Onderzoek doen is… lesgeven op de Shari’a Faculteit
En toen stond ik ineens, totaal onverwacht, op de shari’a faculteit van de Universiteit van Koeweit voor een collegezaal met vijfenvijftig nieuwsgierige eerstejaars studentes Islamitisch recht.
Normaal hebben de meiden op dit tijdstip les over de hadith, overleveringen over handelingen en uitspraken van de profeet Mohammed. Maar vandaag krijgen ze – tot zowel hun als mijn eigen verbazing – mij voor hun neus. Hun docent, die ik eerder op de dag interviewde voor mijn onderzoek, heeft me gevraagd haar studentes te vertellen over mijn ervaringen en bevindingen in Saoedi-Arabië, en een discussie te leiden over mijn onderzoeksonderwerp: ikhtilat, ofwel, het “mengen” tussen mannen en vrouwen in het openbare leven.
Het nieuwe academisch jaar is drie maanden geleden van start gegaan, en deze eerstejaars studentes zijn dus net aan hun nieuwe opleiding begonnen. Studentes, want hoewel op de campus van de universiteit jongens en meiden door elkaar lopen worden op deze staatsuniversiteit de meeste colleges gescheiden gegeven. Alleen in enkele laatstejaarsvakken wordt “gemengd” tussen mannelijke en vrouwelijke studenten: nood breekt wet als je het vak nodig hebt om af te studeren maar er te weinig vrouwelijke studenten zijn om een aparte groep te creëren.
Dit pragmatisme is echter niet van toepassing op de shari’a faculteit: hier wordt niet “gemengd”. De campus heeft gescheiden ingangen en aparte gebouwen voor de colleges. Hier zitten jongens en meiden niet bij elkaar in de klas, en luisteren studentes naar een mannelijke docent via een televisiescherm, terwijl hij in het gebouw ernaast een groep mannen les geeft. Ook worden alle colleges op deze faculteit in het Arabisch gegeven – dus ook door mij.
Hun docent introduceert mij. Ze vertelt de groep dat ik uit Nederland kom, daar promoveer aan de universiteit van Niemaygoen (= Nijmegen), en dat ik eerder interviews met activistes, zakenvrouwen, en islamitische prediksters heb gedaan in Saoedi-Arabië.
Nieuwsgierig zijn ze, deze 55 nieuwsgierige Koeweitse shari’a-studentes, naar mijn onderzoek hier in Koeweit, en naar mijn bevindingen in Saoedi-Arabië. Meestal vragen mijn gesprekspartners mij de oren van het hoofd over Nederland, de Nederlandse politiek, geloofsbelevenis, en de positie van hun islamitische broeders en zusters. Maar nu is de tijd kort, en de meiden zitten te popelen om hun mening te geven. Hun aandrang om te zorgen dat ik een “goed begrip” krijg van de situatie hier in Koeweit is groter dan hun nieuwsgierigheid naar de precieze achtergrond en het land van deze Nederlandse onderzoekster.
Deze jonge vrouwen weten natuurlijk dat Saoedi-Arabië een stuk conservatiever en geslotener is dan hun eigen land. Maar als ik vertel over de ideeën van Saoedische vrouwen over, en manieren van omgaan met, aparte universiteiten voor vrouwen, aparte banken voor vrouwen, aparte rijen voor mannen en vrouwen in de food courts van malls, en over vrouwen die geen mannelijke Facebook-vrienden accepteren, vliegen er zoveel handen de lucht in dat ik meteen weet dat, net als bij hun Saoedische leeftijdsgenotes, dit onderwerp lééft bij deze meiden.
Een studente op de achterste rij brandt los zodra ik haar kant op kijk: “Ik zal je zeggen, op de universiteit is gescheiden college volgen fijn. Het is meer ontspannen voor ons als er geen jongens in de klas zitten. Sommigen van ons zijn verlegen als er jongens bijzitten en durven dan niks te zeggen. Dus op deze manier leren we beter.”
Ze vervolgt haar verhaal: “Maar verder is hier in Koeweit mengen tussen mannen en vrouwen gewoon normaal hoor. Dat is hoe de maatschappij hier werkt. Op school en op de universiteit zijn de lessen gescheiden, maar verder is het echt geen issue.”
“Is dit zo voor iedereen? Of is er ook iemand voor wie mengen tussen mannen en vrouwen wél een issue is?” vraag ik aan de groep.
Zes handen gaan omhoog. “Ik ben helemaal tegen mengen. Er kan zomaar iets gebeuren tussen een man en een vrouw. Of een man kan je lastigvallen” roept iemand nog voor ik goed en wel ben uitgesproken. “Ja, we zijn er niet aan gewend.” valt haar buurvrouw haar bij. “In de familie mengen we ook niet, mijn neven zien nooit mijn gezicht. Voor mij is mengen niet normaal”.
“Zouden jullie twee dan ook meer gescheiden plekken willen in Koeweit, apart voor mannen en apart voor vrouwen?” vraag ik de twee meiden.
“Ja, dat zou ik heel fijn vinden. Zoals in Saoedi-Arabië. We gaan tijdens de vakantie daar soms heen, omdat het meer ontspannen is voor ons om apart van vreemde mannen te kunnen zitten. Ik wou dat dat hier ook zo was. Dat we bijvoorbeeld verenigingen hadden die activiteiten organiseren die alleen voor vrouwen zouden zijn. ”
Deze opmerking brengt veel rumoer teweeg. Een medestudente zegt: “Saoedi-Arabië? Hier? En dan ook die mannen met lange baarden zeker, van de religieuze politie, die je gaan vertellen hoe je je hoofddoek moet dragen? Ik dacht het niet. Laat ze dat maar mooi in Saoedi-Arabië houden. Dat land heeft toch een andere positie, zij hebben Mekka en Medina.”
Het meisje dat zojuist verklaarde dat ze zich prettiger voelt bij de Saoedische sekse-scheiding wil juist wel een religieuze politie in Koeweit: “Alle islamitische landen zouden een religieuze politie moeten hebben. Moet je eens kijken hoeveel en hoe vaak vrouwen worden lastiggevallen op straat. Die situatie zou een stuk beter worden met religieuze politie op straat.”
Maar ze is de enige in de groep die dit vindt, en de rest van de klas laat zich dit niet zomaar zeggen: “Moeten wij als vrouwen dan niet gewoon onze zonen goed opvoeden in de gezinnen? Het is toch niet aan de staat om dit te bepalen? Het is toch ook de keuze van de vrouw of ze zich bedekt of niet, dat is toch niet aan de religieuze politie om op te leggen? Het is iets tussen de vrouw zelf en God. Echte zedelijkheid komt van binnenuit, uit overtuiging. Niet omdat een man van de zedenpolitie zegt hoe je je moet gedragen en hoe je je hoofddoek om moet doen.”
Eén van de meiden die de abaya (lange zwarte overjas) draagt voegt toe: “Ik ben het met haar eens. Ik wil mijn abayaalleen dragen omdat ik het zelf wil. Dáárom draag ik de abaya. Niet omdat het verplicht is zoals in Saoedi-Arabië en een strenggelovige man van de religieuze politie erop toeziet dat ik ‘m draag en hoe ik ‘m draag. Ik wil mijn abaya aan kunnen trekken omdat ik ervan overtuigd ben dat het goed is voor mij en voor mijn relatie met Allah.”
De meiden zijn, zo onder elkaar, dus allesbehalve verlegen. Op elke vraag die ik stel schieten minstens tien handen de lucht in. Iedereen wil haar zegje doen: “Ik wil nog even wat zeggen over het samen studeren met jongens. Ik vind dat het beter is als je mengt tussen mannen en vrouwen op de universiteit. Want dan leer je andere ideeën kennen, en hoe mannen denken. Het is dus veel beter voor vooruitgang.”
Een ander meisje schaart zich achter haar: “Ik zou het ook prima vinden om met jongens in de klas te zitten. Wanneer ik straks ga werken dan wordt er ook overal gemengd tussen mannen en vrouwen. Net als op straat, en in restaurants. Dus waarom zou het niet normaal zijn op de universiteit? Straks moet ik toch ook met mannen in één ruimte zijn om te werken?”
Opvallend is dat er slechts een enkeling is die tegen het werken met mannen is. Een verschil met Saoedi-Arabië, en dat zeg ik de groep ook. Dan komen de classificaties: “Ten tijde van de Profeet Mohammed werd er ook gemengd tussen mannen en vrouwen, maar wel binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden. Zolang wij het ook zo doen is er geen reden om níet te mengen.”
Binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden is mengen dan toegestaan?” vraag ik de groep. We maken klassikaal een lijstje, krijtje in de hand:
– Omgeving: werk is een professionele, formele omgeving: “Het gaat het erom dat je je werk doet, het gaat niet om socialisen met mannen.”
– Noodzakelijkheid: in een ziekenhuis is mengen geen probleem: “Als je een dokter nodig hebt dan maakt het niet uit, ook niet binnen de Islam, of de arts een man of een vrouw is. Het principe is, als het noodzakelijk is, zoals voor medische dingen, dan is het helemaal niet erg om te mengen.”
– Gedrag: lachen met mannen is verkeerd. De grenzen worden aangegeven door goede manieren. Zolang je je netjes gedraagt en die grenzen niet overschrijdt is er niks mis met mengen: “Mengen om het mengen zelf, om te lachen en te praten en te flirten met mannen, nee, dat gaat tegen ons geloof en onze cultuur in.”
– Kleding: het dragen van zedige kleding is noodzakelijk: “Mijn hoofddoek geeft mij het groene licht naar buiten te gaan en met mannen om te gaan die geen directe familie van me zijn.”
Tijdens de discussie over het juiste gedrag stelt één meisje dat het niet alleen OK is om te mengen met mannen, maar dat het zelfs béter zou zijn: “Want als je een groep meiden bij elkaar zet dan wordt er altijd heel luid gepraat en gelachen, en ook geroddeld. Als er mannen in de groep zijn dan gedragen vrouwen zich veel respectvoller en rustiger. Dat is beter.”
We naderen het eind van de collegebijeenkomst. Eén van de studentes wil nog dringend wat zeggen. Ze haalt het Facebook-voorbeeld uit mijn introductie aan. De meeste studentes in deze groep blijken op Facebook te zitten. Vrijwel allemaal hebben ze ook mannelijke Facebookvrienden.
“Ik vind onze Saoedische zusters die geen mannelijke Facebookvrienden willen een beetje te streng,” zegt ze. “Maar je moet wel oppassen met Facebook. Ik laat bijvoorbeeld alleen mannen toe die ik ken en van wie ik weet dat het goed volk is. Want weet je, al zou je het willen, je kunt mannen en vrouwen nooit helemaal scheiden, want zelfs in die gescheiden ruimtes hebben mannen en vrouwen toch telefoons? Dan kunnen ze elkaar toch bellen? Ik zeg je, mensen vinden toch wel een weg, het is niet natuurlijk om mannen en vrouwen zo uit elkaar te houden.”
Op deze pragmatische noot sluiten we de discussie af. De docent geeft nog even vlug het huiswerk op voor de volgende bijeenkomst. Meedoen? Beantwoordt dan de volgende twee vragen:
1) “Waar is God?”
2) “Wat zijn goede werken?”
Deel dit bericht via
Recente reacties