Désanne van Brederode: ‘Ik vraag me al jaren af hoe vreselijk de beelden uit Syrië nog moeten worden voordat mensen het tot zich laten doordringen’
Je bent nooit in Syrië geweest en toch werk je al een hele tijd samen met Syriërs in Nederland en steun je hun revolutie, activiteiten en demonstraties. Daarnaast ben je bestuurslid in één van de verenigingen die de Syrische revolutie vanuit Nederland steunen. Bovendien ben je één van de weinige Nederlanders die direct samenwerkt met Syriërs en niet langs of om hen heen. Hoe is je interesse in de revolutie begonnen? En waarom heb je voor deze stijl van directe samenwerking gekozen?
‘Ik vind het moeilijk om te zeggen dat het een keuze is geweest. Het is begonnen met de beelden die iedereen heeft gezien, van de vreedzame demonstraties in veel steden in Syrië die ook bij ons op het journaal waren, die een bepaalde energie uitstraalden, niet alleen opgekropte woede, maar ook heel veel hoop, vreugde en saamhorigheid. Daarna zag je eigenlijk al heel snel hoe het regime die demonstraties zo hardhandig neersloeg, maar ook al in 2011 woonwijken begon te bombarderen, zogenaamd preventief, omdat zich daar `terroristen` zouden schuilhouden. Ja, ik kan er kort over zijn: als ik die beelden zag, maakte me dat niet alleen verdrietig, ik kon er soms ook moeilijk van slapen.
En ik was verbaasd dat toen in Egypte de Arabische lente opkwam – eerst begonnen in Tunesië – mensen hier voortdurend de tv aan wilden zetten om te kijken hoe het op het Tahrirplein ging. Later werd Libië nog wel met grote interesse gevolgd, maar over de geringe reacties op Syrië was ik echt verbaasd. Het was in het nieuws, je kon weten wat er gebeurde en het was erg duidelijk dat het regime eindelijk openlijk zijn zwarte kant toonde. En toch hoorde je er niets over. Toen dacht ik: ik kan twee dingen doen. Ik kan dat als een klacht op facebook zetten, maar ik kan ook de vraag stellen: ‘Waar gebeurt er wel wat voor Syrië?’
Zo ben ik in 2012 bij het Syrische Comité terechtgekomen dat toen een bijeenkomst had georganiseerd samen met het Jasmijnplein, het centrum voor solidariteit met de Syrische bevolking in Rotterdam. Ik raakte aan de praat met mensen en die vroegen of ik nog een keer wilde komen om van gedachten te wisselen over een plan om de situatie in Syrië meer onder de aandacht van het Nederlandse publiek te krijgen. Dan hoor je al snel over het verleden onder de dictatuur. En op een gegeven moment ontstaan er vriendschappen en is er een bepaalde manier van omgaan die je zo dierbaar wordt dat het nieuws zich steeds minder ver weg lijkt af te spelen, omdat je er de verhalen van de mensen van wie je bent gaan houden in mee betrekt. Dan kun je niet meer terug, nee, je kunt misschien wel terug, maar het is gewoon niet aan de orde.’
Syriërs vinden dat de wereld hun revolutie tegen de onderdrukking en dictatuur in de steek heeft gelaten. Ze verwijten het westen negatieve passiviteit. Je hebt deelgenomen aan demonstraties waar Nederlandse Syriërs het zwijgen van de wereld aan de kaak stelden. In Amsterdam droegen ze spandoeken met daarop `Jullie zwijgen doodt ons´. Waarom heeft de Syrische misère niets in beweging gebracht in Nederland?
‘Ik vind dat een heel moeilijke vraag, omdat ik natuurlijk niet in de hoofden en harten van alle Nederlanders kan kijken. Ik zou zeker niet willen zeggen dat het per se bij iedereen onverschilligheid is, maar wel dat de beeldvorming een grote rol speelt. Het hele Midden-Oosten wordt al een aantal decennia hier in Nederland afgeschilderd als een verzameling brandhaarden van potentieel islamitisch geweld. We hebben natuurlijk de invallen in Afghanistan en Irak gehad die uiteindelijk niet het gewenste succes hebben gebracht. In Egypte was ook al snel duidelijk dat de revolutie, die gevraagd werd, onmiddellijk gekaapt werd door andere partijen.
Ik denk dat dit eraan bijdraagt dat mensen, als het over Assad gaat, zeggen: ‘Oké, het is een dictator, maar hij zit daar misschien toch met een goede reden, namelijk om een stammenstrijd tussen radicale islamitische groeperingen te voorkomen.’ Dat past allemaal in dat plaatje van het Midden-Oosten, waardoor mensen lui worden in waarnemen. Assad komt ook niet over als machtswellustige dictator, zoals je die herkent in Qaddafi, of Saddam Hussein, die ook bekend stonden om hun ziekelijke levensstijl, met zoveel intimiderende rijkdom. Syrië ziet er van de buitenkant anders uit. Bashar heeft bij zijn aantreden in 2000 al een beetje geknipoogd naar het Westen: wij gaan geleidelijke hervormingen invoeren, er waren ook milieuprojecten enz.
Als ik kijk naar mensen met wie ik er in die tijd over sprak, dan zeiden ze: ja, het is heel erg, maar je weet niet precies wie wie heeft uitgedaagd. Daarbij werd natuurlijk soms de retoriek overgenomen die Hafez Assad bezigde: we moeten met harde hand regeren, want er zijn in het land haarden van sektarisch geweld. Bashar is wat mij betreft knapper in het bespelen van de internationale media dan Josef Goebbels. Hij weet precies waar westerse vooroordelen en angsten liggen. Hij heeft van begin af aan de vreedzame demonstranten aangeduid als terroristen, wetend dat dergelijke woorden mensen in Europa en Amerika meteen bezorgd maken om hun eigen hachje. O, als de terreur maar niet deze kant opkomt!! En de vaatbommen zijn gezien, en het is in het journaal geweest dat mensen doelbewust werden gebombardeerd, mensen die in de rij stonden voor de enige bakker die nog meel had. Maar het lijkt alsof dit wrede geweld van Assad telkens toch weer meteen vergeten werd.’
Hoe kunnen wij deze houding verenigen met onze democtratische waarden?
‘Ik vind dat ook niet te begrijpen. Dat zijn de vragen van de Syriërs, maar het zijn ook mijn vragen. En op vier mei komt weer de hele riedel van de Tweede Wereldoorlog en dat de Duitsers destijds hebben gezegd: wir haben es nicht gewusst. Maar dan denk ik: wij weten dit allemaal. Tik Assad in op wikipedia en je krijgt gewoon het correcte verhaal van wat er aan de hand is. De bronnen zijn beschikbaar en toch is het net alsof het kwartje niet wil vallen. Mijn grootste verdriet is dat met de opkomst van IS, de aandacht er wel weer was voor Syrië, maar voortdurend IS als grootste bron van het kwaad wordt gezien, waarmee ik zeker niet wil zeggen dat ze niet kwaad zijn.
Ik vraag me al die jaren al af hoe vreselijk de beelden nog moeten worden voordat mensen het tot zich laten doordringen. Neem de gifgasaanvallen, eind augustus 2013. Dat was natuurlijk een enorm dieptepunt in een reeks dieptepunten, waarvan je toch denkt: nu worden de mensen wakker. Er zijn ook onderhandelingen geweest, met nota bene de Nederlandse Sigrid Kaag, met als reslutaat dat de chemische wapens geleidelijk Syrië uit zouden gaan. Er werd gecontroleerd en Assad heeft na veel gesprekken toegezegd. En we hebben nu Khan Shikhoun gehad. Dan verwacht ik eerlijk gezegd dat er een heleboel mensen gaan demonstreren. Want het is niet alleen dat die aanval afschuwelijk is, het is gewoon het toppunt van sadisme om te beloven dat je die wapens de wereld uitgooit en het gewoon brutaal in het gezicht van de wereld nog een keer doet. ‘
Als wij Nederlanders ´Nooit meer´ zeggen, bedoelen we dat er alles gedaan moet worden om herhaling te voorkomen van de humanitaire catastrofe die tijdens Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden. Er zijn veel mooie Nederlandse romans en memoires over die oorlog geschreven. Ondanks ons sterke geheugen verbaast het mij dat er nooit een overtuigend verband is gelegd tussen de pijn van de Tweede Wereldoorlog en die van de huidige Syrische oorlog. Terwijl de Syriër graag enig verband ziet tussen de genocide op de Joden en de massamoorden op de Syriërs en de opstandelingen. Ik weet dat dit vloeken in de kerk is voor Nederlanders die zich schuldig voelen tegenover de Joodse slachtoffers. Maar hoe kan duidelijk worden gemaakt dat onze dierbare leus `Nooit meer` failliet is geraakt?
‘Dat geldt niet alleen voor Syrië, maar ook voor Congo, Rwanda en de oorlog in de Balkan. Ik heb zelf het idee dat die emoties niet zo diep gaan. Dat is een sentiment. Nu ga ik heel hard vloeken in de kerk, veel harder dan jij; in mijn beleving is het precies zo´n sentiment als bij een WK, waarbij iedereen in oranje kleren loopt en met oranje vlaggetjes wappert. Wij zijn een sentimenteel volk, maar dat wil nog niet zeggen dat wij erg goed zijn in serieus over dingen nadenken.
Herdenken we alle oorlogen of beperken we ons tot de Tweede Wereldoorlog? Die oorlog is wel met een reden tot het dieptepunt, de grote hel in de geschiedenis, uitgeroepen. De moord op zes miljoen mensen van een en hetzelfde ras is natuurlijk ongelooflijk. Maar door dit te markeren als dieptepunt, hebben mensen de neiging om wat er daarna aan ellende op de wereld is gebeurd te bagatalliseren door het te vergelijken met de Tweede Wereldoorlog. Ik heb het idee dat er gezocht wordt naar legitimering voor het niet ter plekke aanwezig willen zijn en je engageren.
Kijk, een bezoek van Poetin aan Nederland, dat is een eenmalig iets en dan gaan mensen de straat op omdat het met de homorechten in Rusland abominabel is gesteld, als er al rechten voor die mensen zijn. Dus dan houden we een grote demonstratie. Zonder daaraan afbreuk te willen doen, maar dat is makkelijk engagement, één keer deelnemen aan de Womens March en voor vrede zijn en tegen discriminatie. Een oorlog heeft natuurlijk helemaal niet dat feelgood-gevoel. Je weet ook dat de straat opgaan voor een oorlog niet betekent dat meneer Assad zich op zijn achterhoofd krabt en zegt: ‘Misschien moet ik toch maar hiermee stoppen’. Dat speelt allemaal een rol, het is te groot. En als je je daarmee betrokken verklaart, weet je diep in je hart dat er geen weg terug is. Ik ben eerlijk gezegd ook bang dat de uitzichtloosheid van de oorlog een rol speelt, je engageert je met iets uitzichtloos.’
Als er in de media over de vluchtelingencrisis wordt gesproken, dan bedoelt men de crisis waarin het land terecht is gekomen vanwege de nieuwe stromen vluchtelingen en niet de problemen die vluchtelingen zelf hebben. In jouw pamflet `Als de stilte steekt` kijk jij op een andere manier naar deze kwestie en beschouw je het als een `blessing in disguise`. Wat bedoel je daarmee?
Ik heb het idee dat het veel politici mooi uitkomt om de vluchtelingen, die inmiddels over heel Europa verspreid zijn, van alles de schuld te geven. Ze wijzen graag naar vluchtelingen die zware druk leggen op de huisvesting, die zomaar uitkeringen krijgen en die ook nog eens meer kinderen hebben dan de Nederlanders. Op die manier is er een zondebok binnengehaald en kunnen politici heel snel scoren met uitspraken als grenzen dicht, we kunnen het niet meer aan. Mensen gaan daarin mee. Er zijn natuurlijk ook mensen die vluchtelingen welkom heten en helpen, maar helaas zijn die niet interessant voor de talkshowtafels, omdat ze genuanceerd zijn en in stilte hun werk doen.
Daarom proberen politici de vluchtelingencrisis hoog te agenderen. Dat doen ze trouwens niet in termen van opvang of armoedebestrijding. Dat zijn helemaal geen populaire vragen. In plaats daarvan stellen we andere vragen: willen we ons land nog open stellen? Dit leidt af van andere problemen, zoals het klimaatprobleem. Wil je daar echt je schouders onder zetten als samenleving, dan redt je het niet met een paar leuke elektrische autootjes op de weg, dan moet je structureel ongelooflijk veel veranderen. Het vraagt veel offers.
Hetzelfde geldt voor de afschuwelijke toestanden in de bio-industrie. Die worden vaak gehekeld, maar het wonderlijke is: daar blijft het vaak bij, doordat een grote groep mensen een goedkoop varkenslapje op het bord wil. Wil je zo´n probleem aanpakken, dan moet dat op Europees niveau, want je moet rekening houden met de concurrentie. Dit alles vraagt van mensen in hun dagelijks leven een offer dat ze niet willen brengen Vluchtelingen wegsturen of niet binnen laten, doet de Nederlander daarentegen geen pijn. Daar kan je goede sier mee maken in de politiek. ‘
In hetzelfde pamflet ben je ook kritisch ten opzichte van Nederlanders die vrijwillig hulp bieden aan de Syrische nieuwkomers. Waar loopt het volgens jou mis bij deze goedhartige initiatieven?
‘Naast alle kritiek die er op vluchtelingen is, zijn er ook veel mensen die zich wel degelijk inzetten, geïnteresseerd zijn in wat vluchtelingen is overkomen, hen willen helpen en wegwijs maken in Nederland. Ook willen ze soms kennismaken met het persoonlijke verhaal van iemand:, de cultuur, het eten. Maar vaak is het – en daar probeer ik ook bij mezelf op te letten, want ik denk dat die fout voor de hand ligt – een soort helpen van bovenaf. Wij wonen al in een vrij land, fijn dat jullie hier zijn, wij gaan jullie leren zo Nederlands mogelijk te worden. In de manier waarop dat gebeurt, en in het soort medelijden dat wordt getoond, zit een ongelijkwaardigheid, en dan vraag je je af: doet iemand dat werkelijk uit interesse voor deze Syrische persoon, of is het ook om ´s avonds voor de spiegel te kunnen denken: wat heb ik toch goed werk gedaan voor die arme mensen?
Het gaat erom dat je mensen echt leert kennen en niet alleen maar reduceert tot vluchteling, of tot Syriër. Wat ik daarin soms mis, is dat het echt een ontmoeting wordt en dat de Syriërs die je kent, of überhaupt de migrant die je kent, jou ook een heleboel te bieden heeft. Of dat ze zelf naar je komen met hun vragen in plaats van dat jij aanbiedt wat je denkt dat nodig is.
Er zijn mooie plannen, maar er wordt niet gevraagd: wat willen jullie van ons? Daarbij komt dat iemand één keer iets over zijn trieste oorlog mag vertellen, zijn trieste vluchtelingenverhaal en hoelang hij in verschillende vluchtelingenkampen heeft moeten wachten, dat soort dingen, maar dat de politieke dimensie van het leed, de jarenlange dictatuur, wordt onderschat. Ik ken een jongen die in een bijzinnetje zei: Ik keek uit mijn raam en op een gegeven moment lagen daar vijftig vrienden op de grond, door een scherpschutter neergemaaid na een demonstratie. Die jongen is nu 22 of zo en heeft dit al vanaf zijn zestiende op zijn netvlies. Als ik dat hoor, denk ik dat het niet voldoende is iemand naar een therapeut te verwijzen. Ik wil Syriërs steunen in hun protest tegen het onrecht.
Ook wordt van Syriërs gevraagd, nu ze veilig zijn, snel een bladzijde om te slaan. Problemen mag je hebben, maar met goede hulp en een beetje doorzettingsvermogen kun je de moeilijkste dingen in je leven overwinnen en aan een nieuw hoofdstuk beginnen. Soms wordt zelfs gezegd: elke crisis is een kans. Voor een deel is dat misschien wel waar, maar je kunt niet, terwijl een oorlog volop gaande is, tegen mensen zeggen: nu ben je hier, sla de zwarte bladzijde om, word nu maar eens gelukkig. Syriërs kunnen best de taal leren, op den duur een baan vinden en een woning. Maar ze blijven zich schuldig voelen tegenover de achterblijvers, blijven zich zorgen om hen maken, volgen het nieuws wat wij niet meer te zien krijgen. De Syriërs die met deze oorlog verbonden zijn, kunnen heel moeilijk een bladzijde omslaan, de vreselijke dingen die zij hebben meegemaakt zijn niet uit het geheugen te wissen. Het is kortzichtig als we de levens van deze mensen als een soort Hollywoodfilm zien, met eerst een heleboel verdrietige dingen en dan begint de vioolmuziek en gaat de zon schijnen, en wordt iemand uiteindelijk toch nog gelukkig in een rijtjeshuis met een auto voor de deur. ‘
Iedere Syriër in Nederland leert snel wat het woord `integratie` betekent. En iedereen is op zijn manier en tempo bezig Nederlands te leren. In `Brief aan een gelukzoeker` adviseer je migranten te integreren, maar wel met mate. Alsof integratie slecht is voor de gezondheid. Is integratie dan niet dé oplossing van alle problemen, zoals velen propageren?
‘Als integratie betekent dat je alle levende herinneringen aan je land, je cultuur, je achtergrond, hooguit thuis nog een beetje mag koesteren, maar zoveel mogelijk moet loslaten om helemaal te vernederlandsen, dan denk ik dat het op den duur ziekmakend kan zijn. Omdat je van mensen vraagt geen heimwee te voelen en om banden die iemands identiteit uitmaken door te snijden: `Alles ligt achter je, duik maar ten volle in deze samenleving!` We weten al van mensen die niet mochten zeggen dat ze homo zijn en van mensen die niet openlijk mochten zeggen dat ze niet meer in God geloofden, dat ze daar ziek van konden worden. Ik denk dat integreren veel beter lukt als er niet alleen ruimte is om thuis naar Fairouz te luisteren, maar als je ook mag zijn wie je bent, met je heimwee, de dingen die jou gevormd hebben en dat je daar trots op mag zijn, dat je daar van mag houden, en dat je dat aan anderen kunt laten zien. Er wordt niet met zoveel woorden gezegd “wij zijn superieur aan jullie“, maar soms riekt het ernaar. En omdat mensen de Nederlandse samenleving superieur achten, vinden ze het logisch dat je je gaat aanpassen en wilt worden zoals wij. Maar als je bepaalde dingen niet mag voelen, niet mag uiten, dan word je ziek.
In de naam van de neutrale journalistiek hebben de Nederlandse media ook een podium gegeven aan Assad-aanhangers. Want pas als je alle stemmen hebt gehoord, kun je de situatie goed begrijpen. Ik heb het idee dat `neutrale’ journalistiek een smoes is geworden om maar gemakzuchtig om te gaan met de werkelijkheid. Wat vind jij hiervan?
‘Er zijn genoeg journalisten die duidelijk zijn over zijn wandaden en dictatorschap. Maar soms zit er toch weer iemand in een programma die mag vertellen dat Bashar zo slecht nog niet was, dat Syrië onder hem steeds moderner werd, dat zijn tegenstanders allemaal een moslimstaat willen. Zelfs als overduidelijk is dat Assad wéér een gifgasaanval op zijn geweten heeft, is er podium voor iemand die zegt: `Nou, laten we voorzichtig zijn, het is nog niet bewezen. Het kan de zoveelste strategie zijn van zijn tegenstanders om hem zwart te maken.` En dan blijven kritische vragen uit. Want ja, `niet te vroeg oordelen` is een teken van correcte, neutrale, objectieve journalistiek. Dat is uiteraard ook zo, maar mijns inziens komt de keuze voor dit soort gasten, die een zeker tegenwicht zouden bieden, vaak voort uit haast, gemakzucht en onverschilligheid.
In het westen is de vrees voor de islam en de islamisering groter dan de vrees voor een dictator die alleen op eigen grondgebied huishoudt. En we wilden vanaf het begin af aan, gok ik, ook een goed excuus hebben om niet te hoeven ingrijpen. We hebben geleerd van Irak en Afghanistan. Dus lieten we Syrië al vanaf het begin van de revolutie in de steek. We zagen het een chaos worden, noemden het al een burgeroorlog voordat het een burgeroorlog was, en nu stellen we hoofdschuddend vast dat een oplossing zonder Assad niet realistisch meer is. Dan komt het goed uit als ons beeld van hem niet altijd donker en monsterlijk is, toch?
Een laatste vraag: Tot wanneer? Tot wanneer blijf je samen met de Syriërs de lange moeilijke weg volgen die ze noodgedwongen hebben ingeslagen?
Ik hoop dat het me gegeven is om in ieder geval tot mijn eigen einde bij de Syriërs te blijven. Maar wie weet wordt mijn bemoeienis niet op prijs gesteld, en dan zal ik me ook niet opdringen.
Ik ben niet opgegroeid in een dictatuur, ik heb me niet aan een stad of landschap aldaar gehecht, ik heb er geen familie en vrienden, ik heb geen herinneringen. Ik weet niet wat het is om lijken te moeten bergen. Of om gefolterd te worden, na eerst te zijn ontvoerd naar een gevangenis, geblinddoekt en gekneveld. Ik weet steeds beter wat ik allemaal niet weet en niet heb meegemaakt, dus ik heb geen enkel recht om me ook maar enigszins verwant te voelen aan de Syriërs. Maar juist omdat ik dat allemaal niet heb meegemaakt, kan ik er misschien wat makkelijker open over spreken en schrijven – en hopelijk tot steun zijn.
Met “Als stilte steekt” wil ik aan de geïnteresseerde Nederlanders zeggen: “Dit is wat ik allemaal niet wist, en dit is wat jullie misschien ook nog niet weten. Hoe pijnlijk de stilte door Syriërs wordt ervaren.” En dat zal ik blijven herhalen, tot het minder stil is. Hoop ik.’
Recente reacties