerst in de geschiedenis verenigde Duitsland. Twee derde van de Duitse investeringen in Anatolië bestond uit werkzaamheden voor de spoorweg naar Bagdad met de olievelden van Basra als einddoel. Maar ook de Duitse Firma’s Mauser (wapens), Friedrich Krupp (rails, staal en artillerie), Maffei, Henschel, Hanomag, Cail en Borsig (locomotieven) en Siemens (telegraaflijnen) waren betrokken. Holzmann bouwde ook de stations. De Duitse economie brak 1910-1912 alle records en de “Drang nach Osten” van de Duitse Keizer was ook in Jarabulus te merken.
Van Carchemisch naar de Inlichtingendienst in Cairo
In het rustige Jarabulus, en in ieder geval tijdens de opgravingen in Carchemisch, verfijnde Lawrence zijn Arabisch en begon hij de lokale dialecten van de stammen te leren en deed hij zijn eerste sociologische studies die de grondslag waren voor zijn werk “Seven pillars of wisdom”[vii] dat in 1926 verscheen. Een groot voorbeeld voor Lawrence was Gertrude Bell, ontdekkingsreiziger, schrijfster, archeologe en fotografe. Lawrence en Bell ontmoetten elkaar voor het eerst in Carchemisch. De opmerkelijke vrouw sprak naast Arabisch ook Farsi en Turks.
In 1907 verscheen “The Desert and the Sown”, een reisboek door Syrië met verhalen van rond het kampvuur, met de roddels uit de bazaar. Verhalen die Lawrence fascineerden. In 1915 ontmoette dit kleine clubje van Britse Carchemisch-archeologen – Bell, Lawrence, Woolley en Hogarth – elkaar weer; dit keer in Cairo, waar ze door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren toegevoegd aan het “British Intelligence Office” – de Britse inlichtingendienst. Lawrence zou nooit meer naar Carchemisch terugkeren. Pas in 2010, één jaar voor het uitbreken van de Syrische revolutie, werd het archeologisch onderzoek in Carchemisch voortgezet. Professor Niccolo Marchetti van de Universiteit van Bologna en zijn team groeven toen ook in de geschiedenis van Lawrence: ze vonden een 2000 jaar oud mozaïek dat Lawrence had gebruikt als vloer van het kleine huisje dat hij had gebouwd om de heuvel te kunnen overzien. Ze vonden ook 300 sculpturen en historische fragmenten die in een perfecte toestand waren bewaard; niet omdat Lawrence zo’n goed werk had geleverd maar omdat de Turken in 1920 alles met cement hadden overgoten om er een verdedigingswerk neer te zetten. Het Osmaanse Rijk was toen al geschiedenis. De spoorweg werd met de verdragen van Ankara (1921) en Lausanne (1923) de grens tussen Turkije en Syrië. Alle stations kregen een nieuwe naam, namelijk die van de plaatsen aan de Turkse kant van de grens. Zo werd het station Jarabulus omgedoopt in Karkamiş.
Spionnen in “The Wilderness of Zin”
Doordat ze verbonden waren aan de Britse Inlichtingendienst, raakten Lawrence en Woolley al snel betrokken bij een andere archeologische expeditie in opdracht van de ‘Palestine Exploration Fund’ in de Negev-woestijn en het noordoosten van de Sinaï, op zoek naar de “The Wilderness of Zin”[viii][ix]. Daar waar volgens de Bijbel Joshua spionnen heen stuurde om te kijken of het veilig was, voordat hij met zijn volk Kanaän kon binnen trekken[x][xi], brachten de twee Britse archeologen de noordelijke Sinaï en Gaza in kaart om een Britse invasie in Palestina vanuit Egypte voor te bereiden. Die invasie volgde ook na veldslagen bij Gaza en Beersheba in 1917, waarop Generaal Allenby in November van dat jaar Jeruzalem kon innemen. Volgens het Britse tijdschrift “The Golden Warrior” schreef Lawrence in 1916 op de vraag hoe men het Osmaanse Rijk ten val kon brengen, het volgende: “We moeten het islamitische blok breken. We moeten de macht van de islam verbannen door het tegen zichzelf in opstand te laten komen zodat er twee kalifaten ontstaan, een Turks Sultanaat en een Arabisch Kalifaat’. Dat klinkt ook in 2018 op de een of andere manier bekend. Interessant in dit oogpunt is, dat de Duitse Keizer Wilhelm II tegelijkertijd in 1914 de ‘globale Jihad’ liet uitroepen om de moslims in door Groot-Brittannië gedomineerde gebieden – inclusief India – tegen de Engelsen in opstand te brengen.
De Duitsers lukte dat niet maar Lawrence wist in 1916 de ‘Arab revolt’ tegen de Turken, te organiseren door een guerrillaoorlog te starten met bomaanslagen en overvallen op onder andere de Duits-Osmaanse spoorwegen. In Lawrence‘s “Twentyseven Articles” van 1917 beschrijft hoe hij de Arabische stammen aanspoorde de stad Aqaba vanuit de woestijn te veroveren: „De dood zal een van onze beste daden zijn, de laatste vrije opoffering die in onze macht ligt, een must”. En verder: “We moeten geloven dat er geen betere overwinning is dan te sneuvelen in de slag terwijl we de almachtige toeroepen. We moeten toeslaan en toeslaan en martelaar worden voor een hoger doel, zo dat ons gemartelde Ik tot wapen van hun eigen verderf wordt “. ISIS-leider Abu Bakr al-Baghdadi had dit vermoedelijk niet beter kunnen uitdrukken. Deze zei afgelopen mei in een opgedoken geluidsfragment dat via het ISIS-mediaplatform “Al-Furqan” werd verspreid: “Overwinning of nederlaag is niet afhankelijk van een stad of dorp dat wordt ingenomen of onderworpen aan overmacht in de lucht, intercontinentale raketten of slimme bommen. Vertrouw op Gods belofte en Zijn overwinning”. Duikt men dieper in de biografie en het karakter van Lawrence en alle geschriften en brieven die later zijn gepubliceerd, dan kan men het beste concluderen dat de jonge man zich in de anonimiteit van de woestijn, ver van het door de oorlog verscheurde Europa – twee van Lawrence’s broers kwamen om het leven aan het front in Frankrijk – radicaliseerde en bij zijn terugkeer alle symptomen van een posttraumatische oorlogsstress vertoonde.
De hashtag SykesPicotOver
De slag om Aqaba van 6 juli 1917 en de inname van deze Osmaanse haven- en garnizoensstad is het beste te vergelijken met de overval van ISIS in juni 2014 op Mosul in de Iraakse provincie Nineveh. De hashtag #SykesPicotOver ging in 2014 triomferend over Twitter, verwijzend naar het Sykes-Picotverdrag, de geheime overeenkomst tussen Groot-Brittannië en Frankrijk in mei 1916 waarin zij afspraken maakten over hun invloedssfeer in Zuidwest-Azië als het “Triple Entente” (1907) genoemde bondgenootschap erin zou slagen het Osmaanse Rijk te verslaan. Of Lawrence destijds weet had van dat geheime verdrag is nooit bewezen, wel dat hij landkaarten tekende die een soortgelijke indeling over de verschillende invloedsferen voor ogen had. Zeker is wel dat de tijd van de Eerste Wereldoorlog, het Sykes-Picotverdrag van 1916, de Balfour-verklaring van 1917 over ‘een nationaal thuis voor het Joodse volk in Palestina’, de stichting van Jordanië, het ontstaan van Irak en Saudi-Arabië, Libanon, Syrië en andere nationale staten door de Engelsen en Fransen – en vooral de uitroeping van de staat Israël en de illegale bezetting van Palestijnse gebieden – voor meer dan honderd jaar ellende heeft gezorgd en nog steeds zorgt. De speurtocht naar de wortels van de eigen beschaving, zoals aangehaald in dit artikel, de zoektocht naar de eigen identiteit van het kolonialistische en imperialistische Europa, heeft andere beschavingen in ht ongeluk gestort[xii][xiii].
[i] Bijbel Jer. 46:2; 2 Chr. 35:20; Isa. 10:9
[ii] Levant, The Journal of the Council for British Research in the Levant; Volume 39, 2007 – Issue 1; Archaeology in the Land of Carchemish: landscape surveys in Jerablus Tahtani, 2006; T.J. Wilkinson, E. Peltenburg, A. McCarthy, E. B. Wilkinson & M. Brown; Pages 213-247 | Published online: 18 Jul 2013
[iii] Carchemish in Context; T. J. Wilkinson, Edgar Peltenburg, Eleanor Barbanes Wilkinson; 2016; Oxbow Books, ISBN: 9781785701115
[iv] Bijbel, 2 Koningen 21-24, 2 Kronieken 33:25-35:27 en ook genoemd in Jeremia 1:1-3; 22:11, 18
[v] Towards a Socio-Political History of Archaeology in the Middle East: The Development of Archaeological Practice and Its Impacts on Local Communities in Syria. Bulletin of the History of Archaeology. 20(1), pp.4–16
[vi] “Lawrence of Arabia’s war – The Arabs, the British and the remaking of the Middle East in WW1”; Neil Faulkner; ISBN 9780300226393; Yale University Press 2016;
[vii][vii] “Seven Pillars of Wisdom”- The Complete 1922 – ‘The Oxford Text’, T.E. Lawrence bewerkt door J And N Wilson; 2nd Revised edition 2004; ISBN 9780954641801
[viii] The Wilderness of Zin, T. E. Lawrence en C. Leonard Woolley; Uitgever Eisenbrauns; Hardcover; 2003; ISBN 9781575060774
[ix] Bijbel o.a. in Exodus 17:1-2, 5-7
[x] Bijbel; Jozua 17:12-13; Nehemia 9:24, Obadja 20 en Zacharia 14:21
[xi] Volgens Lawrence en Woolley lag het Bijbelse Kadesh-Barnea bij een Tal in Ain el Qudeirat
[xii] “The Poisened Well – Empire and it’s legacy in the Middle East” 2016, Roger Hardy Hurst Publishers; ISBN 9781849046398
[xiii] “The Fall of the Ottomans – The Great War in the Middle East”; Eugene Rogan 2016, Igram Publisher services; ISBN 9780465023073
Recente reacties