Wat is er toch gebeurd met het Midden-Oosten? Twee nieuwe boeken geven antwoord
“Wat is er toch met ons gebeurd?” is een vraag die veel Arabieren zich stellen wanneer ze de toestand in het Midden-Oosten overzien. Kim Ghattas gebruikt hem als openingszin voor haar boek Black Wave: Saudi Arabia, Iran and the Rivalry that Unravelled the Middle East.
Na correspondentschappen in Washington en Beiroet, de stad waar zij aan het begin van de burgeroorlog werd geboren uit een Libanese vader en Nederlandse moeder, leverde Ghattas haar perskaart in en besteedde ruim twee jaar bijna uitsluitend aan het uitzoeken van wat er ten grondslag ligt aan die wanhopige vraag.
Kim Ghattas ziet het jaar 1979 als een kritiek omslagpunt. Er ontstond toen een nieuwe dynamiek die uiteindelijk leidde tot een vernietigende vloedgolf . De Iraanse revolutie, de bezetting van de Grote Moskee van Mekka, en de mobilisatie van een op islamitische grondslag georganiseerde verzetsbeweging tegen de Sovjet-invasie van Afghanistan vormen het beginpunt van een wedren tussen Iran en Saoedi-Arabië om de macht over de islamitische wereld, waarin religie wordt verbasterd en gemanipuleerd voor politiek gewin.
Delen van de bevolking omhelsden deze religieuze opleving, maar anderen bleven sceptisch. Toen duidelijk werd dat onderdrukking gewoon doorging in de naam van een ander totalitair bewind kregen bezorgdheid en desillusie de overhand. Wanneer ook op cultueel gebied dit ‘Islamitisch Ontwaken’ (sahwa) de plaats inneemt van de ‘Arabische Renaissance’ (Nahda), die eind negentiende eeuw in gang was gezet, komen ook vooruitstrevende intellectuelen in het vizier.
In het titelhoofstuk van haar boek zet Kim Ghattas de ballingschap van de literatuurwetenschapper Nasr Hamid Abu Zayd en de moord op de seculiere schrijver Farag Foda in een breder perspectief, waarbij zij opmerkt dat eerder al zelfs een literair icoon als Taha Husein (1889-1973) niet veilig was voor de toorn van religieuze fanatici.
Zij illustreert de onheilspellende sfeer die zich meester gemaakt heeft van het Midden-Oosten met de kille hardheid van de Ayatollah Khomeini, die de vraag wat hij voelde toen hij na meer dan vijftien jaar ballingschap weer in Iran terugkeerde, beantwoorde met: “hichi” – niets. Of de hypocrisie van de Saoedische koning Fahd. Hoewel hij zich meer op zijn gemak voelt aan de Spaanse Costa Del Sol of in de casino’s van Monte Carlo, tooide hij zich vanaf 1986 met de titel ‘Bewaarder van de Twee Heilige Plaatsen”
Één van de verdiensten van Black Wave is dat het boek niet alleen draait om de hoofdrolspelers in het drama dat zich in het Midden-Oosten voltrekt. Kim Ghattas voert ook mensen ten tonele als de Saoedische architect Sami Angawi, die de vernieling van de oude binnenstad van Mekka zo aan het hart gaat omdat het symbool staat voor het verlies van het culturele erfgoed in het hele Midden-Oosten. Ook legt zij de relaties uit van politici als de Libanese sjiitenleiders Hussein al-Husseini en Musa al-Sadr met Mostafa Chamran, de Iraanse fysicus en revolutionair, die korte tijd dienst deed als minister van defensie, voordat hij sneuvelde op het slagveld van de bloedige oorlog tussen Iran en Irak (1980-1988). Ghattas gaat ook politieke speculaties niet uit de weg: wat als Musa al-Sadr niet was verdwenen in Libië in 1978? Zou Hezbollah dan ooit een kans hebben gehad om de Amal-beweging te vervangen als de belangrijkste politieke vertegenwoordiger van de Libanese sjiiten? Zou de Iraanse revolutie zich dan wellicht anders hebben ontvouwe |
Of neem Maarouf Dawalibi, een voormalige Syrisch premier die zijn diensten aanbood aan Saoedi-Arabië en door Riyadh naar Pakistan werd gestuurd om daar, na de staatsgreep van 1977, de islamiseringspolitiek van Generaal Zia ul-Haq aldaar te coördineren. Daardoor kwam het ook in Zuid-Azië tot een sektarische confrontatie waarin onder de strijdkreet ‘Shia Kafir’, Pakistani’s elkaar naar het leven begonnen te staan.
Intussen was de stad Peshawar op de grens met Afghanistan verworden tot dé pleisterplaats voor jihadi’s. Niet alleen de toekomstige al-Qaida-leiders Osama bin Laden en Ayman al-Zawahiri hadden daar hun kamp opgeslagen, wie je daar ook tegen kon komen waren Mohammed Islambouli, wiens broer de Egyptische president Sadat had vermoord, en Abu Mohammed al-Maqdisi, de Jordaanse ideoloog achter Islamitische Staat (IS), die op zijn beurt weer familiebanden had met één van de leiders van de opstand in Mekka.
Bijna tegelijkertijd met Black Wave verscheen ook het boek van een andere Midden-Oosten-correspondent: New York Times Beiroet bureau-chef Ben Hubbard. MBS: The Rise to Power of Prince Mohammed bin Salman spitst zich weliswaar toe op Saoedi-Arabië, maar het boek is niet zozeer een biografie van de beoogde Saoedische troonopvolger alswel een impressie van veranderingen die in Saoedi-Arabië hebben plaatsgevonden, en vijf jaar geleden nog voor onmogelijk werden gehouden. Hubbard schrijft eveneens niet alleen over de titanenstrijd om de Saoedische troon, maar ook over wat er achter de schermen van die dynastieke rivaliteit plaatsvindt.
Ben Hubbard brengt in kaart hoe een schijnbare dilettant veel machtigere ooms en neven buitenspel wist te zetten. Dit kan deels verklaard worden uit het feit dat de vader van de kroonprins, voordat hij koning werd, niet alleen decennialang had gediend als gouverneur van Riyadh, maar ook als hoofd van de familieraad. In die rol zorgde hij niet alleen voor de discipline waarmee de eenheid binnen de koninklijke familie kon worden bewaard, hij wist ook wat iedereen op zijn kerfstok had.
Naarmate hij meer en meer door zijn vader in vertrouwen werd genomen, maakte MBS handig gebruik van die informatie om in de zomer van 2017 zijn oudere neef Mohammed bin Nayef af te zetten als kroonprins en minister van binnenlandse zaken.
Dat gold ook voor de arrestatiegolf een paar maanden later waarbij tientallen prinsen, zakenlieden en voormalige ministers werden opgepakt en ondergebracht in het Ritz-Carlton hotel as ‘gasten van de koning’. Daar werden ze vastgehouden tot zij tot een vergelijk waren gekomen met het hoofd van de nieuwe anticorruptie-autoriteit: MBS zelf (door hun bezittingen en fortuin op te geven). Hoewel dit een schokgolf teweeg bracht onder de elite, maakte het MBS erg populair bij jonge Saoedis, die de dertiger als een geestverwant beschouwen.
De bliksemcarrière van dit jonge lid van de tweede generatie ‘Sudairi Seven‘ prinsen heeft zowel ervaren leden van het koninklijk huis alsook externe waarnemers volledig verrast. Toch waren leden van de hofhouding van MBS al een tijdje bezig met de voorbereiding ervan, daarbij volop gebruikmakend van de mogelijkheden die IT-technologie hun bood.
Een centrale rol hierin werd gespeeld door Saud al-Qahtani. Deze computergek, die al sinds het begin van de eeuw voor het Koninklijk Hof werkte, zou uiteindelijk uitgroeien tot het Saoedische equivalent van de Amerikaan Steve Bannon of Boris Johnson’s ‘spin doctor’, Dominic Cummings. Omdat geld geen rol speelde, kon al-Qahtani naar hartelust spyware kopen of laten ontwikkelen die van Saoedi-Arabië een virtuele surveillancesamenleving maakte, compleet met legers trollen die critici van het regime en voorstanders van veranderingen die niet door de nieuwe de facto heerser waren bedacht het leven zuur maakten.
Het betreft hier zowel strijdsters voor vrouwenrechten als Loujain Al-Hathloul en haar echtgenoot, de komiek Fahd Albutairi; religieuze dissidenten Salman al-Awda (Ouda) and Ahmed al-Ghamdi; en bloggers als Omar Abdulaziz and Raif Badawi. Al-Qahtani’s hackers braken ook in in de telefoons van techindustrie-giganten zoals Amazon-oprichter Jeff Bezos.
Dit alles vond plaats achter de de publieke façade die MBS aan het optrekken was. Hij afficheert zich als dappere religieuze hervormer die het aandurfde het religieuze establishment aan te pakken door de beruchte religieuze politie onschadelijk te maken, hij presteert het zelfs om met een uitgestreken gezicht te beweren dat het Wahhabisme niet bestaat.
Daarnaast presenteert hij zich als een visionair futurist. Met een knipoog naar Dave Eggers, beschrijft Hubbard in de hoofdstukken ‘A Hologram for the Crown Prince Part one and two’, de plannen voor een nieuwe hi-tech megacity aan de Rode Zee; een luchtkasteel van een onwaarschijnlijk fantasierijke grandeur, waarvoor hij de naam NEOM bedacht: Een banale samentrekking van het Latijnse ‘neo’ en het Arabische woord voor toekomst, mustaqbal.
Zowel in Black Wave als in MBS speelt ook de Saoedische journalist Jamal Khashoggi een centrale rol. Misschien niet zo vreemd want beide auteurs kenden hem persoonlijk. Ghattas en Hubbard beschrijven Khashoggi’s flirtaties met de Moslim Broederschap en zijn aanvankelijke bewondering voor Osama bin Laden toen hij verslag deed van de oorlog in Afghanistan gedurende de jaren tachtig. Ook geven zij een beschouwing van zijn dubbelzinnige betrekkingen met het regime. Zo werd Khashoggi na druk van regeringswege een aantal keren ontslagen als redacteur van Saoedische kranten, maar onderhield hij ook een vertrouwelijke relatie met vooraanstaande leden van het koninklijk huis, zoals Prins Turki al-Faisal, het voormalige hoofd van de inlichtingendienst.
Uiteindelijk namen de zaken een dramatische wending voor Khashoggi, toen hij er meer en meer van overtuigd raakte dat het politiseren van godsdienst een Monster van Frankenstein had voortgebracht. In de jaren tachtig had het in Afghanistan en tijdens de oorlog tegen Iran misschien nog een doel gediend , maar na 9/11 bood het Midden-Oosten een onheilspellend schouwspel van politieke instabiliteit, religieuze polarisering, sociale desintegratie, en burgeroorlogen in Jemen, Libië en Syrië. Niet bereid om nog langer zijn mond te houden, besloot Khashoggi in het najaar van 2017 Saoedi-Arabië te verlaten. Hij begon commentaren te schrijven in the Washington Post over ontwikkelingen in de Arabische wereld. Een jaar later was hij dood.
Deel dit bericht via
Recente reacties