We ontmoeten elkaar in de imposante bibliotheek van het Prins Claus Fonds aan de Amsterdamse Herengracht. Omringd door boekenkasten die tot aan het plafond reiken, gevuld met literatuur, poëzie en fotobundels uit de hele wereld. Ik vind er A Complete Insiders Guide to Lebanon, een reisgids over het ‘echte’ Libanon. Kamal Mouzawak bracht het uit in 2008, in een tijd dat hij nog van hot naar her rende om alle projecten die ontsproten aan zijn activistische brein op te zetten. Inmiddels heeft hij geaccepteerd niet altijd alles te kunnen doen.
Met zijn jas over zijn schouders gedrapeerd – het is een koude decemberdag — schenkt Mouzawak ons beiden een glas water in. Ik begin het gesprek in Arabisch, maar schakel snel over op Engels. Zijn Libanese dialect gaat me te snel. De eerste vraag komt niet van mij, maar van Mouzawak. Waarom ik de Arabische taal leer? Als ik vertel dat het Midden-Oosten mij al lang interesseert, lijk ik een pavlovreactie bij hem op te wekken. “Ik weet niet wat dat betekent, het Midden-Oosten.” Hmm, dit belooft een interessant gesprek te worden. “Een land als Tunesië of Marokko heeft niets gemeen met Libanon. Ook de Levant en de Golf zijn totaal verschillende werelden. Ik heb nooit in mijn leven een kameel gezien. Maar toch spreken we vanaf de andere kant van de wereld van ‘het Midden-Oosten’ of ‘de Arabische wereld’. Ik weet niet wat dat betekent.”
Stoort het je dat veel mensen het Midden-Oosten als één regio zien?”
Andersom zien mensen in het Midden-Oosten Europa als één regio. In Libanon denkt men dat alle Ethiopiërs dienstmeiden zijn en dat alle Egyptenaren bij een tankstation werken. Mensen houden ervan om etiketten op te plakken en te generaliseren. Ze begrijpen niet dat het leven bestaat uit nuance en verschillen. Dus ja, het stoort me, en daarom moeten we een ander verhaal vertellen. Jij door te schrijven, ik door te koken, ieder op zijn eigen manier. Niet om het Midden-Oosten beter bekend te maken, maar om de wereld beter bekend te maken.”
Samen eten
Die uitnodiging neem ik graag aan. Kamal Mouzawak (47) wordt geëerd door het Prins Claus Fonds omdat hij er al vele jaren in slaagt Libanezen van alle achtergronden en gezindten bij elkaar te brengen, door samen te koken en samen te eten. Mouzawak gebruikt lokaal voedsel, traditionele recepten en lange tafels met veel eten om mensen met elkaar te verbinden. In 2004 organiseerde hij de eerste Souk el-Tayeb, ‘markt van het goede’, waar lokale voedselproducenten — vaak kleine biologische boeren — hun producten rechtstreeks verkopen aan de stedelingen in Beiroet. De markt werd een succes en nieuwe initiatieven volgden. In de restaurants van Tawlet (’tafel’) bereiden vrouwen uit het hele land traditionele, regionale recepten. En in de gastenverblijven van Beit (‘huis’) kunnen Libanezen zich onderdompelen in de rijkdom van het Libanese platteland. De commissie van de Prins Claus Prijzen roemt Mouzawak omdat hij, als ‘hoeder van het culinaire erfgoed’ aanzet tot ‘verzoening en respect tussen de verschillende gemeenschappen’.
De motivatie om jou de Prins Claus Prijs toe te kennen is uitgebreid. Welke reden is voor jou het meest belangrijk?
Lachend: “Ik weet de redenen niet.”
Het zijn er nogal wat. Inspireren tot verzoening tussen gemeenschappen, benadrukken van het belang van boerengemeenschappen…
“Die eerste is voor mij het belangrijkste.”
Waarom?
“Ik ben in maar één ding geïnteresseerd: menselijke ontwikkeling. Hoe kun je individuen bewegen het beste te doen wat ze kunnen? Ik probeer dat op een heel simpele manier.” Hij laat me het motto van Souk el Tayeb zien. “Make food, not war. Niets anders dan dat. Ik ben geboren in 1969, de oorlog in Libanon begon in 1975. Ik heb nooit begrepen waarom er oorlog was. Ik vroeg me altijd af wie er gelijk had en wie ongelijk. Tot ik me realiseerde dat iedereen gelijk en ongelijk heeft op hetzelfde moment. Het gaat erom dat we een gemeenschappelijke basis vinden voor ons allemaal. De meest simpele basis is de grond waarop we leven, die dezelfde landbouw voortbrengt en waarvan we hetzelfde eten bereiden. Dus waarom bouwen we daar niet op voort?”
Waarom biedt juist voedsel zo’n goede gemeenschappelijke basis?
“Het is heel eenvoudig. Je kunt niet drie keer tot vijf keer per dag seks hebben, althans: ik niet. Maar je kunt wel drie keer per dag eten. Je kunt niet met iedereen praten. Maar je kunt wel met iedereen eten. Dat is voor iedereen een basisbehoefte. En belangrijker nog: het is de meest oprechte en authentieke uitdrukking van onze geschiedenis en traditie. Ik ben niet Libanees gekleed, woon niet in een traditioneel Libanees huis en ik weet niet meer hoe ik typisch Libanees moet zingen of dansen. Al deze verschillende uitdrukkingen van traditie zijn we grotendeels kwijtgeraakt. Maar eten is door de tijd met ons meegereisd. Voedsel is wat dit land produceert en altijd heeft geproduceerd.”
Welke rol speelt eten in Libanon?
“De Libanese cultuur is er een van vieren, van samenkomen. Dat doe je niet met thee en een koekje. Een lunch op zondag duurt al gauw drie uur. Dan heb je niet genoeg aan een stuk vlees en een aardappel, daarmee ben je in tien minuten klaar. We hebben een cultuur van delen en uiten. Daar hoort een decor bij, met alle accessoires eromheen. Dat is eten.”
Wonderlijke geheimen van het leven
Mouzawak komt uit een boerenfamilie en groeide op in de natuur van Jeita, een klein dorp ten noorden van Beiroet. De familie van zijn vader bewerkte het land. Libanon heeft naar verhouding de grootste hoeveelheid bebouwbare landbouwgrond van de regio, maar die wordt onvoldoende benut. De burgeroorlog (1975-1990) speelde hierin een rol, net als de vele conflicten en oorlogssituaties waarin Libanon tot op de dag van vandaag direct of indirect bij betrokken is. Maar het is ook een houding van Libanezen, vertelt Mouzawak. “Landbouw is ontzettend ondergewaardeerd. Als we aan ontwikkeling denken, denken we alleen aan de steden. Maar steden moeten gevoed worden door het platteland. Alleen, in Libanon wil niemand boer worden. Net als in veel andere talen is ook bij ons boer een scheldwoord. Shoe fellah!’Wat jij, boer!’ Dat zeggen we als we iemand vervelend vinden. We moeten daarom erkenning geven aan de boeren, zodat ze weer trots zijn op wat ze doen. En zodat hun kinderen hetzelfde gaan doen.”
Wanneer ontstond die trots bij jou?
“Mijn familie werkte op het land, dus ik weet wat dat is: een prachtig geheim van het leven. Niemand kan verklaren dat een simpel radijszaadje, met een beetje aarde en een druppel water, ontspruit tot leven. Dat is het grote wonder, en dat wil ik vieren. Tegelijkertijd heb ik de oorlog meegemaakt. Nog niet zo lang geleden stonden onze levens op het spel, en kon je zomaar worden geraakt door een sluipschutter, autobom of granaat. Je moet dus koesteren wat je hebt, niet treuren over wat je hebt verloren. Dit alles komt hier voor mij samen: de waarde én de wonderlijke geheimen van het leven.”
Op de Souk el Tayeb verkopen voedselproducenten zelf hun producten. Waarom is dit zo belangrijk?
Hij wijst naar mijn lege koffiebeker. “Vond je de koffie lekker? Het was een gewone koffie, toch? Maar als ik het was die de koffiebonen had geplant, geroosterd en gemalen en de koffie helemaal zelf had gemaakt, dan zou dit geen gewone koffie zijn geweest. Dan zou het Kamals koffie zijn geweest. En als jij die koffie opdrinkt, steun je Kamal. Het gaat niet om de koffie zelf. Koffie is slechts een middel om mensen bij te staan.”
Op welke manier?
“Als Kamal koffie maakt, maar er is geen Mark om de koffie te drinken, dan heeft de koffiemaker geen bestaansrecht meer. Het is dus een uitruil. Als mensen naar de Souk el Tayeb komen, vormen ze een gelijkwaardig platform. Iemand kan miljarden op zijn bankrekening hebben staan, maar weet dan nog steeds niet hoe hij een tomaat moet maken. Die tomatenproducent weet dat wel. Dat brengt mensen bij elkaar. Ik ben een boer en ik heb jou nodig omdat ik je mijn tomaat wil verkopen. Maar jij hebt mij net zoveel nodig omdat jij een tomaat wilt.”
In vijftien jaar tijd ontwikkelde deze wekelijkse boerenmarkt in Beiroet zich tot een organisatie met uiteenlopende projecten door het hele land. “We begonnen met de markt, waarbij we boeren naar de stad brachten. Toen dachten we: waarom brengen we de stad niet ook naar het platteland? Dus gingen we één keer per jaar naar een dorpje, vroegen we lokale koks om te koken en organiseerden we een lunch op zondag. Dat werd een succes. Vervolgens dachten we: waarom doen we dit maar één keer per jaar? Dus hebben we de Tawlet-restaurants opgezet, eerst in Beiroet, daarna regionaal voor de typische keuken van iedere regio. Dat leidde ertoe dat we de boeren en koks wilden ondersteunen om nog beter te worden in wat zij doen. We ontwikkelden een capacity building-programma, over hygiëne, kooktechnieken, financiën, marketing. Deze kennis wilden we ook inzetten voor de mensen die dit het hardste nodig hebben, dus we zijn gaan werken in de Palestijnse vluchtelingenkampen, met Syrische vluchtelingen en met arbeidsmigranten. En in 2015 dachten we: mensen vinden het prachtig om de regio’s te ontdekken, dus waarom brengen we hen alleen daarheen voor het eten en niet om te verblijven? Zo ontstond Beit.”
Creëren van verandering
De charme van het verhaal van Mouzawak is dat alles zo eenvoudig en vanzelfsprekend klinkt. Er was geen langetermijnplan, het een volgde logisch op het ander. Alle goede dingen zijn eenvoudig, zegt hij me een paar keer. Je moet ze gewoon doen. Zonder valse bescheidenheid weet hij het uitzonderlijke van zijn werk te relativeren, en tegelijkertijd de waarde ervan te benadrukken. Want hij is overtuigd van het belang van samen koken en samen eten, en van mensen in contact brengen met al het voedzame dat de grond onder hun voeten te bieden heeft. Naast ondernemer of kok voelt hij zich vooral een activist. “Het gaat erom verandering te creëren. Dat geldt voor iedereen. Als jij woorden schrijft die helemaal niets teweegbrengen in het hart of de geest van ook maar één persoon, dan stop ik nu met praten. Activisme betekent voor mij verandering realiseren met alles wat we doen.”
Die verandering zoekt hij ook in zijn werk met Syrische vluchtelingen. In een prachtige longread voor The Guardianschrijft journalist Wendell Steavenson over de kooklessen die Mouzawak organiseert voor Syrische vrouwen in Libanon. Kan voedsel ook een rol spelen in het veranderen van de situatie in Syrië zelf? Mouzawak gooit zijn hoofd omhoog en klakt met zijn tong: het karakteristieke Arabische gebaar voor ‘nee’. “We moeten onszelf niet in de maling nemen. Eerst moet de oorlog stoppen, dan moeten mensen minimale rechten krijgen en pas daarna kunnen we kijken naar manieren om dingen samen te doen. Koken en eten is daar een van. Maar nee, je neemt niet een schotel tabouleh mee naar het oorlogsfront.”
Zie je wel soortgelijke initiatieven in andere delen van de regio?
“Op veel plaatsen beginnen mensen voedsel en eten te gebruiken als een manier om samen te komen. Ik ken een project in Gaza, ‘Gaza kitchen’, dat is echt ongelooflijk. En een soortgelijk project is in Pakistan gestart. Dus ja, er zijn meer van dit soort initiatieven. En waar wij kunnen helpen, daar doen we dat. Hoe meer dit gebeurt, hoe beter.”
Denk je dat dit concept overal ter wereld kan werken?
“Ja, maar daarbij gaat het niet om de Libanese keuken. Natuurlijk promoot ik Libanon, maar dat doe ik in Libanon, voor Libanon. Ik kreeg vandaag een telefoontje uit Koeweit, waar we een evenement organiseren. Het meest interessante daar vind ik om een gemeenschappelijke keuken te bouwen met Koeweitse vrouwen en Koeweitse tradities. We sturen niet een Libanese superster om daar te gaan koken. We zijn geen restaurant. We doen nu ook een project in Parijs, waarbij ik het vooral spannend vind ons te richten op alle verschillende bevolkingsgroepen die het Parijs en Frankrijk van vandaag de dag vormen. Een derdegeneratie-Vietnamees is net zo Frans als de andere Fransen. Net zoals een tweedegeneratie-Marokkaan. Dat allemaal bij elkaar is wat Frankrijk tegenwoordig is. En hoe zou de keuken van Amsterdam eruitzien? Dat is de man die kroketten en broodjes ham verkoopt, maar ook de Surinaamse keuken. Hieraan werken is mijn droom. Ik ben een ambassadeur van alle tradities en identiteiten door middel van cuisine.”
Hij voegt de daad bij het woord en haalt een pak stroopwafels uit zijn tas. “Dit is Nederland. Waarom zouden we over de hele wereld dezelfde stomme koekjes eten?” Hij reikt me er een aan. “Ik ben naar Amsterdam gekomen, dus ik eet stroopwafels.”
Wat betekent de Prins Claus Prijs voor jou?
“Het is een prachtige erkenning.”
Gaat het jullie werk verder helpen?
“Maak je een grapje? Natuurlijk. Het is net als bij de Oscars: een film wint een Oscar en iedereen wil die film zien. Maar die film was er al lang. We kunnen niet over alles een mening hebben, dus we hebben ranglijstjes en beoordelingen nodig die ons vertellen wat goed is en wat slecht. Door deze prijs weten we dat wij de goede dingen doen.”
Maar dat wist je toch al?
“Nee, dat weet je nooit. Het is pretentieus om zeker te weten dat je iets goeds doet. Hoe kun jij zeker weten dat je een mooi artikel zult schrijven? Elke morgen werk ik op mijn laptop aan een tafeltje in ons restaurant in Beiroet. En iedere keer als ik de eerste gasten zie binnenlopen denk ik: gelukkig, het werkt nog. Elke dag opnieuw. Een gast die binnenloopt is een bevestiging dat je nog steeds de goede dingen doet. Deze prijs…” Hij begint te lachen. “Deze prijs is een heel grote bevestiging.”
Wat hoop je dat deze prijs jullie gaat brengen?
“Zoals bij de Oscars. Mensen gaan nu de Tawlet als een betere plek zien, terwijl die niet veranderd is. Het is perceptie, en daarom werkt marketing zo eenvoudig. Weet jij wat de kostprijs van parfum is? Vijf procent van wat jij ervoor betaalt. De boer die de rozen plant, krijgt bijna niets. De rest gaat naar de foto’s van Peter Lindbergh en de advertenties in Vogue. Het is oneerlijk, maar zo extreem kan perceptie werken.”
Je komt weer terug op de boer. Is dat waar het je uiteindelijk om gaat?
“Het gaat om menselijke ontwikkeling. Ik geef niets om het milieu of om traditie. Weet je waarom niet? Omdat het de mens is die alles creëert of vernietigt. Dus we moeten alleen aan de mens werken. Niets anders. Als het goed gaat met de mens, gaat het goed met de wereld.” Hij pakt een boekje van de tafel. “Heb je dit gezien? Het rolt net uit de printer. Het is echt prachtig.” Hij bladert erdoorheen, Make Food Not War, uitgebracht ter gelegenheid van de Prins Claus Prijzen en met teksten, foto’s en recepten van Mouzawak.
Ben je er trots op?
Hij wordt emotioneel. “Het maakt me erg gelukkig. Het is zo mooi.” Hij zet zijn bril op, kucht de brok in zijn keel weg en begint voor te lezen:
“Make food not war… this is an easy statement. You’d say obviously, who would have war rather than food? Butunfortunately, it is not as obvious as that. Because people do not make war. They fight and kill, thinking they are doing what must be done – saving an identity, a land, a family, an ideology. They just think they are doing the right thing to protect themselves and their families. People do not make war. They think they are saving life, perpetuating it. Food perpetuates life, too. In a positive, constructive, nourishing way. So it is all about life – saving it, perpetuating it, feeding it.“
Recente reacties