Notitie Kaag biedt meer perspectief dan verkiezingsprogramma’s
Tunesië
Tunesië maakt een redelijk vreedzame overgang door naar een functionerende democratische rechtsstaat. Maar het land heeft ook een jeugdwerkloosheid van 30% en is de grootste leverancier van IS-strijders. In de verkiezingsprogramma’s ontbrak een visie op dit overbuurland van Europa. Wij riepen de partijen op zich te committeren aan ondersteuning, zodat Tunesië kan laten zien dat een democratische rechtsstaat wel degelijk meerwaarde heeft.
In de BHOS-nota Investeren in Perspectief wordt Tunesië wel genoemd. Onder het kopje ‘Preventie radicalisering’ staat:
‘In Tunesië zal worden gewerkt aan alternatieve toekomstperspectieven voor gemarginaliseerde jongeren en versterking van vertrouwen tussen deze groep en lokale veiligheidsautoriteiten. Tegelijkertijd wordt binnen het eerder beschreven beleid gericht op onderwijs, werkgelegenheid, landbouw en water aandacht besteed aan preventie van conflicten en vatbaarheid voor gewelddadig extremisme.’
Tunesië komt ook aan bod in de plannen rond migratie:
‘In Tunesië […] versterkt Nederland met trainingen de immigratiediensten en de juridische sector voor betere bestrijding van criminele netwerken betrokken bij mensensmokkel en -handel. De Nederlandse focus richting Tunesië zal het versterken van de rechtsorde zijn.’
Wij juichen het toe dat Tunesië expliciete aandacht krijgt in de nieuwe BHOS-nota. De belabberde toekomstperspectieven van veel Tunesische jongeren vormen een van de grootste uitdagingen voor het land, dus het is goed dat Nederland wil bijdragen aan ‘alternatieve toekomstperspectieven’ voor deze jongeren. Onderwijs en werkgelegenheid zijn daarin de belangrijkste elementen, die ruimschoots terugkomen in de BHOS-nota.
Dat ‘preventie van radicalisering’ als belangrijkste doel wordt genoemd voor deze maatregelen, nemen we dan maar voor lief. Natuurlijk zijn er meer redenen te investeren in de jongere generaties van Tunesië dan alleen eigenbelang op de korte termijn.
Overigens is er iets voor te zeggen om ook Tunesië als focusland op te nemen in het nieuwe beleid. Een succesvol ‘Tunesisch model’, waarin de opbouw van een democratische rechtsstaat hand in gaat met een verbetering van de sociaaleconomische situatie van alle Tunesiërs (met extra aandacht voor jongeren en vrouwen), kan een belangrijke inspiratiebron worden voor andere landen in de regio. De ontwikkelingen in Tunesië verdienen dus onze voortdurende aandacht en betrokkenheid.
Jemen
In de verkiezingsprogramma’s ontbrak een perspectief op Jemen, terwijl Nederland een grote toegevoegde waarde heeft in de vredesdiplomatie. Jemen is bijna een ouderwets ontwikkelingsland: oorlog, strijd, extreme voedselschaarste, cholera en andere ellende putten het land volledig uit. Nederland heeft in de VN-Veiligheidsraad opgeroepen tot gezamenlijke actie: herbevestiging van internationaal humanitair recht en het ter verantwoording roepen van schenders hiervan. Uithongering moet een misdaad uit het verleden worden. Hiertoe is, naast blijvende druk op strijdende partijen om hulporganisaties toegang te geven, ook verdieping nodig van internationaal recht. Daarop wil Nederland de komende jaren inzetten.
Ook blijft Nederland zich inzetten voor humanitaire hulp aan Jemen en voor een goede relatie met dit land. Hopelijk kan Nederland snel een grote rol spelen bij vrede en wederopbouw van het land, waarmee van oudsher goede betrekkingen zijn.
Jeugdwerkloosheid
Het enorme probleem van de jeugdwerkloosheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika werd in de Nederlandse verkiezingsprogramma’s totaal niet onderkend. Die jeugdwerkloosheid is de hoogste ter wereld (ongeveer 30 procent). Tegen 2020 zal de regio meer dan 60 miljoen nieuwe banen nodig hebben; alle experts hebben er een hard hoofd in dat dat gaat lukken.
Wij waarschuwden, net als vele anderen, voor het ontstaan van een grote groep jongeren met potentie, maar zonder perspectief. Dat perspectief wil minister Kaag wel bieden. Met verwijzing naar de ‘Sustainable Development Goals’ zet het kabinet meer in op het creëren van werk en inkomen voor jongeren en vrouwen in de focuslanden (Jordanië, Libanon en Irak). Dit is een onderdeel van het beleid voor de ontwikkeling van de private sector en de aanpak van de grondoorzaken van migratie. De minister stelt in haar beleidsnota: ‘De Arabische regio heeft volgens de Wereldbank de komende tien jaar minimaal 24 miljoen nieuwe banen nodig om alleen al te voorkomen dat de werkloosheid verder groeit. Zonder structurele verbeteringen in de economie blijft de toename van de werkgelegenheid in deze regio’s ver achter bij de bevolkingsgroei.’
Het is goed dat de keuzes zijn gemaakt voor investeren in jongeren, in onderwijs en in werk. Niet alleen omdat de statistieken aangeven dat jeugdwerkloosheid een probleem is, maar ook omdat jongeren zelf aangeven dat onderwijs en werk (en het bestrijden van terroristische organisaties) de belangrijkste prioriteiten voor de komende tien jaar moeten zijn – zie de laatste Arab Youth Survey.
Daarvoor is echter wel ambitie en inzet nodig van de overheden in de regio zelf. Uit een recente meta-evaluatie van jeugdwerkgelegenheidsprojecten in fragiele landen blijkt dat er geen bewijs is dat jeugdwerkgelegenheidsinterventies positieve effecten hebben op vrede en stabiliteit. Ook is er geen bewijs dat deze interventies leiden tot blijvende werkgelegenheid en inkomensgroei. Dit komt volgens de studie omdat de onderliggende problemen, zoals corruptie, cliëntelisme en weigering om jongeren te laten meebeslissen, niet worden aangepakt. Niet de jeugdwerkeloosheid per se is het probleem, de ongelijkheid van jongeren in de maatschappij zit in de weg. Stimulering van werkgelegenheid voor jongeren moet dan ook deel uitmaken van een bredere reeks interventies die zich ook richten op actief burgerschap van jongeren. En, niet onbelangrijk, jongeren moet worden gevraagd wat ze zelf willen.
Daarbij zullen de aard en beschikbaarheid van werk de komende decennia ingrijpend veranderen door de enorme gevolgen van onder andere de digitalisering en de informatierevolutie . Om daarop in te spelen, ook in de MENA-regio, is het belangrijk dat de Nederlandse overheid andere, wellicht minder conventionele samenwerkingspartners zoekt.
Creativiteit en betrokkenheid
De minister heeft gelukkig haar blik op het Midden-Oosten gericht, en ze heeft beleidsplannen geformuleerd waarin de regio ruimschoots aan bod komt. Nederland heeft, samen met Europa, een rol te spelen in het aanwenden van al haar creativiteit voor het oplossen van complexe en ingrijpende problemen in het Midden-Oosten. Samenwerking, luisteren naar jongeren in de regio zelf, bruggen bouwen en ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in de regio helpen daarbij – meer dan investeren in corrupte regimes en wapenleveranciers – denk aan de mogelijke wapenexport naar Jordanië en Egypte en het niet openbaar maken van de Memorandum of Understanding met Saoedi-Arabië.
Wij zien dat de focus van de nieuwe beleidsnota terecht gericht is op een aantal urgente en belangrijke ontwikkelingen in de MENA-regio. Tegelijkertijd staat of valt het beleid bij een goede uitwerking, waarin de juiste prioriteiten samen met de meest geschikte partners tot uiting moeten komen in de meest effectieve maatregelen. Wij zullen dit kritisch en met betrokkenheid blijven volgen.
Recente reacties