Syrische sportheld groeit uit tot verzetsheld
Wie toevallig op onderstaand filmpje stuit en geen woord kan verstaan van wat de opgewonden jongeman erin te berde brengt, gaat er waarschijnlijk vanuit dat dit de zoveelste tot wanhoop gedreven machteloze sloeber is die zich tussen de puinhopen van Homs of Aleppo staande probeert te houden - een persoon in ellendige omstandigheden, inwisselbaar met tienduizenden lotgenoten. Treurigstemmend, een voorwerp van medelijden - maar ook vermoeiend om aan te horen, en uiteindelijk nietszeggend.
Dat is dus wat oorlog met slachtoffers doet. Oorlog is, behalve een doodsfabriek, een grote vlakschaaf. Voor de buitenwereld berooft oorlog zijn slachtoffers van hun individualiteit, hun eigenheid – juist door hun slachtofferschap, hun uitzichtloze ontreddering, hun aanhoudende noodkreten.
En dat is puur de oppervlakte. De daaronder liggende werkelijkheid is volkomen anders: elk oorlogsslachtoffer heeft een eigen verhaal, en de extreme omstandigheden die in een oorlog van kracht zijn kunnen eigenschappen in mensen naar boven brengen die anders verborgen blijven, en die hen tot bij uitstek unieke individuen transformeren.
Neem de jongeman in bovenstaand filmpje. Voor de oorlog had hij het niet slecht getroffen: hij was doelman van zowel het Nationale Syrische voetbalelftal onder 23 jaar als van een van de oudste Aziatische sportclubs: Al-Karameh uit Homs. Een jonge sportheld die een zekere landelijke faam genoot en dankzij zijn keeperstalent de gelegenheid kreeg wat van de wereld te zien.
Verzetsicoon
Zijn leven veranderde op slag toen hij op 15 maart 2011 aan zijn eerste grote demonstratie tegen het regime van Bashar Assad deelnam. Homs heette in die dagen ‘de hoofdstad van de revolutie’ en Abdelbaset Saroot was vanaf dat moment bij geen enkele grote demonstratie meer weg te slaan. Al snel groeide hij uit tot icoon van het verzet, met zijn opzwepende speeches en slogans en niet in de laatste plaats zijn gepassioneerd gezongen revolutionaire liederen, waarvan hier een fragment is te beluisteren.
Even gezwind kwam het Syrische bewind met de beschuldiging dat hij een salafist was die in Homs een emiraat wilde vestigen. Eerder al had de nationale Syrische sportfederatie zich gehaast hem voor het leven te royeren. ‘Daar zit ik mee,’ was zijn sarcastische repliek. ‘Dagelijks worden er mensen vermoord en zij denken dat ze me met een royement kunnen treffen.’
Hij is niet vrij van teksten als ‘ik zal het als een voorrecht ervaren wanneer God mij uitverkiest als martelaar te sterven’. Nochtans spreekt hij alle aantijgingen van islamitisch extremisme tegen. Nadrukkelijk rept hij van zijn christelijke en alawitische broeders. En zusters, niet te vergeten. Met de actrice Fadwa Soliman – die, ofschoon alawitisch, zich tegen de Assad-clan heeft gekeerd – heeft hij samen op een podium gestaan. ‘Als actrice is het haar beroep om een rol te spelen, maar dit was de echte Fadwa, hier kwam geen acteren aan te pas,’ zou hij daarover zeggen.
Het zijn onder meer dit soort hartverwarmende oneliners die Saroot zo geliefd hebben gemaakt. Zo zei hij over zijn vroegere teamgenoten: ‘Zij hebben zich door het volk laten toejuichen, maar nu is het tijd dat zij aanhangers worden van het volk.’ Op zijn manier deinst hij nergens voor terug. In november 2011 kwam een broer van hem om het leven bij een bomaanslag op hun huis. Luttele momenten later liet hij zich tussen de brokstukken filmen en zei hij schijnbaar onbewogen: ‘Dit is het bloed van mijn broer, dit zijn de hersenen van mijn broer.’
Het is het allemaal waard, hield hij Al-Jazeera twee jaar geleden voor. ‘Ik ben vrij. Als voetballer heb ik de hele wereld bereisd. Maar vrijheid heeft niet alleen met reizen te maken. Hoe zit het met alle anderen? Vrijheid is een groot woord. Wanneer je iets ziet dat verkeerd is, dan is vrijheid de mogelijkheid om daar iets van te zeggen.”
Inmiddels heeft Abdelbaset Saroot al zijn vier broers en een oom aan de oorlog verloren en weet hij dat er een prijs op zijn hoofd staat. In het belegerde centrum van Homs blijft hij nooit lang op één plek en verplaatst hij zich bij voorkeur ’s nachts. Zijn aanhangers hebben zich allang voorbereid op een overlijdensbericht, en halen steeds opgelucht adem als er een recente foto of video van hem opduikt. Want al zegt hij zelf het martelaarschap te ambiëren, anderen gunnen hem en zichzelf toch iets anders. ‘Habibi Abdelbasset, moge God je beschermen’, zingen kinderen hem toe in de verminkte straten van Homs.
Zou Abdelbasset Saroot het nog steeds allemaal de moeite waard vinden, zich nog altijd een vrij mens voelen? Zou er nog veel over zijn van het aandoenlijke, onstuimige idealisme dat hem in het begin kenmerkte? Ooit benadrukte hij het vreedzame karakter van zijn verzetsactiviteiten, maar inmiddels heeft hij zich vaak met een granaatwerper over zijn schouder laten zien.
In het filmpje boven dit verhaal ijkt hij tot het uiterste getergd door de vredesonderhandelingen in Genève, waar de strijdende partijen niet verder kwamen dan geharrewar over humanitaire hulp.
‘We willen dat er een einde komt aan de belegering, we willen niet enkel wat voedselpaketten,’ schreeuwt hij. ‘Ze mogen ons niet vernederen met het al dan niet toelaten van voedsel, zonder een einde te maken aan de belegering. Niemand mag ons in zijn politieke spelletjes betrekken en in onze naam spreken. Niemand kan ons zeggen wat we moeten doen. Als de oppositie geen doorgang voor ons kan garanderen, dan sterven wij liever hier, we hoeven jullie medelijden niet. Als jullie alleen daar zijn om te onderhandelen over voedselhulp, laat ons dan in volledige waardigheid van de honger omkomen.’
Op zeker moment lijkt hij de controle een beetje te verliezen: ‘Zonder vrije doorgang gaan wij ZELF de humanitaire hulpverlening aanvallen ! Dit is onze stad. Wij zijn jihadisten met een goddelijke plicht. Die plicht staat helemaal los van de politieke oppositie. Wij sterven hier en er wordt in ons bloed gehandeld. Maar zolang als wij kunnen, blijven wij vechten.’
Eén ding staat vast: als Abdelbaset Saroot te langen leste een jihadist is geworden, dan heeft Bashar Assad daar voor een heel groot deel de hand in gehad.
* Met dank aan Reda Aissa voor de vertaling.
Deel dit bericht via
Recente reacties