Zijn groene steden mogelijk in de MENA-regio?
Het inwonersaantal van Cairo is de afgelopen 50 jaar explosief gestegen. De alsmaar uitdijende stad herbergt inmiddels meer dan 20 miljoen inwoners. Mensen voegen verdiepingen toe aan dichtbevolkte informele appartementengebouwen in het centrum terwijl de regering in de woestijn om de stad uitgestrekte nieuwbouwprojecten bouwt. De landen in de MENA-regio verstedelijken, maar wat zijn daarin de mogelijkheden voor duurzame steden?
Een panel, samengesteld door het Grote Midden Oosten Platform, boog zich over die vraag. Om resultaten te bereiken moet er minder gepraat worden, en meer actie ondernomen; er moet meer geld en capaciteit naar duurzame initiatieven, zo concludeerde het panel. En bovenal moet er beter geluisterd worden naar de bewoners; zij zijn immers degenen die hun stad vormgeven.
Steden als aanjagers van duurzaamheid
‘Steden hebben zeker een transformerende kracht,’ zegt Karim Elgendy, een duurzaamheidsconsultant en architect in Londen, tevens grondlegger en coördinator van Carboun, een belangenbehartigingsinitiatief dat zich inzet voor duurzaamheid in steden in het Midden-Oosten. ‘We zouden de MENA-regio zelfs een stedelijke regio kunnen noemen, aangezien twee derde van de bevolking in steden woont; gemiddeld meer dan in Azië en Afrika. Weliswaar is het niet zo veel als in Noord-Amerika en Europa, maar het is vrij hoog,’ aldus Elgendy. Dat is een positieve ontwikkeling omdat steden centraal staan in economische ontwikkeling, voegt hij toe. ‘Recente data laten zien dat in regionale hoofdsteden het gemiddelde BNP per inwoner twee keer zo hoog is als het landelijke gemiddelde. Het is ook waar 60 procent van de energie wordt verbruik, meer dan 60 procent van diensten en producten worden afgenomen én steden zijn verantwoordelijk voor de helft van de CO2 uitstoot,’ somt hij op. Aangezien steden ook nog het meest worden beïnvloedt door klimaatverandering, zijn ze theoretisch gezien een goed startpunt voor duurzaamheidsinitiatieven.
Maar de MENA-regio kent ook verschillende uitdagingen op dit gebied. De Nieuwe Leipzig Charter (2020) schetst een beleidskader voor duurzame stedelijke ontwikkeling van compacte, sociaal en economisch gemengde steden. Hoewel delen van sommige steden in het Midden-Oosten erg dichtbevolkt zijn, is de bevolkingsdichtheid van steden in de regio over het algemeen nog laag, aldus Elgendy. UN Habitat raadt een bevolkingsdichtheid aan van 15 000 mensen per vierkante kilometer. In steden in het Midden Oosten ligt het gemiddelde tussen 1 200 – 25 000 bewoners per vierkante kilometer. En in plaats van dichtbevolkter te worden, verdunnen steden in de MENA regio juist, ze verliezen ongeveer 1,5 procent aan dichtheid per jaar. ‘Dat is slecht vanuit milieuoogpunt,’ zegt Elgendy. ‘Niet alleen moeten gebouwen apart van elkaar verwarmd en gekoeld worden, maar publieke infrastructuur wordt ook een grotere uitdaging. ‘Dunner bevolkte steden zijn ontworpen voor auto’s en particuliere voertuigen. Het feit dat veel MENA-landen subsidie verlenen voor zowel elektriciteit als brandstof zorgen ervoor dat er weinig prikkels zijn voor stedenbouwers en consumenten om deze middelen efficiënter te gebruiken’, vertelt hij.
De uitdijing is het meest acuut in Cairo; de oppervlakte van de stad groeit elk jaar met zes procent. De afgelopen decennia hebben de centrale planningsautoriteiten besloten om steden te bouwen in de woestijn. Zoals op het beeld hieronder te zien is, zijn er al ringwegen gebouwd. De woestijngrond die aan deze wegen grenst wordt nú al meer waard, zegt Sonja Spruit, een architect in Cairo die gespecialiseerd is in betaalbare woningen en sociale infrastructuur. ‘De verleiding om verder uit te breiden zal enorm zijn,’ zegt zij.
Informele bouw
Maar ondanks deze hoge graad van formele bouwplannen, is er ook een enorme hoeveelheid informele bouw in de Egyptische hoofdstad. 65 procent van de bevolking van Cairo, bijvoorbeeld, woont in informele gebieden, vaak dichte, hoge bebouwing in de buurt van het centrum van de stad. Elgendy vindt dat steden worden ondermijnd door deze informaliteit. Maar voor Spruit onthullen ze juist de behoeftes van de bevolking. ‘Mensen doen wat logisch voor ze is. Heel vaak zitten stedenbouwkundigen er ver naast’, zegt ze. Als voorbeeld noemt ze de sociale woningen die zijn ontwikkeld als onderdeel van Zes Oktoberstad, een van de nieuwe woestijnsteden. ‘Dit project bevindt zich erg ver weg van het centrum van Cairo, het ligt op 37,4 km van het Tahrirplein, 14,9 km van een geplande monoraillijn – die nog niet bestaat – en 23,6 km van een geplande metrolijn, die ook nog moet worden gebouwd. En de aanleg van metrolijnen duurt enorm lang,’ zegt Spruit. ‘Als het de bedoeling was zich te richten op huishoudens met lage inkomens, hoe kunnen die mensen daar wonen? Dat is gewoon niet mogelijk.’ Volgens Spruit kiezen de mensen met een lager inkomen ervoor om te wonen in informele gebieden in de stad of dorpen die veel dichter bij het centrum liggen, met goede minibus verbindingen naar de stad. ‘Dit is een logische stap. Er zit wijsheid in noodzaak. Elke oplossing die we bedenken zou er een moeten zijn die een land wil uitvoeren omdat het zo logisch is.’
Er zit wijsheid in noodzaak. Elke oplossing die we bedenken zou er een moeten zijn die een land wil uitvoeren omdat het zo logisch is.’
De meest dichtbevolkte delen van Cairo zijn juist de delen die voldoen aan de aanbevelingen van de Leipzig charter wat betreft bevolkingsdichtheid, zegt Spruit. Het zijn juist de gebieden die officieel worden gepland die fundamenteel en structureel niet duurzaam zijn, voegt ze toe. Het water voor de geplande parken in de nieuwe woestijnsteden moet 400 meter worden gepompt, of het moet uit de Nijl worden gehaald, of uit de Rode Zee, wat betekent dat het ontzilt moet worden. ‘In essentie is het bouwen in de woestijn niet duurzaam. En om het op zo’n grote schaal te doen, en met zo’n lage dichtheid… 91 procent van de 20 miljoen mensen wonen in het dichtbevolkte gebied van Cairo. Bijna niemand woont in deze nieuwe gebieden, maar dat is waar alle investeringen naartoe vloeien.’
Naast het vinden van de juiste oplossingen, blijft de vraag of steden de capaciteit hebben om te veranderen, aldus Elgendy. Sommige steden hebben niet de wetgevende en uitvoerende bevoegdheid; ze hebben vaak geen zeggenschap over de belangrijkste stedelijke voorzieningen zoals energie, water en mobiliteit. Dit kan het moeilijk maken om, bijvoorbeeld, zonnepanelen te installeren op privédaken, zelfs als dit soort projecten op een nationaal niveau, zoals zonnepanelen op de daken van ministeries, wel mogelijk is.’ De macht van steden is gedegradeerd tot ruimtelijke ordening; ze mogen bouwvergunningen uitgeven, of bedenken hoe grond wordt gebruikt, en zelfs dan is er zeer weinig publieke betrokkenheid bij het planningsproces,’ zegt Elgendy.
Grotere betrokkenheid
Dit is waar er grote kansen liggen voor verbetering. ‘Er is geringe betrokkenheid bij planningskwesties. Ontwerpen gebeurt in stedenbouwkundige bureaus,’ zegt Elgendy. ‘Er is nul publieke betrokkenheid. De mensen die nieuwe steden ontwerpen, of veranderingen bedenken, zouden niet alleen moeten praten met ontwikkelaars en planners, maar juist potentiële bewoners, en, indien aanwezig, het maatschappelijk middenveld moeten betrekken. Elke verbetering op dit vlak zou goed zijn, want we starten vanaf nul.’
Spruit vind ook dat inspraak van bewoners een sleutelrol speelt in het realiseren van duurzame oplossingen. ‘Mijn advies aan steden zou zijn om te werken aan oplossingen die mensen makkelijk kunnen toepassen,’ zegt ze. ‘Als we erover nadenken hoe we steden fundamenteel kunnen veranderen, moeten we oplossingen vinden die niet alleen cosmetisch zijn, maar direct toepasbaar, aantrekkelijk en praktisch, en die op grote schaal uit te voeren zijn. Anders blijven de oplossingen slechts een kers op de taart, maar niet structureel,’ zegt Spruit. Het is essentieel om de mensen te gebruiken die in de stad wonen, die haar vormgeven, zegt de architect. ‘Er kan verandering plaatsvinden, mensen zijn slim,’ zegt ze, wijzend naar de bewoners van de Syrische stad Binnish, waar er vanwege de burgeroorlog geen toegang meer hebben tot het elektriciteitsnetwerk, en daarom nu allemaal zonnepanelen op hun daken hebben geïnstalleerd. ‘Maar als we willen helpen, moeten we de mensen bijstaan en aanhaken bij hun slimheid.’
Elke poging om steden te verduurzamen moet werken met wat er in het verleden gebouwd is, en hoe steden zich met de tijd hebben ontwikkeld, zeggen zowel Spruit als Elgendy. ‘Er is feitelijk een plafond aan duurzaamheid. Als een plan is gemaakt, als een stad op een bepaalde manier is gebouwd, is het heel moeilijk dat te herstellen,’ zegt Elgendy. Daarom ligt er een enorme verantwoordelijkheid bij degenen die steden, of de uitbreiding van steden, ontwerpen. ‘Zij bepalen decennia van CO2 uitstoot en de ecologische voetafdruk. Mensen zijn zich daar niet genoeg bewust van.’
Rol van de EU
De EU heeft een rol in het helpen bij de vergroening van de MENA-regio, en werkt daar ook aan in landen om de Middellandse Zee. Er zijn 30 klimaatactieplannen samengesteld in nauwe samenwerking met de lokale autoriteiten, en er staan er nog 100 in de planning, zegt Spruit.
En er zijn positieve ontwikkelingen, aldus Egendy. Amman wil haar Co2 uitstoot met 40 procent verminderen vóór 2030, en heeft als doel haar uitstoot rond het nulpunt te krijgen vóór 2050 door onder andere meer groene gebouwen, zonnepanelen op de daken te installeren en het gebruik van het openbaar vervoer en groene energie te stimuleren. Ook Algiers, Dubai, Doha en Fez zijn allemaal bezig om groener te worden.
‘Steden in de MENA zouden van elkaar kunnen leren, en van Europese steden rond de Middellandse zee’, zegt Elgendy. Helaas zijn de meeste geen lid van stedelijke netwerken, of peer-to-peer netwerken. ‘In de zeldzame gevallen waar dat wel het geval is, ligt er geen nadruk op het klimaat.’
Terwijl samenwerking werkt, zegt Elgendy, wijzend op Chefchaouen, een stad in Marokko. De stad ontwikkelde in samenwerking met andere steden uit het Middellandse Zeegebied ondersteuningsnetwerken, een energie-actieplan en voerde succesvol andere kleinschalige veranderingen door. ‘Dit laat de kracht zien van wat er geleerd is door peer-to-peer discussies over technische problemen, in plaats van te verzanden in nationale politiek,’ zegt Elgendy.
Gezien het hoge gehalte aan centrale planning in de regio, vindt Elgendy sowieso dat groene initiatieven er beter aan doen om de hoofdsteden te vermijden, voor nu althans, gezien de machtspolitiek die vaak om de hoek komt kijken als het om de hoofdstad gaat. Maar, waarschuwt Spruit, kleinere steden hebben ook vaak minder budget, en zullen meer ondersteuning nodig hebben. Uiteindelijk is het doorslaggevend dat plannen die door de netwerken worden bedacht, ook echt worden uitgevoerd.
Er wordt al decennia samengewerkt tussen Europa en de regio, ‘maar vaak belandt goed advies in de la van een bureau’ zegt Spruit. Nu zijn er proefprogramma’s nodig ‘om te dienen als inspiratie en te laten zien dat de oplossingen haalbaar, betaalbaar en aantrekkelijk zijn.’ Dat vraag niet alleen politieke wilskracht om dit soort initiatieven te onderschrijven, maar ook budget, aldus Spruit. ‘Je kunt niet alleen maar praten om dingen gedaan te krijgen. We hebben mensen nodig die er tijd en zweet, insteken.’
De opname van het online evenement is beschikbaar via onderstaande link:
Deel dit bericht via
Recente reacties