Op een steenworp van de gevangenis

Jongeren in Nabi Saleh, een Palestijns dorpje waar de bevolking wekelijks te hoop loopt tegen de Israëlische bezettingsmacht. Moehannad Al-Khmoer was vijftien toen Israëlische soldaten hem kwamen halen.

Om drie uur ’s nachts forceerden ze de voordeur van zijn ouderlijke woning in Bethlehem. Of hij ‘tien minuutjes’ wilde meekomen. Zo jong als hij was, voorzag hij het ergste. “Ik weet niet wanneer je me weer zult zien,’’ zei hij tegen zijn moeder.

De tien minuten werden vijftien maanden. En nog was het Israëlische leger niet op hem uitgekeken. Hij werd opnieuw opgepakt en tot acht maanden gevangenisstraf en een boete van 2000 shekel (400 euro) veroordeeld. De aanklacht? Niet moeilijk te raden: stenengooien.

Het moet een inktzwart intermezzo in zijn adolescentenleven zijn geweest, hem opgelegd voor een betrekkelijk gering vergrijp, maar de inmiddels twintigjarige student politieke wetenschappen lijkt een en ander redelijk te hebben doorstaan. Het is een goed geklede, zelfbewuste jongeman die zich voorstelt in het ontvangsthalletje van een gemeenschapshuis in een vluchtelingenkamp bij Bethlehem: zwart haar strak in de gel, modieus grijs vest, glanzende iPhone in de hand. In vlot tempo, soms met een vleugje humor, verhaalt hij over zijn ervaringen met het Israëlische militaire gezag.

Hoe de soldaten hem in een jeep duwden, blinddoekten en de polsen achter de rug bonden met die beruchte, diep in de huid kervende plastic handboeien. Hoe hij drie militaire gevangenissen van binnen leerde kennen. Hoe er tijdens urenlange ondervragingen stoelen naar zijn hoofd werden gesmeten en hij stompen in de zij kreeg te verduren, ook nadat hij had gezegd dat hij aan een nieraandoening leed. Hoe hij alle beschuldigingen dapper bleef tegenspreken en zijn ondervragers zelfs geestig van repliek diende. Zoals toen ze dreigden ook zijn moeder gevangen te zetten: ‘Doe dat, ik mis haar.’

Waarom zijn ondervragers al die moeite namen, als hij echt maar een handvol stenen had gegooid? ‘Een jongen van vijftien uit wie ze niks los kregen, dat waren ze niet gewend. Dat konden ze niet op zich laten zitten. Ze gingen zo ver dat ze niet meer terug konden.’

Het waarheidsgehalte van dit verslag zou twijfel kunnen oproepen als de stoere presentatie van Moehannad niet af en toe veelzeggend zou hebben gehaperd. Wanneer zijn veertig dagen in een isoleercel ter sprake komen, stokt de woordwaterval, wordt de ademhaling zwaarder, en begint de stem licht te beven. Hij voelde zich ‘erg triest’ in die kleine cel, klinkt het met neergeslagen blik. Alles was vies: het matras, de WC, de muren. Het eten? Oud, bedorven. Er was geen verschil tussen dag en nacht, ramen ontbraken. Wanneer hij voor een zoveelste ondervragingssessie werd opgehaald, betekende dat haast een bevrijding uit een verstikkend luchtledig.

Moehannad zwijgt en even valt er een ongemakkelijke stilte. Dan klaart zijn gezicht op: soms betrad een ‘mooie vrouw’ zijn troosteloze alkoof, herinnert hij zich, om hem te vertroetelen. In zijn dromen.

Lang bleef de behandeling van Palestijnse minderjarigen door het Israëlische militaire gezag onderbelicht. Dat lijkt nu te veranderen, ook in Nederland. CDA-Kamerlid Omtzigt stelde op 16 januari 2013 schriftelijke vragen over de kwestie aan minister van Buitenlandse Zaken Timmermans. De aanleiding: een in 2012 verschenen, zeer kritisch rapport van Britse juristen die de regio bezochten.

Structurele wantoestanden
Dit document staat niet op zichzelf: de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem, alsmede Defence voor Children International (DCI) en Save the Children brachten in 2011 en 2012 eveneens gedetailleerd verslag uit over structurele wantoestanden bij de arrestatie, berechting en detentie van minderjarigen op de Westelijke Jordaanoever, van wie er jaarlijks 500 tot 700 worden opgepakt, meestal op verdenking van stenengooien. Begin maart kwam daar een UNICEF-rapport met gelijkluidende bevindingen bij.

Geen enkel rapport laat onvermeld dat het leger de kinderen vaak midden in de nacht van hun bed licht en hen, veelal geblinddoekt en de handen pijnlijk op de rug gebonden, naar een onbekende plek voor ondervraging brengt. De arrestaties gaan niet zelden gepaard met verbaal en lichamelijk geweld, alsmede met vernederingen en bedreigingen. Anders dan hun Israëlische leeftijdgenoten blijft de Palestijnse kinderen begeleiding van een ouder onthouden en gaat er geen juridische bijstand aan de ondervragingen vooraf. Noch worden zij altijd op de hoogte gesteld van hun zwijgrecht.

Wat de rechtsgeldigheid van de bekentenissen vooral discutabel maakt is de eenzame opsluiting waaraan naar schatting 12% van de opgepakte kinderen tot nu werd onderworpen: een onacceptabele praktijk, menen UNICEF- en andere VN-deskundigen, aangezien het in 1989 opgestelde VN-Kinderrechtenverdrag stipuleert dat de belangen van kinderen, ook bij vervolging, altijd voorop dienen te staan en zij slechts in extreme gevallen dezelfde strafrechtelijke behandeling mogen ondergaan als volwassenen.

‘Cel 36’
De afgelopen vier jaar verzamelde de Palestijnse afdeling van Defence for Children International 59 onder ede afgelegde getuigenissen van Palestijnse jongens die één tot 24 dagen in een isoleercel zouden hebben doorgebracht. Ongeveer de helft van die getuigenissen stamt van 2012 en 2011. Van een afname is dus geen sprake. Vaak wordt ‘cel 36’ in de Jalame-gevangenis in noord-Israël genoemd: een kamertje zonder ramen van twee bij drie meter; muren met een ruw, onaangenaam in de rug prikkend oppervlak en continu een diffuus, gelig licht dat tot hoofdpijn leidt.

De Israëlische Veiligheidsdienst Shin Bet wijst alle beschuldigingen categorisch van de hand. Maar tientallen jongens kunnen bezwaarlijk los van elkaar kamernummer ‘36’ en muren waartegen je niet kunt leunen hebben verzonnen. En het is ook niet waarschijnlijk dat dergelijke verklaringen onderling konden worden bekonkeld zonder dat organisaties als B’tselem en DCI er lucht van hadden gekregen.

Ayed Abu Eqtaish van de Palestijnse afdeling van DCI verdenkt Israël zelfs van een toenemende voorkeur voor eenzame opsluiting. In zijn kantoor in Ramallah haalt hij het geval aan van een jongen die, na 22 dagen isolement, zijn ondervrager de aardigste man noemde die hij ooit had gekend. ‘Kijk, wanneer je een verdachte fysiek onder druk zet, zal hij al zijn energie aanspreken om zich te verweren. Sluit je hem eenzaam op, dan leg je hem lam. Dan ondermijn je zijn persoonlijkheid. Dat geldt zeker voor minderjarigen, die psychisch kwetsbaarder zijn dan volwassenen. Deze methode is dus veel effectiever om bekentenissen los te krijgen.’

Met wat goede wil zijn daar positieve ontwikkelingen tegenover te stellen. Zo kent de Westelijke Jordaanoever sinds 2009 speciale jeugdrechtbanken. En in 2011 werd de volwassen leeftijd voor Palestijnen van 16 jaar naar 18 jaar opgetrokken, waarmee het militaire recht in bezet gebied na ruim vier decennia deels is geharmoniseerd met Israëlisch burgerrecht en internationaal recht. Helaas is er volgens Eqtaish in de praktijk niets veranderd. ‘Het maakt voor 16- en 17-jarigen geen verschil, omdat de strafmaat tot nu toe niet is aangepast.’

De kern van het probleem, zo zegt Eqtaish het veel Palestijnen na, is de bezetting. Er zijn twee rechtsstelsels: het ene is civiel en bestemd voor Israëliërs in Israël én bezet gebied, het andere militair en bedoeld voor Palestijnen in bezet gebied. Wat Eqtaish vooral stoort is dat de Israëlische belangen altijd als vanzelfsprekend gelden. ‘Zo is het vrijwel onmogelijk voor een Palestijn om op borgtocht vrij te komen. Israël wil dit pas toestaan als de Palestijnse justitie de vervolging voortzet. Alsof de verdachte ook in conflict is met de Palestijnse rechter, in plaats van enkel met de Israëlische. Het probleem is niet enkel juridisch. De Palestijnse overheid wordt geacht taken van de bezetter over te nemen.’

Politisering
In haar reactie op het Britse rapport wijst de Israëlische ambassade in Londen op de politisering van de Palestijnse jeugd, waardoor kinderen al op jonge leeftijd bij ‘militante en gewelddadige activiteiten’ betrokken raken. Persattaché Amir Ofek klaagt bovendien dat het ‘slingeren van steenbrokken’ – een ander had wellicht gekozen voor de wat gematigder verwoording ’gooien van stenen’ – wordt afgedaan als een gering vergrijp, terwijl het levensgevaarlijk zou zijn. Maar vermeldenswaard in dit verband is de blogpost die de Israëlische strijdkrachten publiceerden, getiteld ‘Rocks can kill’, waarin alle dodelijke slachtoffers van stenengooien sinds 1983 worden vermeld. Het gaat om acht personen. Hoe afkeurenswaardig de incidenten die leidden tot deze sterfgevallen ook mogen zijn, het Israëlische leger lijkt hiermee toch vooral te hebben aangetoond dat stenengooien zeer zelden tot de dood leidt.

Hoe het ook zij, Kamerlid Omtzigt leek gevoelig voor het argument dat Palestijnse kinderen tot politiek geweld worden aangespoord. Een vraag aan Timmermans luidde: ‘Deelt u de mening dat hier ook een verantwoordelijkheid bij de Palestijnse Autoriteit ligt, om te voorkomen dat kinderen onderdeel worden van het conflict met Israël?’

Palestijnse kinderen waren de stenengooiende infanteristen van de eerste intifada (1987-1993) en het is een feit dat ze nog steeds vaak voorop lopen in betogingen tegen het militaire gezag. Het hoog in de heuvels gelegen Nabi Saleh, even ten noorden van de officieuze hoofdstad Ramallah, laat zien waartoe dat kan leiden. In dit op het oog onbeduidende dorp van 500 inwoners hangen tot zwarte slingers aangeregen traangasgranaten als cynische versiering in de straten en tuinen.

Op een heiige februarimiddag in 2013 zijn op een tegenoverliggende helling de ordentelijke contouren van de joodse nederzetting Halamish te onderscheiden. De twee gemeenschappen hebben een huwelijk dat in de hel is gesmeed. Zo woedt er een conflict over een bron die kolonisten in 2009 met kennelijk goedvinden van de bezettingsmacht confisqueerden. Het heeft iets oudtestamentisch: ‘De herders uit Gerar maakten ruzie met de herders van Jitschak, door te zeggen: Het water is van ons,’ staat al in het eerste Bijbelboek Genesis.

Sinds december 2009 lopen inwoners van Nabi Saleh elke vrijdag tegen deze situatie te hoop. En ook hier voeren vaak nog jonge kinderen veelal de protestmarsen in de richting van Halamish aan. Ze zwaaien met vlaggen, scanderen leuzen (‘one two three four, occupation no more’), en schelden op de soldaten die hen de weg versperren. Zij die zich het minst onbetuigd laten worden op You Tube bewonderend ten voorbeeld gesteld. Uiteraard wordt er ook met stenen gegooid. Het leger reageert met traangas, met rubber beklede stalen kogels, of erger: ‘live bullets’.

Er lijkt nog meer aan de hand: een vete tussen de Israëlische autoriteiten en een Palestijnse familie, die ten koste gaat van een groot aantal kinderen. De meeste dorpelingen heten Tamimi; de 45-jarige onderwijzer en activist Bassem Tamimi is hun primus inter paris. Al twintig jaar tart hij de bezetter, twaalf keer zat hij gevangen. Meestal was de aanklacht ‘aanzetten tot stenengooien en het organiseren van betogingen zonder vergunning’, maar opmerkelijk genoeg kwam het niet één keer tot een veroordeling. De EU noemt Tamimi een voorvechter van de mensenrechten.

De woning van Bassem en zijn vrouw Nariman is een blokkendoos van grijs uitgeslagen natuursteen op een rommelig erf. Boven de bank in de huiskamer prijken vier posters waarop mannen staan afgebeeld van wie alleen Narimans echtgenoot nog leeft. Ze vertelt met de indringende onbewogenheid die veel Palestijnen kenmerkt wanneer hun ontberingen ter sprake komen hoe haar zwager Mustafa in december 2011 in het dorp omkwam doordat een traangasgranaat hem in het gezicht trof en hoe haar broer Rushdi in november 2012 niet ver van haar woning stierf nadat hij in zijn rug was geschoten.

Een eerder gesneuvelde oom completeert deze droeve portrettengalerij. Daaronder is de 13-jarige Ahed Tamimi inmiddels op de bank neergeploft. Aan de manier waarop ze haar versgelakte rode nagels bestudeert en haar omgeving negeert is niet af te zien dat ze tot nationale heldin is uitgegroeid. Het YouTube-filmpje waarin ze met uitdagend gebalde vuist militairen luidkeels de les leest leverde haar een audiëntie op bij de Palestijnse president Abbas en een ‘Courage Award’ in Turkije.

Pro-Israëlische media bestempelen dit als ‘cynische manipulatie van een kind door haar ouders en politici’. Het Palestijnse kamp spreekt dit fel tegen. De You Tube-tirade tegen de Israëlische militairen zou niet zijn geregisseerd: Ahed had net gezien hoe ze haar 15-jarige broer Waed geblinddoekt wegvoerden. Dat dit op film kwam te staan, is niet verwonderlijk; de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem heeft de afgelopen jaren een groot aantal videocamera’s onder Palestijnen uitgedeeld met als doel de wereld te laten zien wat ze te doorstaan hebben door de bezetting.

Israël blijft Bassem Tamimi graag neerzetten als gewetenloze organisator van bataljons geïndoctrineerde, stenen gooiende minderjarigen. Deze dag is helaas niet zo geschikt om daarover kritische vragen te stellen. Narimans mobiel zit aan haar oor geklonken: als het goed is wordt haar man, die voor de zoveelste keer vastzit, vandaag vrijgelaten en is hij over enkele uren thuis. Wanneer het verlossende bericht eindelijk komt, is er maar even tijd voor tranen: al snel zetten dorpelingen feestelijkheden in gang. Een poster met Bassems triomfantelijk lachende beeltenis verschijnt boven de voordeur, Palestijnse vlaggen worden op de dakrand geplant. De huiskamer vult zich met familieleden, onder wie Waed Tamimi, wiens arrestatie zijn zusje zo van streek bracht. Hij kwam binnen een week vrij, maar niet nadat hij naar eigen zeggen was mishandeld. Een arts bezocht hem, maar toen Waed zei dat hij erge pijn had aan zijn armen, was het antwoord: ‘Daar ga ik niet over.’

Op de procesdag zag hij zijn vader, die ook moest voorkomen. Anders dan Bassem Tamimi kwam de jongen er met een boete van 2000 shekel vanaf. De aanklacht, zoals bijna altijd bij jongeren: stenengooien.

Anan Tamimi (17) kwam eveneens tegelijk met zijn vader – een broer van Bassem – vast te zitten. Daarnaast werd hij slachtoffer van een praktijk die meestal voor volwassenen bewaard blijft: nadat de soldaten hem hadden ondervraagd, lieten ze hem ‘vrij’ – geboeid, in het holst van de nacht, en in kolonistengebied. Struikelend en sidderend van angst vond hij de weg naar huis.

De oogst van drie jaar en drie maanden burgerverzet in Nabi Saleh: heel veel rhaz (traangas), mattat rassas (‘rubber kogels’) en gewone, ‘scherpe’ rassas. Twee martelaren en 117 arrestaties, ook van tientallen minderjarigen. Dat zij door volwassenen actief bij het protest worden betrokken is een feit. Dat het Israëlische leger het speciaal op hen heeft gemunt, lijkt ook zeker: ze zijn het eenvoudigst op te pakken en tot bekentenissen te dwingen, waardoor er weer volwassenen kunnen worden gearresteerd– dat gebeurt vaak op grond van wat kinderen na urenlange ondervragingen en op de rand van geestelijke en lichamelijke uitputting al dan niet naar waarheid opbiechten.

Is er een manier om deze onzalige kruisbestuiving te stoppen? Maartje Berger van de Nederlandse afdeling van Defence for Children International vestigt haar hoop op het VN-Kinderrechtenverdrag, dat door Israël en Nederland is geratificeerd. ‘Zoals elk verdrag had het Kinderrechtenverdrag tijd nodig om ingeburgerd te raken,’ zegt ze, ‘maar je ziet het de laatste tijd aan gewicht winnen. Tot nu toe werd het lot van Palestijnse kinderen overschaduwd door de politiek. Het kinderrechtenverdrag biedt de kans de kwestie boven die politiek uit te tillen. Zo kan – en moet – Nederland Israël confronteren met de schending van Palestijnse kinderrechten. Palestijnse ouders kunnen eveneens aan de hand van dit verdrag op hun verantwoordelijkheden worden gewezen.’

Ongetwijfeld zal deze legalistische benadering nog lang op dorre bodem vallen in een tot op het bot gepolitiseerde omgeving. ‘Je kunt kinderen niet buiten de politiek houden als die hen rechtstreeks raakt,’ zegt Maartje Bergers Palestijnse collega Abu Eqtaish. ‘Waarom zouden kinderen trouwens niet kenbaar mogen maken wat van de situatie vinden?’

Veel Nederlanders, voor wie politiek nauwelijks meer is dan tijdverdrijf en veiligheid – zeker wat kinderen betreft – het hoogste goed, kunnen misschien moeilijk bevatten dat de Palestijnen zichzelf zien als een verzetsgemeenschap. Kinderen, volwassenen en bejaarden: ze zijn er een integraal onderdeel van. Zo’n 750.000 Palestijnen hebben gevangen gezeten, letterlijk elke familie heeft er ervaring mee. De gevangeniscarrière begint vaak vroeg, de kindertijd duurt dus kort.

Het bezoek aan Nabi Saleh wordt afgesloten in de hartverscheurend armzalige woning van een ander Tamimi-gezin. De 13-jarige Karim vertelt er hoe hij twee jaar geleden een Israëlische politiewagen bekogelde en in de kraag werd gegrepen. ‘Wij willen dieven vangen, geen jongetjes,’ zeiden de agenten. Zijn antwoord: ‘Jullie zijn de dieven, jullie stelen mijn land.’ Vader Saleh grijnst goedkeurend boven zijn hooggesloten trui in de steenkoude, donkere huiskamer.

Dan komt Islam Tamimi (16) binnen en volgt er alweer een verhaal van een nachtelijke arrestatie, ruwe ondervragingen, een veroordeling wegens stenengooien, drie maanden in een Israëlische gevangenis, dreiging met deportatie naar Ramallah, en uiteindelijk huisarrest.

Hoe hij dit alles heeft doorstaan? Heeft hij boze dromen?

Op het gezicht van de jongen, dat tot dan geen emotie liet zien, tekent zich nu een uitdrukking van peilloos dedain af. ‘La,’ zegt hij. Nee.

Carl Stellweg is journalist, schrijver en vertaler, en mede-oprichter van Het Grote Midden Oosten Platform.

Meer lezen?

De vergeefse strijd tegen BDS

  • 14 okt 2019
  • Carl Stellweg

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.