Mark Snijder: ‘Ik voel de noodzaak een tegengeluid te geven over het Midden-Oosten’
“Ik ben opgegroeid op de Veluwe, in een dorpje bij Apeldoorn. Daar heb ik van mijn derde tot mijn zeventiende gewoond. We waren met vier kinderen dus het was druk bij ons thuis. We waren een warm, gezellig gezin. We gingen vaak met vakantie of weekenden weg, kamperen. We bleven altijd in Europa. Ik zat pas voor het eerst in een vliegtuig toen ik over de twintig was en stage ging lopen in Egypte. Wel kreeg ik van mijn ouders mee dat de wereld groter was dan je eigen plekje. Er werd naar het journaal gekeken, en op zondag naar Buitenhof. We lazen het NRC, ik ook toen ik vijftien was. En dat het Midden-Oosten al vroeg mijn aandacht had blijkt uit het feit dat ik op mijn vijftiende een scriptie voor geschiedenis schreef over Nasser: “Waarom faalde het Arabisme?” Ik nam het in die scriptie op voor Nasser, gaf hem tips om het Arabisme meer kans van slagen te geven. Grappig om terug te lezen.
Ik ging studeren op mijn zeventiende, in Groningen. Tijdens mijn studententijd ben ik echt gevormd, ontdekte ik dat er een wijde wereld bestond. Ik studeerde Internationale Organisaties, was overtuigd dat dit de juiste studie was terwijl ik geen idee had wat ik ermee wilde doen. Toen ik afstudeerde wist ik het eigenlijk nog niet. Het is een hele brede en pas tegen het einde kies je echt een richting. In mijn geval ging ik me bezig houden met het Midden-Oosten. Ik schreef een scriptie over Arabische natievorming en regelde een stage voor mezelf in Alexandrië bij de Anna Lindh Foundation. Dat is een stichting voor Euro-Mediterrane samenwerking en dat vond ik heel boeiend. Die scriptie was inhoudelijk heel interessant, en ontzettend leuk om te doen. Maar om vier maanden in Egypte te zijn, dat was nog zo veel leuker!
Het was mijn eerste keer in de Arabische wereld. Ik voelde me snel op mijn gemak. Wat me onmiddellijk opviel waren de gastvrijheid en vriendelijkheid. Na aankomst in Egypte nam ik de trein van Cairo naar Alexandrië, en ik stapte een station te vroeg uit. Daar stond ik heel verloren met mijn koffer en een kaart. Er kwam iemand naar me toe die vroeg of hij me kon helpen. Hij bracht me vervolgens heel vanzelfsprekend naar de plek waar ik zijn moest, zei “Veel plezier” en ging weer weg! Ik had een geweldige tijd in Alexandrië.
Vlak voor ik afstudeerde verhuisde ik naar Utrecht. Ik was gaan samenwonen en zocht werk. Die Euro-Med samenwerking vond ik heel leuk, daar wilde ik graag mee verder. Ik kon een jaar terecht bij de European Cultural Foundation die veel Euro-Med activiteiten uitvoerde. Het daar dat ik Nayla Chebli ontmoette. Zij geeft Arabische les en ik dacht: ‘dat wil ik ook wel’. Dat is tien jaar geleden en ik ben nooit meer gestopt.
Het leren van een nieuwe taal geeft je toegang tot zoveel meer dan alleen het spreken. Het is cultuur, literatuur, geschiedenis. Wat ik leuk vind aan het Arabisch is dat het zo complex is, en het heeft een veel groter vocabulaire dan Nederlands. Met Arabisch ben je nooit klaar. Ik doe het puur voor de lol, want ik gebruik het nauwelijks. In 2010 heb ik in Damascus nog een zomercursus gedaan. Het was fantastisch om daar in de oude stad te verblijven, en vandaar naar Libanon te reizen.
Na de European Cultural Foundation kreeg ik een baan bij het Nederlands Jeugd Instituut (NJI). Daar was een EU-programma voor de jeugd. Gek genoeg wist ik nog steeds niet goed wat voor werk ik wilde, behalve dat het iets internationaals moest zijn. Ik heb in de zes jaar dat ik daar werkte best veel gesolliciteerd en ik heb zelfs nog een promotie overwogen. En toen begon het langzaam allemaal op z’n plek te vallen: ik kon voor mezelf beginnen. Ik had inmiddels een netwerk en ik wist waar ik goed in ben. Ik realiseerde me dat ik professioneel kon gaan doen wat ik altijd al voor de lol deed, schrijven. En ik kan me bezig houden met de onderwerpen die mij interesseren. Ik kwam er achter dat het thema jongeren me echt boeit, zeker in combinatie met het Midden-Oosten. De bevolking in de Arabische landen is erg jong.
Ik zou willen dat ik mijn loopbaan gepland had, maar het is gewoon allemaal zo gegaan. De keuzes die ik heb gemaakt, zonder te weten waarom, die pasten achteraf bezien in een patroon. Alles komt bij elkaar. Ik doe wat ik leuk vind, ook al kost het me veel tijd, zoals de Arabische les. Toen ik bij het NJI werkte heb ik vrijwilligerswerk gedaan bij Amnesty om met het Midden-Oosten bezig te blijven. Ik werd daarnaast lid van D66. Als vrijwilliger werd ik redacteur voor hun ledentijdschrift en voor het blad van het Wetenschappelijk Bureau van D66. Dat leidde later weer tot een aanstelling als hoofdredacteur, dat had ik ook weer niet gepland.
Een paar jaar geleden werd ik benaderd door het Grote Midden Oosten Platform. Ik werd getriggerd door de doelstelling: een genuanceerd beeld schetsen van het Midden-Oosten. Ik ben zelf vaak geprikkeld door de negatieve clichés die er bestaan over het Midden-Oosten en ik voel de noodzaak om een tegengeluid te geven. Daar ben ik wel achter gekomen bij mezelf: In alles probeer ik een ander geluid te laten horen. Ik kan er heel slecht tegen als er maar op één manier ergens naar gekeken wordt. Dat is ook de reden dat voor mij binnen een politieke partij als D66 het Wetenschappelijk Bureau de interessantste plek is. Dat is waar het meest kritisch wordt nagedacht.Neem bijvoorbeeld dit boek van Amin Maalouf “Rovers, christenhonden, vrouwenschenners: de kruistochten in Arabische kronieken” uit 1983. Ik las het deze zomer. Alleen al het concept is fantastisch. De kruistochten vanuit een ander perspectief bezien dan het Europese. Dát is belangrijk, zeker als iets heel ingewikkeld is.
De laatste tijd houdt die jonge generatie in het Midden-Oosten me enorm bezig. Wat gaat er gebeuren met die 200 miljoen jongeren? Wat voor kansen krijgen zij? Volgens mij is het één van de belangrijkste factoren voor de regio zelf, maar ook voor ons in Europa. Als het in het Midden-Oosten ergens vandaan moet komen, dan is het van die nieuwe generatie. Er zit iets van een zendeling in mij, om die boodschap over te brengen. Die generatie is een bron van optimisme. Dat vraagt dan wel de juiste keuzes en investeringen, ook van Nederlandse NGOs, overheid, bedrijfsleven. Ik vind dat je daar nog te weinig hoort.
Recente reacties