Ook in het kleine, kalme Jordanië is de geest uit de fles
Jordanië is het ondergeschoven kind van de Arabische revolutie. Althans: daar lijkt het op. Grotere landen als Egypte of Irak komen vaker in het nieuws. Het kleine koninkrijk geniet in het Westen wel een zekere sympathie. Het is immers altijd bereid regionale vredesbesprekingen met Israël te ondersteunen en het wordt gewaardeerd om zijn strategische bufferfunctie. En dan is er ook nog koningin Rania: een hele mooie vrouw, vinden we, zonder hoofddoek en zo. Toen in verschillende Arabische landen protesten uitbraken tegen dictatoriale leiders werd in de westerse media niets van de Jordaanse bevolking vernomen. Zo zou je kunnen denken dat de Arabische lente geheel aan het land voorbij is gegaan. Niets is minder waar.
‘Hirak’
Tegelijkertijd met de buurlanden ging het in Jordanië borrelen. Vanaf 2010 begonnen zich politieke bewegingen te vormen, hirak genoemd, die de straat op gingen en om hervormingen vroegen. Sommige van die bewegingen hebben een lokale agenda, of een tribale. Andere hebben een nationale politieke agenda, veelal gericht op sociale en economische rechten. Vanaf januari 2011 werd er wekelijks gedemonstreerd, kleinschaliger dan in Egypte of Syrië, maar wel door het hele land. Na verloop van tijd gingen ook geregistreerde politieke partijen mee de straat op. De gemeenschappelijke boodschap aan het regime was, naast de oproep tot politieke hervormingen, dat de economische situatie flink moest verbeteren en dat er een eind moest komen aan de wijdverbreide corruptie.
Deze week werd in Amman een uitgebreid overzicht gepubliceerd van politieke partijen (20) en hirak (26) die in de afgelopen twee jaar actief waren, deelnamen aan demonstraties en op andere manieren van zich lieten horen. Het is met name de golf aan nieuwe bewegingen die interessant is. De opstanden in de buurlanden hebben in Jordanië tot oppositie geïnspireerd en oude taboes doorbroken. Er zijn er zelfs die vragen durven te stellen over de positie van de koning. Dat was tot voor kort ondenkbaar.
Koning Abdullah reageerde snel. Hij stelde een nieuwe regering aan en beloofde politieke hervormingen. Een historische zet was de instelling van een onafhankelijke verkiezingscommissie. Er kwamen wijzigingen in de kieswet en een nieuwe wet op politieke partijen. Abdullah liet weten dat hij van Jordanië een parlementaire democratie wilde maken, met een meerpartijenstelsel.
Nu heeft Jordanië geen traditie van politieke partijen, Ze waren tot 1990 verboden en er waren jarenlang geen parlementsverkiezingen. De enige politieke organisatie die was toegestaan waren de Moslimbroeders. De vorige koning Hussein zag ze als een stabiliserende factor, naast de communisten en Arabisch nationalisten. Nadat begin jaren ’90 voorzichtig werd gedemocratiseerd en er weer verkiezingen werden gehouden, deed de regering er vervolgens alles aan om oppositiepartijen in te dammen en te beperken. Een nieuwe kieswet voorkwam allianties tussen kandidaten. Het systeem “Single Non Transferable Vote” (SNTV) werkt met districten. Elke kiezer heeft één stem, en wie de meeste stemmen binnenhaalt wint. Het SNTV-systeem leidt tot een minderheidsvertegenwoordiging, het bevordert individuele kandidaten (zoals vertegenwoordigers van stammen) en een zwak parlement zonder ideologische blokken. Dat het SNTV-systeem verder alleen bestaat in Afghanistan zegt eigenlijk al genoeg. Daarnaast was door de indeling van de kiesdistricten de stedelijke bevolking, waar de meerderheid van de Jordaanse Palestijnen en de meeste aanhang van de partij van de Moslimbroeders te vinden zijn, ondervertegenwoordigd.
Een nieuwe kieswet, in 2012 ingesteld als reactie op de roep om hervormingen, is nog maar ten dele gebaseerd op het SNTV-systeem, maar nog altijd totaal niet bevorderlijk voor een functionerend meerpartijensysteem. De verkiezingen die in 2013 met veel bombarie en onder het mom van democratisering plaatsvonden werden daarom geboycot door de enige politieke partij die echt iets voorstelt, het Islamitisch Actiefront ( IAF) van de Moslimbroeders. Zo is het parlement weer grotendeels samengesteld uit stammenvertegenwoordigers, loyalisten en conservatieven.
Het is onduidelijk wat koning Abdullah nu echt wil – of hij werkelijk een parlementaire democratie nastreeft. In de vijftien jaar dat hij aan de macht is heeft hij heel vaak hervormingen beloofd en het leek nu menens. Maar nadat velen openlijk hun meningen en kritiek waren gaan spuien, legden nieuwe wetten de digitale media sterk aan banden. De koning bewees zichzelf geen dienst met een uitgebreid profiel dat in 2013 in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic verscheen. Het was met zijn medewerking geschreven door Jeffrey Goldberg en bevatte enkele pijnlijke citaten: Abdullah noemde stammenleiders ‘dinosaurussen’ en vergeleek de Moslimbroeders met vrijmetselaren. Hij suggereerde bovendien dat de geheime dienst zijn pogingen tot hervorming dwarsboomde. Hij was zich er blijkbaar niet van bewust dat het artikel niet alleen in het Westen zou worden gelezen, maar ook in Jordanië. Zijn expliciete kritiek op grote delen van zijn volk en op zijn eigen mensen werd hem zeer kwalijk genomen.
Zwakke schakel in het politieke proces
De opheffing van het verbod op politieke partijen in 1990 maakte geen einde aan hun problematische positie. Zowel de bevolking als de regering zijn gewend om rechtstreeks met stammen of andere belangengroepen zaken te doen. Het parlement is daarom een zwakke schakel in het politieke proces. Jordaniërs hebben heel weinig fiducie in politieke partijen. Ze hebben niet echt de indruk dat die enig gewicht in de schaal leggen. De partijen, waarvan de meeste trouwens totaal onbekend zijn bij de burgers, zouden bovenal de belangen van hun leiders dienen, in plaats van die van het volk. Van een toekomstige rol wordt ook weinig verwacht. Het Islamitisch Actie Front van de Moslimbroeders heeft in de loop der jaren als enige de kans gehad zich te organiseren en een landelijk netwerk op te bouwen, maar boycot regelmatig formele politieke processen als verkiezingen.
De hirak willen zich niet omvormen tot politieke partijen, juist omdat die een negatief imago hebben. Iets dergelijks gebeurde ook bij volksbewegingen in Latijns Amerika. Dat die bewegingen zich nu helemaal gedragen als partijen is ironisch.
Regionale onrust
Voordat echt duidelijk kon worden hoe het verder zou gaan met democratisering, liep het helemaal uit hand in de buurlanden. Daarmee viel alles wat er aan hervormingen was in Jordanië stil. De Syrische opstand heeft geleid tot een vluchtelingenstroom, en voor de derde keer in zijn recente geschiedenis moet Jordanië grote groepen vluchtelingen opnemen (na eerder Palestijnen en Irakezen). Voor een land met een kleine bevolking en zeer beperkte bronnen van inkomsten is dat heel ingrijpend.
Daarnaast zijn de Jordaniërs erg geschrokken van de ontwikkelingen in Syrië en Egypte zelf. De deelname aan de protesten was al minder dan in de buurlanden, en de animo voor oproer nam verder af. De politieke bewegingen zelf raakten verdeeld door wat in de buurlanden gebeurde. De Moslimbroeders steunden zowel Morsi in Egypte als de Syrische oppositie. Veel linkse en nationalistische Jordaniërs daarentegen waren juist tégen Morsi en vóór Assad. De Moslimbroeders zijn, net als in andere landen, erg beschadigd door de slechte ervaringen met de regering van Moslimbroeders in Egypte en houden zich gedeisd.
Stabiliteit voor alles
Het Jordaanse koninkrijk bestaat bij de gratie van een precaire balans tussen de grootste bevolkingsgroepen, en het belang dat het heeft als buffer in een onstabiele regio. Het land kan niet overleven zonder donaties uit het buitenland. Vanaf de vorming van het koninkrijk in de jaren ‘50 is er veel geld in gepompt, met name door de Verenigde Staten. Recent heeft Jordanië grote giften ontvangen van Qatar en Saoedi Arabië.
Democratisering zou vooral de Jordaniërs van Palestijnse afkomst ten goede komen. Officiële cijfers ontbreken, maar onafhankelijke deskundigen zijn het erover eens dat zij rond de 60% van de bevolking vormen. Zij zijn traditioneel ondervertegenwoordigd in staatsinstellingen en vooral werkzaam in de economische sector. Maar dat ook Jordaniërs van lokale afkomst (de East Bankers, van de Oostkant van de rivier de Jordaan) deelnamen aan protesten, is veelzeggend. Het betekent dat ook zij zich tekort gedaan voelen.
De overgrote meerderheid van de Jordaniërs beseft echter dat het land bijeen wordt gehouden door het Hasjemitische koningshuis. Met meer dan een half miljoen Syrische vluchtelingen die werk, onderwijs, water, voedsel, huisvesting nodig hebben, is het land totaal ontregeld. Alle aandacht gaat naar hun opvang en het zoeken naar oplossingen voor de economische problemen die zijn ontstaan. Oppositiegroepen zijn niet meer te verenigen rond nationale agenda’s, de Jordaniërs verlangen terug naar de relatieve rust en stabiliteit die koning Abdullah voorstaat. Hoe het met de politieke partijen en hirak verder gaat zal dan ook helemaal afhangen van de ontwikkelingen in de buurlanden. Jordanië heeft voor de zoveelste keer de bufferrol, waarbij de belangen van de eigen bevolking op de tweede plaats komen.
De hirak doen nu niets. Toch is er een groot verschil met de tijd voor 2011. De hirak hebben laten zien dat ze mensen kunnen mobiliseren. Er zijn discussies op gang gekomen, het taboe van de koning is doorbroken. De geest is uit de fles, ook in het kleine, voorzichtige Jordanië, en die is niet zomaar terug te stoppen.
Een overzicht van politieke partijen en bewegingen in Jordanië is via dit webadres te krijgen: http://identity-center.org/en/publications
Deel dit bericht via
Recente reacties