Mark Snijder: ‘Ik voel de noodzaak een tegengeluid te geven over het Midden-Oosten’

“Ik ben opgegroeid op de Veluwe, in een dorpje bij Apeldoorn. Daar heb ik van mijn derde tot mijn zeventiende gewoond. We waren met vier kinderen dus het was druk bij ons thuis. We waren een warm, gezellig gezin. We gingen vaak met vakantie of weekenden weg, kamperen. We bleven altijd in Europa. Ik zat pas voor het eerst in een vliegtuig toen ik over de twintig was en stage ging lopen in Egypte. Wel kreeg ik van mijn ouders mee dat de wereld groter was dan je eigen plekje. Er werd naar het journaal gekeken, en op zondag naar Buitenhof. We lazen het NRC, ik ook toen ik vijftien was. En dat het Midden-Oosten al vroeg mijn aandacht had blijkt uit het feit dat ik op mijn vijftiende een scriptie voor geschiedenis schreef over Nasser: “Waarom faalde het Arabisme?” Ik nam het in die scriptie op voor Nasser, gaf hem tips om het Arabisme meer kans van slagen te geven. Grappig om terug te lezen.

Ik ging studeren op mijn zeventiende, in Groningen. Tijdens mijn studententijd ben ik echt gevormd, ontdekte ik dat er een wijde wereld bestond. Ik studeerde Internationale Organisaties, was overtuigd dat dit de juiste studie was terwijl ik geen idee had wat ik ermee wilde doen. Toen ik afstudeerde wist ik het eigenlijk nog niet. Het is een hele brede en pas tegen het einde kies je echt een richting. In mijn geval ging ik me bezig houden met het Midden-Oosten. Ik schreef een scriptie over Arabische natievorming en regelde een stage voor mezelf in Alexandrië bij de Anna Lindh Foundation. Dat is een stichting voor Euro-Mediterrane samenwerking en dat vond ik heel boeiend. Die scriptie was inhoudelijk heel interessant, en ontzettend leuk om te doen. Maar om vier maanden in Egypte te zijn, dat was nog zo veel leuker!

In Libanon (2010)

Het was mijn eerste keer in de Arabische wereld. Ik voelde me snel op mijn gemak. Wat me onmiddellijk opviel waren de gastvrijheid en vriendelijkheid. Na aankomst in Egypte nam ik de trein van Cairo naar Alexandrië, en ik stapte een station te vroeg uit. Daar stond ik heel verloren met mijn koffer en een kaart. Er kwam iemand naar me toe die vroeg of hij me kon helpen. Hij bracht me vervolgens heel vanzelfsprekend naar de plek waar ik zijn moest, zei “Veel plezier” en ging weer weg! Ik had een geweldige tijd in Alexandrië.

Vlak voor ik afstudeerde verhuisde ik naar Utrecht. Ik was gaan samenwonen en zocht werk. Die Euro-Med samenwerking vond ik heel leuk, daar wilde ik graag mee verder.  Ik kon een jaar terecht bij de European Cultural Foundation die veel Euro-Med activiteiten uitvoerde. Het daar dat ik Nayla Chebli ontmoette. Zij geeft Arabische les en ik dacht: ‘dat wil ik ook wel’. Dat is tien jaar geleden en ik ben nooit meer gestopt.

Het leren van een nieuwe taal geeft je toegang tot zoveel meer dan alleen het spreken. Het is cultuur, literatuur, geschiedenis. Wat ik leuk vind aan het Arabisch is dat het zo complex is, en het heeft een veel groter vocabulaire dan Nederlands. Met Arabisch ben je nooit klaar. Ik doe het puur voor de lol, want ik gebruik het nauwelijks. In 2010 heb ik in Damascus nog een zomercursus gedaan. Het was fantastisch om daar in de oude stad te verblijven, en vandaar naar Libanon te reizen.

Na de European Cultural Foundation kreeg ik een baan bij het Nederlands Jeugd Instituut (NJI). Daar was een EU-programma voor de jeugd. Gek genoeg wist ik nog steeds niet goed wat voor werk ik wilde, behalve dat het iets internationaals moest zijn. Ik heb in de zes jaar dat ik daar werkte best veel gesolliciteerd en ik heb zelfs nog een promotie overwogen. En toen begon het langzaam allemaal op z’n plek te vallen: ik kon voor mezelf beginnen. Ik had inmiddels een netwerk en ik wist waar ik goed in ben. Ik realiseerde me dat ik professioneel kon gaan doen wat ik altijd al voor de lol deed, schrijven. En ik kan me bezig houden met de onderwerpen die mij interesseren. Ik kwam er achter dat het thema jongeren me echt boeit, zeker in combinatie met het Midden-Oosten. De bevolking in de Arabische landen is erg jong.

Ik zou willen dat ik mijn loopbaan gepland had, maar het is gewoon allemaal zo gegaan. De keuzes die ik heb gemaakt, zonder te weten waarom, die pasten achteraf bezien in een patroon.  Alles komt bij elkaar. Ik doe wat ik leuk vind, ook al kost het me veel tijd, zoals de Arabische les. Toen ik bij het NJI werkte heb ik vrijwilligerswerk gedaan bij Amnesty om met het Midden-Oosten bezig te blijven. Ik werd daarnaast lid van D66. Als vrijwilliger werd ik redacteur voor hun ledentijdschrift en voor het blad van het Wetenschappelijk Bureau van D66. Dat leidde later weer tot een aanstelling als hoofdredacteur, dat had ik ook weer niet gepland.

Op de Nijl (2006)

Een paar jaar geleden werd ik benaderd door het Grote Midden Oosten Platform. Ik werd getriggerd door de doelstelling: een genuanceerd beeld schetsen van het Midden-Oosten. Ik ben zelf vaak geprikkeld door de negatieve clichés die er bestaan over het Midden-Oosten en ik voel de noodzaak om een tegengeluid te geven. Daar ben ik wel achter gekomen bij mezelf: In alles probeer ik een ander geluid te laten horen. Ik kan er heel slecht tegen als er maar op één manier ergens naar gekeken wordt. Dat is ook de reden dat voor mij binnen een politieke partij als D66 het Wetenschappelijk Bureau de interessantste plek is. Dat is waar het meest kritisch wordt nagedacht.Neem bijvoorbeeld dit boek van Amin Maalouf “Rovers, christenhonden, vrouwenschenners: de kruistochten in Arabische kronieken” uit 1983. Ik las het deze zomer. Alleen al het concept is fantastisch. De kruistochten vanuit een ander perspectief bezien dan het Europese. Dát is belangrijk, zeker als iets heel ingewikkeld is.

De laatste tijd houdt die jonge generatie in het Midden-Oosten me enorm bezig. Wat gaat er gebeuren met die 200 miljoen jongeren? Wat voor kansen krijgen zij? Volgens mij is het één van de belangrijkste factoren voor de regio zelf, maar ook voor ons in Europa. Als het in het Midden-Oosten ergens vandaan moet komen, dan is het van die nieuwe generatie. Er zit iets van een zendeling in mij, om die boodschap over te brengen. Die generatie is een bron van optimisme. Dat vraagt dan wel de juiste keuzes en investeringen, ook van Nederlandse NGOs, overheid, bedrijfsleven. Ik vind dat je daar nog te weinig hoort.

Het Midden-Oosten door de ogen van IDFA

Steeds komen er makers van over de hele wereld hun films onder de aandacht brengen, ideeën uitwisselen of sponsoren zoeken. Amsterdammers maken graag tijd vrij om één of een paar films te bezoeken. De diverse filmmarathons – selecties van de beste films van IDFA – waren ook afgelopen jaar wederom snel uitverkocht.

Deze keer had IDFA een speciaal programma voor films uit de Arabische wereld: ‘Shifting Perspectives: The Arab World’. Het programma was erop gericht om “(…) een tegenwicht te bieden aan westerse stereotypen die de complexiteit van de Arabisch sprekende wereld negeren en ‘de Arabier’ op afstand houden als ‘de ander’

Voor wie het programma heeft gemist, geen nood: de films zijn terug te zien op de IDFA-website (soms tegen een kleine vergoeding), en een aantal via Netflix of in de bioscoop.

Ook de openingsfilm van het hele festival was afkomstig uit het Midden-Oosten, uit Egypte om precies te zijn. ‘Amal’, gaat over een meisje dat Amal heet, wat in het Arabisch ‘hoop’ betekent. Ze groeit op en wordt volwassen tijdens de Egyptische revolutie, of eigenlijk de opstand tegen president Moebarak. Ze gaat op het  Tahrirplein demonstreren, ze is dan 13 jaar, een energiek en opstandig meisje. Later demonstreert ze weer, deze keer tegen president Morsi, de kandidaat van de Moslimbroeders, die na de val van Moebarak door verkiezingen aan de macht komt. De regisseur volgt haar, ze wordt bekend als de politie haar aan haar lange zwarte haar van de straat sleept.

Beeld uit Amal, de Egyptische openingsfilm van IDFA.

De regisseur geeft in grote lijnen een indruk van de veranderingen in haar leven, en daarmee ook van haar land. Als kijker mis ik echter veel details die eigenlijk bij een documentaire horen, om een beter beeld te krijgen van de realiteit van de situatie en de diepere achtergrond van de beslissingen die het hoofdpersonage neemt. We zien op het einde dat ze zwanger is en een hoofddoek draagt. Wat er in de tussentijd is gebeurd, hoe ze tot haar keuzes is gekomen, is niet duidelijk. Wel was het mooi de beelden te zien die haar vader – die destijds nog leefde – van haar heeft gemaakt toen ze klein was. Gelukkige momenten, die de regisseur gebruikt om een beeld te geven van haar karakter. Dat ontbreekt in het latere deel van haar leven.

Ook de discussies tussen Amal en haar moeder zijn interessant. De laatste verlangt terug naar de tijd van Moebarak en dat maakt Amal boos. Ze roept tegen haar moeder dat ze een aanhanger is van een corrupt systeem. Moeder reageert mild en lacht. Hoewel het zeker een eer was voor de Arabische filmkunst in het algemeen om met deze documentaire IDFA te openen, vind ik dat er betere films uit het programma waren voor dit doel. De film is trouwens nog in het filmtheater zien in het kader van The Best of IDFA On Tour, een programma  van vier films die op het IDFA van 2017 te zien waren, en die de komende maanden in een groot aantal theaters achter elkaar worden vertoond (klik hier voor het programma).

De keuze voor Amal als openingsfilm was niet mijn enige bezwaar. Het programma ‘Shifting Perspectives: The Arab World’ was niet erg representatief voor de Arabische wereld. Er waren veel films over de oorlog in Syrië, het land waar erg veel aandacht voor is in Europa – ten koste van andere landen als Jemen of Libië. Sommige waren goed, maar andere vond ik van onvoldoende kwaliteit voor het IDFA. Er zat een Iraakse film van meer dan tien jaar geleden tussen, terwijl er veel nieuwe goede Iraakse documentaires bestaan. Er waren ook twee Libanese films van een paar jaar oud over de burgeroorlog in de jaren ‘70. Een oude documentaire over de koloniale tijd en de Algerijnse revolutie tegen de Fransen. Geen films uit de Golf, Jemen of een van de andere 22 Arabische landen.

Er is een sterke focus op Syrië, in het bijzonder op de strijd tegen ISIS. Het Europees perspectief – de zorg om veiligheid – lijkt daarmee voorop te staan. Op zich is dat helemaal niet erg, maar als het gaat om ‘tegenwicht bieden aan westerse stereotypen die de complexiteit van de Arabisch sprekende wereld negeren’, is dit geen goede keuze. Dan hadden meer menselijke verhalen – het is niet overal oorlog in het Midden-Oosten – uit een variëteit aan landen beter aan het doel beantwoord. Dus ondanks de mooie intentie van dit programma, vind ik dat het tekort schoot.

Buiten het programma van ‘Shifting Perspectives’ waren er echter nog documentaires die interessant waren in het kader van het grotere Midden-Oosten. Ze zijn ofwel door Europeanen gemaakt, of gaan over niet-Arabische landen in het Midden-Oosten. De beste was in mijn optiek ‘Stronger than a Bullet’, een Iraanse documentaire over een fotograaf, Saeid Sadeghi, die foto’s maakte van soldaten tijdens de oorlog tussen Iran en Irak in de jaren ’80. Zijn werk werd gebruikt als propaganda voor het regime, om meer mensen en vooral kinderen naar het front te lokken – bij gebrek aan voldoende soldaten.

De Iraanse fotograaf Saeid Sadeghi in de documentaire Stronger than a Bullet.

De fotograaf beweert dat miljoenen mannen zich hebben aangemeld om als martelaars aan het front te sterven aan de hand van zijn foto’s. Hij zelf wilde in die tijd ook als held aan het front sterven. Maar hij heeft de oorlog overleefd, sterker nog: hij heeft spijt van zijn bijdrage toentertijd. Hij realiseert zich dat hij met zijn foto’s als instrument van de oorlog is gebruikt.

In de documentaire gaat hij op zoek naar de soldaten die hij heeft gefotografeerd en die als helden werden gepresenteerd, en de kijker ziet hoe het hen vergaan is. Ze vertellen over hoe het voor hen was om oorlog te voeren. Je ziet duidelijk hoe de propaganda de jonge mensen, kinderen soms nog, manipuleerden. Als Irakees heb ook ik deze oorlog beleefd. Voor mij was het treffend dat de propaganda aan de andere kant – in Irak, waar ik toen opgroeide – op precies dezelfde schaamteloze manier werkte, en niets anders dan dood en pijn veroorzaakte. Eén van de ergste foto’s was voor mij die waarop te zien is dat het Iraanse leger een dijk maakt van zand en lijken. De lijken waren van Iraakse maar ook van hun eigen soldaten. Filmmaakster Maryam Ebrahimi heeft het verhaal mooi neergezet. En ze heeft gelijk: propaganda mààkt  een oorlog. Mensen zijn slechts middelen – en slachtoffers.

Scène uit Muhi – Generally Temporary.

Nog twee aanraders van documentaires uit het Midden-Oosten zijn:

  • The Deminer van Hogir Hirori en Shinwar Kamal (Zweden). Een portret van kolonel Fakhir, die met zijn kniptang en heldenmoed duizenden bermbommen en landmijnen ontmantelde in Irak. Goed verhaal en prachtig karakter. Won de IDFA Special Jury Award for Feature-Length Documentary.
  • Muhi – Generally Temporary door Rina Castelnuovo-Hollander, Israël en Tamir Elterman, Duitsland. Vertelt het verhaal van het Palestijnse jongetje Muhi, die zonder armen en benen opgroeit in een Israëlisch ziekenhuis, ver van zijn familie in Gaza, maar met zijn opa, die als enige toestemming krijgt bij hem te blijven in het ziekenhuis. Hartverscheurend en persoonlijk portret, tegen de achtergrond van het Palestijns-Israëlisch conflict.

Blije boeken voor een Blauwe Maandag

Tik in DuckDuckGo of Google de trefwoorden ‘positieve boeken Midden-Oosten’ in het Nederlands of Engels, en de zoekresultaten variëren van good reads, geschiedenis- en politieke boeken tot culturele tips. En een paar opmerkelijke hits, zoals een artikel van het Kenniscentrum voor de Gereformeerde Gezindte uit 1973 waarin VN secretaris-generaal Kurt Waldheim stelt dat vrede in Vietnam positieve gevolgen heeft voor het Midden-Oosten. Èn een artikel uit het Reformatorisch Dagblad van januari 2012 dat meldt dat steeds meer moslims zich tot het christendom bekeren.

Goed. Maar die blije boeken dus, die je uitleest en dichtslaat met een positief gevoel, die ontbreken. Daarom stel ik de lijst zelf samen, zodat onze lezers leesvoer hebben om de donkere, natte en koude winterdagen door te komen tot aan de lente. Nee, niet de Arabische lente, de Hollandse.

1. Ibrahim Abouleish, Sekem. Sociaal ondernemen brengt de woestijn tot bloei. (Uitgeverij Jan van Arkel, 2017)

In dit boek vertelt Abouleish (1937-2017) over zijn leven, de opbouw van zijn sociale onderneming SEKEM in Egypte en over zijn holistische visie op duurzame ontwikkeling. Het eerste deel schetst een levendig beeld van de Egyptische stad en het platteland onder koning Faroek en diens opvolger Nasser. Abouleish raakt onder de indruk van het werk van Goethe, wat hem in de jaren vijftig naar Oostenrijk voert voor een studie Technische Chemie en een huwelijk met Gudrun. In Oostenrijk en Duitsland komt hij in contact met het antroposofische gedachtengoed en de biologisch-dynamische landbouw. Samen met zijn leermeesteres bezoekt hij Egypte in 1975, en dat is het begin van zijn droom om de woestijn tot bloei te brengen.

SEKEM wordt tot op heden succesvol voortgezet door de zoon van Abouleish. Junior benadrukt de waarde van geestelijk werk om tot nieuwe ideeën en creatieve vormen te komen. ‘Als je geen tijd meer hebt voor reflectie en niet meer nadenkt over dingen die werkelijke belangrijk zijn, kunt je alleen nog reageren.’ De foto van Abouleish senior straalt een en al vriendelijkheid uit. Zo leest het boek ook. Het is een en al goedheid, als iets fout loopt, komt het weer goed. Het taalgebruik is nogal archaïsch. Een charmant tijdsbeeld van Egypte en Europa, en een mooi voorbeeld van sociaal ondernemen voordat het hip werd.

Ibrahim Abouleish

Dr. Ibrahim Abouleish, founder of Egyptian Organic Food and Product giant Sekem Group poses for a portrait in front of large concrete pigeon houses Nov 4, 2008 at the Sekem Farms complex in Belbeis, Egypt. In Egyptian culture, birdhouses are a symbol of success and one-ness with nature and so go hand in hand with the ideals for which Dr. Abouleish founded his organic food business and the larger community building ideas he wished it would help advance in Egypt.

2. Shelina Janmohamed, Generation M. Young muslims changing the world. (I.B. Tauris, 2016)

Wat betekent het vandaag de dag om jong en moslim te zijn? Een dikke meerderheid van de 1,6 miljard moslims wereldwijd is jonger dan 35 jaar oud, en laat steeds vaker van zich horen. Dit is Generatie M.E., een generatie die gelooft in haar identiteit, die religie en moderniteit èn consumentisme omarmt. Will je de toekomst van het Midden-Oosten begrijpen, dan is het noodzakelijk je te verdiepen in waar de jeugd naartoe wil.

Auteur Janmohamed schrijft over modetijdschriften, sociale netwerken, halaal rock en over de digitale oemma in het Dar al-Internet. Generatie M. bestaat uit enthousiaste consumenten, die voor hun geloof uitkomen en strijden voor de eco-jihad. Geen duurzaam consumeren, maar ‘groen’ consumeren om de islamitische gemeenschap puurder te maken. Een must read met een EO-jongerendag sausje.

3. Bessma Momani, Arab Dawn: Arab youth and the demographic dividend they will bring. (University of Toronto Press, 2015)

Al iets ouder, maar minstens zo optimistisch, is het boek van Bessma Momani over de kansen die jongeren in de Arabische wereld vertegenwoordigen. Ze stelt dat deze generatie over een ‘transformatieve kracht’ beschikt. Een containerbegrip, waarbij je je lekker gaat voelen. ‘Doe mij ook maar een onsje, alstublieft.’

Een paar feiten uit Momani’s boek: een derde van de Libanese ondernemers is vrouw. Het aantal inschrijvingen aan de universiteit in de Palestijnse Gebieden is hoger dan in Hong Kong. En de regio heeft de hardst groeiende gemeenschappen van online gamers ter wereld. Deze feiten zijn niet nieuw. Tech-investeerder en ondernemer Chris Schroeder benoemde ze al jaren eerder, in 2013, in zijn boek Startup Rising. The entrepreneurial revolution remaking the Middle East. Dat is overigens ook een aanrader, met tal van frisse verhalen over de ondernemerszin in de regio. Momani’s boek is hoopgevend en vol goede moed als het gaat om hervormingen en het verlangen naar gelijkheid onder de Arabische jongeren. Of je nu een ingenieur, planoloog, ontwerper, marketingspecialist of adverteerder bent. Het is op en duur waarschijnlijker dat je jouw klanten onder de groeiende bevolking van het Midden-Oosten vindt dan onder de vergrijzende inwoners van Europa.

4. Elif Shafak, Veertig regels kent de liefde. (Uitgeverij De Geus, 2013)

De meeste boeken van Elif Shafak die zich afspelen in het Midden-Oosten zijn inspirerend en hoopvol. Veertig regels kent de liefde is zo mooi omdat de verhaallijn van de 40-jarige Amerikaanse Ella Rubenstein subtiel wordt verweven met verhalen over de beroemde soefi-mysticus Roemi. Rubenstein is ongelukkig getrouwd, en neemt een baan als proeflezer bij een literair agentschap. Haar eerste manuscript gaat over de vriendschap tussen Roemi en de rondtrekkende derwisj Sjams uit Tabriz. Ze realiseert zich dat Rumi’s dertiende-eeuwse levensverhaal haar eigen verhaal weerspiegelt. Een tijdloze boodschap met een vleugje geschiedenis en spiritualiteit.

5. Charlie English, The book smugglers of Timbuktu. (Harper Collins, 2017)

En dan komen we in Timboektoe. De plek waar Donald Duck altijd naartoe vlucht als hij diep in de problemen zit en het allemaal niet meer weet. Nu bestaan er twee Timboektoe’s: de kleine stoffige, karavaanstad van weleer aan de rivier de Niger rivier in het noorden van Mali, en het Timboektoe waarvan iedereen zich een eigen voorstelling heeft gemaakt, de legendarische en mythische stad.

  1. The book smugglers of Timbuktu vertelt het verhaal van bibliothecaris Abdel Kader Haidara, die al decennialang een van de grootste collecties oude islamitische manuscripten conserveert, beschermt en beheert in de stad. In de hoogtijdagen van de karavaanhandel in de Sahara, tussen de dertiende en de negentiende eeuw, bezat bijna iedere welgestelde familie op de karanvaanroutes wel manuscripten, van Mauritanië, Mali tot en met Soedan.
  2. De onderwerpen lopen uiteen van geometrie, astronomie, grammatica, islamitische wetgeving en geschiedenis. Op de vrijdagen werden de manuscripten gezamenlijk gelezen, uitgeleend aan studenten en besproken onder geleerden. De overgebleven bibliotheken strijden voor hun voortbestaan, omdat droogte, insecten en geiten de conservering bemoeilijken.

Manuscript in een woestijnbibliotheek in Mauritanië (foto: Nicolien Zuijdgeest).

In 2012 kwam er nog een andere bedreiging bij, toen militanten van Al-Qaida in de Maghreb een groot deel van Mali, inclusief Timboektoe veroverden. Terwijl de militanten hun greep op de stad verstevigen, organiseerde Haidara een grootse smokkeloperatie om de 350.000 manuscripten in veiligheid te brengen.

Nu is er nog een ander boek geschreven over deze smokkeloperatie, The bad-ass librarians of Timbuktu. And their race to save the world’s most precious manuscripts door Joshua Hammer. Deze auteur heeft zich laten betalen door Saoedi-Arabië en Koeweit. De Golfstaten staan erom bekend de oude woestijnbibliotheken in de Sahara voor veel geld op te kopen: conservering kost families handenvol geld. Misschien werpt Hammers verhaal nog een ander licht op de zaak.
Wat is er heerlijker dan de donkere, koude en natte dagen ontvluchten naar het warme Timboektoe? Succes verzekerd bij dit onderwerp: de kwaadaardige jihadisten zijn de stad uitgejaagd, en de manuscripten zijn veilig. Eind goed, al goed.

Het vredesproces in het Midden-Oosten kan niet zonder de VS als bemiddelaar

Tot nog toe hebben de Palestijnen altijd een beroep gedaan op de VS als bemiddelaar vanwege de special relationship van dit land met Israël. Deze relatie komt voort uit de overwinning van Israël op Jordanië, Syrië en Egypte in de Zesdaagse Oorlog van 1967. Door die overwinning werd Israël in één klap de grootste militaire macht in de regio, en dus ook een belangrijke strategische troef voor de VS.

Hoewel de de Palestijnen de VS liever niet zien als bemiddelaar, is Washington, vanwege de voortdurende financiële steun aan Israël sinds 1967, het enige land dat nu nog in staat is om Israël te dwingen plaats te nemen aan de onderhandelingstafel. In theorie zouden andere partijen de VS als bemiddelaar kunnen vervangen – en bovendien de voorkeur genieten van de Palestijnen – maar in de praktijk blijkt dat schier onmogelijk.

Om te beginnen zijn de Verenigde Naties (VN) niet bij machte om te fungeren als bemiddelaar vanwege het Amerikaanse vetorecht in de VN-Veiligheidsraad. Zonder nauwgezette coördinatie met de VS zal Trump vermoedelijk ieder initiatief van de VN tot bemiddeling vetoën. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de Verenigde Staten onlangs hun veto uitspraken over een resolutie van Egypte waarin werd gesteld dat de status van Jeruzalem als hoofdstad van Israël niet rechtsgeldig is en om die reden moet worden ingetrokken.

Tevens is het onwaarschijnlijk dat de EU het vredesproces in het Midden-Oosten weer vlot kan trekken. Hoewel de EU graag een rol van betekenis zou willen spelen in het Midden-Oosten, zal Israël haar bemiddelaarsrol nimmer accepteren. De Israëliërs ergeren zich dikwijls aan de kritiek van Europese landen op Israëls beleid op de Westelijke Jordaanoever en vinden de EU, als grootste donor van de Palestijnen, bij voorbaat partijdig en ongeschikt.  Bovendien is de EU te verdeeld om enig compromisvoorstel tussen beide partijen te kunnen verwezenlijken. De EU heeft op het gebied van buitenlandse politiek nog met één stem weten te spreken, en het lijkt dus verstandiger voor de EU om eerst een gemeenschappelijk buitenlandbeleid overeen te komen alvorens op te treden als bemiddelaar.

Tot slot lijkt ook voor Rusland geen rol weggelegd als bemiddelaar. Hoewel Moskou goede betrekkingen heeft met beide partijen, en tevens zijn invloed in het Midden-Oosten wil vergroten, heeft het land ook nauwe banden met Israëls aartsvijanden Syrië en Iran. Hierdoor is het uitgesloten dat Rusland door Israël wordt geaccepteerd.

Vooralsnog lijkt dus het wachten op een nieuwe Amerikaanse president die de impasse zal kunnen doorbreken. Maar zelfs voor een nieuwe president wordt het een flinke opgave om het vertrouwen te winnen van beide partijen. Er valt te verwachten dat Israël  niet snel genoegen zal nemen met een minder pro-Israëlische houding dan die van Trump nu, terwijl tegelijkertijd een nieuwe president het beschadigde vertrouwen van de Palestijnen moet herwinnen. De toekomst moet uitwijzen of bemiddeling door een nieuwe Amerikaanse president tot de mogelijkheden behoort. Tot die tijd is het waarschijnlijk dat de impasse in vredesproces zal voortduren, tot frustratie zal leiden en de kans op de uitbraak van geweld zal vergroten.

Een speurtocht naar zwarte knoflook in een vergeten Ottomaanse uithoek aan de Zwarte Zee

In de stad Kastamonu aan de Zwarte Zee heeft hij een gerecht met die bijzondere knoflook gegeten. Wie ze produceert en waar? “Geen idee”, zegt de chef.

De nieuwsgierigheid is gewekt. De speurtocht kan beginnen naar dit bijzondere culinaire product.

Op ruim vijf uur rijden van de Bosporus passeert de huurauto een eerste bergtop van 1250 meter. Toch blijft het landschap heuvelachtig aanvoelen doordat de weg langs de uitlopers van de bergen is aangelegd.

In de bijna wolkeloze blauwe lucht zweeft een arend op warme opstijgende luchtstromen, geduldig speurend naar prooi. Zodra onze afdaling begint, ontvouwt zich het groene landschap van de Zwarte Zeekust.

In een ravijn ligt het voormalige Griekse stadje Safranbolu, waar sinds de tijd van de sultans amper iets is veranderd. Het heeft veel weg van een openluchtmuseum. Slenterend door de wirwar van nauwe straatjes met kinderkopjes vallen de Ottomaanse vakwerkhuizen het meest op. Welgestelde handelaren en andere notabelen lieten ze in de 17de en 18de eeuw bouwen. De houten balkstructuren zijn ingevuld met vlechtwerk van wilgentenen, bestreken met een mengsel van stro en leem, en afgedekt met pleisterkalk. Ze hebben daardoor wel wat weg van de vakwerkhuizen in Limburg.

Een huiseigenaar liet op twee hoeken van de eerste verdieping in sierlijk gekalligrafeerde Arabische letters de namen schilderen van Allah en de profeet Mohammed. Aan de dakrand bungelt een hertengewei, symbool van leven en veerkracht.

De Turken hebben ook hier, net als overal elders in Turkije, de meeste sporen van de Griekse tijd uitgewist. Toch verloochent het stadje zijn afkomst niet: de naam Safranbolu stamt af van het Griekse Saframpolis, de stad van saffraan, die hier sinds mensenheugenis werd verbouwd en verhandeld. Hofleverancier van deze exotische specerij uit de saffraankrokus is deze regio al lang niet meer. De productie is beperkt en de kwaliteit inferieur aan die van Iran, Spanje en Kashmir.

Bij kruidenier Ramazan ruikt het naar zeep en kruiden, die onverpakt in balen voor het grijpen liggen. Het theehuis is alleen voor mannen. Ze bespreken de laatste roddels tijdens het kaarten, dominospel, of okey (Turkse rummikup). Ook barbier Ahmet roddelt, terwijl hij een klant scheert. Geroutineerd veegt hij telkens het schuim af op de rug van zijn andere hand. Rondom zijn kapstoel is in het linoleum een sikkelvorm uitgesleten door de ontelbare kilometers die de kapper de afgelopen decennia rond zijn klanten schuifelde.

Tot diep in de 19de eeuw was Safranbolu een schakel in het handelsnetwerk van karavaanroutes van China naar Europa. De kamelen en ezels die onder meer zijde, diamanten, porselein, papier, rabarber en buskruit vervoerden, en de paarden waarop de handelaren reden, konden hier uitrusten in de karavanserai. Een gratis herberg die een veilige overnachtingsplek bood voor karavanen, reizende handelaren, hun waren en hun dieren. De kamelen zijn al lang vervangen door trucks en de nieuwe eigenaren renoveerden de stallen en herbergkamers van weleer tot een boetiekhotel.

Vanuit de schaduw van het Köroğlu gebergte voert de weg naar Kastamonu, een mooie uitvalsbasis om de omgeving in deze vergeten uithoek van de Zwarte Zee verder te verkennen. De plaatsnamen onderweg zijn opmerkelijk: Arac (voertuig), Gemi (schip) en het luguber klinkende Kanligöl (bloedig meer).

Langzaam klimt de landbouwregio uit de armoede op. Veel traditionele konaks (herenhuizen) in het oude centrum van Kastamonu gaan nog gebukt onder achterstallig onderhoud en een eeuw van verwaarlozing, omdat het geld ontbrak. Vanaf de kasteelruïne die boven het provinciestadje uittorent, is de vergane glorie goed te zien. Gelukkig groeit het besef dat dit erfgoed bescherming verdient en toeristen kan trekken. Daardoor omarmen sommige gerestaureerde historische panden de nostalgie naar Ottomaanse tijden en schenken hun een tweede leven als boetiekhotel waar tijdens diners de eerste vage suggesties op tafel komen voor het opzetten van culinair toerisme.

Buyurun! (‘Kijkt u eens!’), zegt de ene na de andere boerin uitnodigend op de weekmarkt. De producten van hun harde werk bieden ze hier te koop aan: rozenbottels, maïskorrels, bonen, kaas, honing, moerbeistroop, kweeperen, tamme kastanjes, knoflook. Van zwarte knoflook heeft geen van de verkopers ooit gehoord. “Geen idee wie dat produceert”, zegt een van hen.

Even verderop, op straat tegen de muur van het Arabapazari-badhuis, zijn boeren druk met ganzen, kalkoenen, kippen en hanen. Met touwtjes aan de poten worden ze aan elkaar gebonden. De meeste dieren leggen zich neer bij hun lot en luieren wat. Eén haan richt zich op en kraait zich schor. Als een klant aangeeft hem vanavond in de pan te willen, hakt de boer de kop eraf. Hij houdt het stuiptrekkende en met zijn vleugels fladderende dier aan zijn poten omhoog zodat het bloed uit zijn halsslagaderen stroomt. Routineus trekt de boer de veren uit de huid van de haan, verwijdert de ingewanden, en overhandigt de resten van de biologische haan aan de klant.

Voor een nieuwe dagtocht naar het havenstadje Inebolu begint, wacht een uitgebreid ontbijt op de boerderij van Sabiha Izbeli (85). Haar landhuis met krakende houten vloeren is al 400 jaar familiebezit, het interieur is nooit veranderd. Bezoekers stappen zo de Ottomaanse tijd binnen, en worden bediend als sultans. “Alle gordijnen en tafelkleden heb ik zelf gemaakt’’, zegt de weduwe trots. Serdar, haar oudste zoon, die onverwachts langskomt, fokt koeien en legt een zaadbank aan van alle regionale zaden.

Alles wat op tafel komt is afkomstig van de boerderij. Slow food bereid met plaatselijke, biologische producten. Serife, een van de keukenbedienden, roostert het zelfgebakken brood niet in een broodrooster maar op de potkachel. Een ander zet koffie en thee. Ontspannen in dit landelijke ritme en meehelpen op de boerderij zou kunnen worden ontwikkeld tot agrotoerisme of boerderijvakanties, maar zo ver is het hier nog niet. Recreatie op het agrarische platteland vindt in Europa steeds meer weerklank en wordt door de Europese Unie gestimuleerd, maar hier aan de Zwarte Zeekust staan agrotoeristische projecten om het platteland te vitaliseren nog in de kinderschoenen. Biologische boer Serdar heeft er een hard hoofd in. “De leegloop van ons platteland blijft aanhouden. De vergrijzing neemt toe”.

De parel aan de kroon van de gelijknamige provincie Kastamonu is een ruim 600 jaar oud bosmoskeetje, de Mahmut Bey camii, in het dorpje Kasaba. Het houten interieur en plafond zijn uitbundig gedecoreerd met houtsnijwerk. De geschilderde geometrische en bloemmotieven zijn opvallend goed geconserveerd in een bloedrode kleur.

Naar het slaperige havenstadje Inebolu slingert de moderne asfaltweg zich tussen de naald- en hazelnootbomen door omhoog en naar beneden. Hier houden everzwijnen, herten, bruine beren en wolven zich schuil.

Inebolu geniet in Turkije enige bekendheid vanwege twee voetnoten in de geschiedenis. Hier kondigde Mustafa Kemal Atatürk, de eerste president van Turkije, in 1925 de ‘hoedenwet’ af. Hij was het zat dat Turken door Europeanen werden uitgelachen om hun islamitische vilten fez en verplichtte elke man een Europese hoed te dragen, als symbool van westerse beschaving.

Grappig? Niet echt. Hoed versus fez was in de jaren ’20 wat nu het debat over hoofddoekjes is: modern seculier versus conservatief religieus. Diverse vrome moslims moesten hun verzet tegen het dragen van een hoed bekopen met dood aan de galg. Maar dat vertelt het bronzen Atatürk-met-Panamahoed-standbeeld niet. Wel dit citaat uit zijn toespraak: ‘Dit hoofddeksel heet een hoed.’ De mannen van Inebolu trekken zich al lang niets meer aan van die hoedenwet en lopen achteloos voorbij aan het standbeeld.

Ook die andere voetnoot kreeg hier een standbeeld: mannen en vrouwen die met waterbuffels karren met munitie voorttrekken tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Grieken (1919-1923).

In het straatje naast de Tevfikiye-moskee liggen twee ondefinieerbare voorwerpen tegen de gevel van een gesloten werkplaats. “Van mij’’, roept een bejaarde man die aan de overkant thee drinkt. Feti Gürel (74) maakte heel zijn leven brede lastzadels voor paarden en ezels die daarmee voor de boeren goederen konden vervoeren op de steile heuvels waar hun akkers en boomgaarden liggen. “Ik was de laatste. Niemand wil het meer leren’’, zucht Feti.

Handel is er nog wel volop in knoflookstrengen. In en buiten de bazaar. Op de vraag naar zwarte knoflook verwijst een van de handelaren naar Taşköprü (Stenen Brug), de knoflookhoofdstad van het Zwarte Zeegebied. “Daar is geloof ik iemand die zich ermee bezighoudt”. Navraag in het stadje leidt uiteindelijk naar knoflookhandelaar Mehmet Yilmaz. Reclame voor de zwarte variant maakt hij nog amper. ‘Het Witte Goud’ staat er op een poster van witte bolletjes op zijn voordeur.

Ook op deze zondag zitten er zijn werkplaats vrouwen en mannen aan de lopende band gepelde teentjes knoflook te controleren. De geur doordringt alles. “Ik ben de enige in de streek die ook zwarte knoflook produceert”, zegt Mehmet.  “Proef maar’’. De verrassende smaak is een mix van zoete sojasaus en knoflook. Lachend zegt de ondernemer: “Zo maken we hier van wit goud zwart goud.’’

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.