Ondernemen in het Midden-Oosten: kansen en keuzes volop
Het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn voor veel Nederlandse ondernemers nog onbekend terrein. Toch biedt de regio volop economische kansen. Een overzicht, ter inspiratie.
Nederland drijft handel met de hele wereld, en Nederlandse bedrijven en ondernemers zien overal economische kansen. Maar in die veelheid aan internationale economische betrekkingen komen het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) er bekaaid af. Van de Nederlandse export gaat slechts een beperkt deel naar deze regio. De vijf MENA-landen waarnaar we het meest exporteren (Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië, Israël, Egypte en Algerije) zijn bij elkaar slechts goed voor 2,5 procent van onze totale export (cijfers van 2015). In de lijst met landen waarnaar Nederland exporteert, vinden we het eerste MENA-land – de Verenigde Arabische Emiraten – pas terug op plaats 28 (cijfers van 2016).
Ook vanuit het perspectief van het Midden-Oosten en Noord-Afrika is Nederland een bescheiden handelspartner. Zo komt bijna een derde van de import van Saoedi-Arabië uit Europa, maar is het aandeel van Nederland hierin maar klein (nog geen 5 procent). Ruim een derde van de Egyptische export gaat naar Europa, maar slechts 3,7 procent hiervan naar Nederland (cijfers van 2015).
Toch is het niet zo dat de MENA-regio geen mogelijkheden biedt voor meer handel en economische betrekkingen met Nederland en met Nederlandse bedrijven. Christiaan Duinmaijer, die ondernemers adviseert bij het opbouwen van zakelijke relaties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, ziet volop mogelijkheden. ‘De meeste landen in de regio hebben een grote en groeiende jonge bevolking, die open-minded en nieuwsgierig is. Deze regio vormt echt een groeimarkt.’ Volgens Duinmaijer kan Nederland vooral kennis en technologie leveren. ‘De basisvoorzieningen zijn aanwezig: landbouwgrond en goedkope arbeidskrachten. Maar de technologie ontbreekt om extra waarde toe te voegen. Kijk naar wat wij in het Westland produceren, op een milieuvriendelijke manier. Dat ontbreekt nog in veel Arabische landen.’ Hij kent verschillende voorbeelden van bedrijven die deze mogelijkheden benutten. ‘Een aantal Nederlandse bedrijven is bezig met landbouwdrones. Daarmee vlieg je over een gebied en meet je hoe de gewassen groeien. Daaraan koppel je een systeem met bodemmetingen en dan weet je of er meer mest bij de bodem moet, of juist meer water.’
Zonne-energie in Marokko
Een van de landen met economische kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven is Marokko. De Marokkaans-Nederlandse Hayat Essakkati, die vanuit Casablanca buitenlandse bedrijven adviseert, ziet ondernemers uit de hele wereld, maar weinig uit Nederland. ‘In de laatste jaren is er een grote groei van nieuwe buitenlandse investeerders in Marokko. Niet alleen vanuit de bekende landen als Frankrijk en Spanje, maar ook landen waarmee Marokko eerder geen zaken deed, zoals Engeland, Duitsland, Singapore, Finland en China. En vergeet niet dat Marokko geen minerale grondstoffen heeft, waarvoor de Chinezen vaak naar Afrika komen. Dat China toch komt, zegt dus heel veel.’
Volgens Essakkati is Marokko sinds de jaren negentig in rap tempo veranderd. ‘We hebben nu zeven grote havens, degelijke snelwegen en een goede infrastructuur. Royal Air Maroc vliegt steeds vaker en naar meer bestemmingen.’ Zij ziet economische kansen in diverse sectoren. ‘De agribusiness is enorm aan het groeien, dat is voor Nederland interessant. Logistiek en transport zie je in alle sectoren, en ook de chemische industrie is relevant, net als de autoindustrie en bijvoorbeeld de energiesector. Marokko heeft het grootste project voor zonne-energie van Afrika. En denk ook aan zachtere sectoren als onderwijs en zorg. Private investeerders kunnen nu in Marokko een ziekenhuis opzetten, of een school. In het onderwijs zien we Belgen, Engelsen en Spanjaarden. Maar geen Nederlanders.’
Saoedische studenten
Nederlandse universiteiten hebben de afgelopen jaren de mogelijkheden ontdekt om samen te werken met overheden in de Arabische regio. Dit leidt soms tot ingewikkelde ethische dilemma’s, zoals goed naar voren kwam in een recente documentaire over Nederlandse universiteiten die in groten getale Saoedische studenten verwelkomen. Moet de Nederlandse overheid zich voegen naar de Saoedische norm dat vrouwelijke studenten altijd een mannelijke begeleider moeten hebben? Universiteiten verdienen goed aan deze internationale samenwerking, weet ook Paul Aarts, Midden-Oostendeskundige en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Al een aantal jaren zijn enkele universiteiten actief in met name de Golfstaten. Arabische studenten komen hierheen en Nederlandse staf gaat daarheen. Inmiddels studeren honderden Saoedische studenten medicijnen in Groningen en Maastricht. Kennis en onderwijsprogramma’s vormen een interessant exportproduct dat Nederland in de Golfstaten in de markt probeert te zetten.’
Banen creëren
Met veel landen in de MENA-regio gaat het economisch niet goed. De werkloosheid is er hoog, met name onder jongeren, die bijna een derde deel van de bevolking vormen. In veel landen in de regio komt de jeugdwerkloosheid dicht bij de 30 procent. Meer handel, investeringen en economische betrekkingen kunnen jongeren in de regio meer perspectief bieden, denkt Hayat Essakkati. ‘Uiteindelijk gaat het om het creëren van banen. Ook jongeren die naar een goede school gaan en een mooi diploma halen, kunnen geen goede baan krijgen. Er moeten meer mogelijkheden voor hen komen, en dat kan door ruimere buitenlandse investeringen in Marokko. Die kunnen een grote sociale impact hebben, terwijl bedrijven er ook geld mee verdienen. Dat is de duurzaamste win-winsituatie.’
Ruimte voor vrijheid
Buitenlandse handel en investeringen kunnen niet alleen de economische perspectieven van jongeren vergroten, maar ook bijdragen aan maatschappelijke ontwikkeling. Zeker wanneer de investeringen zich richten op jonge ondernemers in de regio zelf, meent Arthur Steiner, oprichter van NewSilkRoads en coördinator van het Mideast Creatives-programma. ‘Veel landen in de regio hebben gesloten samenlevingen, met weinig vrijheid van uitdrukking. Veel jongeren zoeken die vrijheid in het ondernemerschap. Met hun creativiteit proberen ze via het ondernemen maatschappelijke problemen aan de orde te stellen. Veel start-ups daar zijn bezig met een maatschappelijk probleem, niet alleen met geld verdienen.’
Internationale economische betrekkingen kunnen een samenleving opener maken. Dat is ook de ervaring van Hossam el-Din Ali, oprichter en voorzitter van de Liberal Youth Party in Egypte. Al jaren probeert hij een liberale politieke partij op te richten in Egypte. Hij ondervindt veel weerstand van het Egyptische regime: al tweeënhalf jaar mag hij het land niet uit. Vrijhandel is voor hem een van de pijlers van het liberale gedachtegoed dat hij probeert te verspreiden. Volgens hem kan dit de Egyptische economie en samenleving alleen maar ten goede komen. ‘Ik herinner me dat president Moebarak in 1996 een protocol tekende met de Duitse bondskanselier Helmut Kohl om Egyptische technici te trainen. Dat betekende een enorme verbetering van de kwaliteit van onze technici en ingenieurs.’
Volgens de Egyptische liberaal veranderen dit soort economische relaties de manier van leven. ‘Door goederen te importeren, kunnen we de samenleving en mentaliteit van Egyptenaren verbeteren. Kijk naar de komst van internet en smartphones. Dat veranderde de manier waarop we onze mening uiten. Iedereen heeft nu zijn eigen kanaal, er is meer ruimte om je te uiten. Toen wij in 2007 met Facebook begonnen, kwamen we er ineens achter dat er veel meer liberalen in Egypte zijn. Eerder konden we elkaar niet bereiken, maar nu wisten we dat we met genoeg mensen zijn om een politieke partij op te richten.’
Aard van het regime
Internationale handel kan dus de economische en sociale situatie in de MENA-regio verbeteren. Maar we moeten wel voorzichtig zijn met deze conclusie, meent Paul Aarts. ‘Volgens mij is dat een onbewezen aanname. Politieke stabiliteit komt tot stand door een scala aan factoren. Handel kan er een van zijn, maar dit hangt erg af van de situatie per land. De situatie in Marokko is nu eenmaal heel anders dan in Tunesië, Egypte, Jemen of Bahrein. In algemene zin levert handel naar alle waarschijnlijkheid wel een bijdrage, maar het hangt ook erg af van de soort economische relatie en met wie die wordt opgebouwd. Als een Nederlands bedrijf zaken doet met een corrupte economische potentaat in Egypte, dan leidt dat misschien eerder tot wrevel en verzet bij de Egyptenaren dan tot meer stabiliteit.’
‘Door goederen te importeren, kunnen we de samenleving en mentaliteit van Egyptenaren verbeteren’
Handel en politiek staan nooit helemaal los van elkaar. Zeker niet in landen waar het regime nauwe banden heeft met de economische elite, en andersom. Ondernemers en overheden zien zich soms voor de vraag gesteld of het politiek verstandig en moreel geoorloofd is om zaken te doen met (staats)bedrijven en overheden in de MENA-regio. Bijvoorbeeld met het regime van president Sisi in Egypte. Maar die terughoudendheid is soms ook voor de bühne, meent Hossam el-Din Ali. ‘Onder de tafel hebben veel overheden nauwe handelsrelaties met deze regimes. Toen Sisi het nieuwe Suezkanaal opende, kwam de hele wereld naar Egypte. De meeste landen werken maar al te graag met Sisi samen.’ Volgens Christiaan Duinmaijer speelt voor ondernemers de aard van een regime geen belangrijke rol. ‘Ik heb niet het idee dat veel ondernemers zich laten afschrikken door het mensenrechtenbeleid in Egypte. De economische situatie is voor hen van groter belang. Zij denken juist: door daar een bedrijf te beginnen, help ik mensen aan het werk.’
Sterke man
Handel drijven in een land waar een sterke man aan de macht is, is niet altijd gemakkelijk voor ondernemers, merkt Duinmaijer op. ‘Een sterke man kan zekerheid geven en veel mogelijk maken voor bedrijven. In Marokko wil de koning alles groener doen: dan weet je als Nederlands bedrijf welke kansen er liggen. Maar slechte besluiten en wispelturigheid kunnen het ondernemen erg lastig maken. Dat schrikt ondernemers weer af.’ Het leiderschap van de Marokkaanse koning is een gunstige factor voor het ondernemersklimaat, vindt Hayat Essakkati. ‘Juist door de koning hebben we hier een vrij sterke economie. Voor de meeste sectoren die nu groeien, heeft hij zich hard gemaakt: infrastructuur, groene energie, automotive. Als het een prioriteitssector betreft, kunnen ontwikkelingen hier snel gaan.’
Marketing
Desondanks weten Nederlandse ondernemers de economische kansen in Marokko niet massaal te vinden. Volgens Essakkati heeft dit met beeldvorming te maken. ‘Ik denk dat veel Nederlanders nog het Marokko van de jaren negentig in hun hoofd hebben, toen de wegen slecht waren en we alleen fosfaat, landbouw en textiel hadden. Marokko is ontzettend veranderd. We doen niet genoeg ons best om dit verhaal te verkopen. ‘
Duinmaijer herkent dit. ‘De promotie uit deze landen is niet toegesneden op de Europese markt. De manier van presenteren is vrij amateuristisch en veel websites zijn slecht onderhouden.’ Daarnaast ziet Duinmaijer veel twijfels en terughoudendheid bij ondernemers zelf. ‘Er is veel onbekendheid onder ondernemers en dat maakt hen huiverig. Zo krijg ik veel vragen over het kafala-systeem: de verplichting om een lokale partner te hebben als je daar een bedrijf wilt beginnen. Dat geldt voor de Golfregio, in veel andere Arabische landen is het niet noodzakelijk.’ Ook is instabiliteit een belemmering voor ondernemers, merkt Duinmaijer. ‘De overheid is onberekenbaar, er is sociale onrust. En er is de angst voor terrorisme. De onbekendheid met de regio maakt dat het risico op aanslagen veel groter wordt geschat dan het is.’
Lokale agenda’s
Volgens Duinmaijer kan de Nederlandse overheid meer doen om deze onwetendheid bij ondernemers weg te nemen. Een simpel voorbeeld zijn de reisadviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Die zijn meestal heel voorzichtig. Dat heeft impact op ondernemers: als je een land niet kent en je hebt keuze uit de hele wereld, laat je een oranje gekleurd land voorbijgaan.’ Duinmaijer ziet dat de overheid soms bijeenkomsten organiseert over de economische kansen in de regio, bijvoorbeeld vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). ‘ Vaak worden daar alle landen in de regio samengevoegd. Het is juist belangrijk de informatie meer toe te spitsen op specifieke landen, zodat je weet wat elk land te bieden heeft.’ Marokko komt daarbij weinig aan bod, ervaart Hayat Essakkati. ‘Er was het Handels- en Investeringscentrum Marokko, maar dat lijkt gesloten. En de Kamer van Koophandel organiseert amper iets over Marokko. Soms zijn er wel handelsmissies, maar die worden vaak door dezelfde mensen met hetzelfde netwerk georganiseerd. Het is belangrijk dat ze dan juist ook met het bedrijfsleven hier spreken, niet alleen met de burgemeesters.’
‘De onbekendheid met de regio maakt dat het risico op terroristische aanslagen veel groter wordt geschat dan het is.’
Duinmaijer wijst erop dat ook meer aandacht voor de initiatieven van lokale overheden waardevol is. ‘In verschillende landen bestaan speciale investeringsautoriteiten. Bedrijven krijgen incentives aangereikt, bijvoorbeeld investeringskrediet, of kwijtschelding van bepaalde sociale lasten of belastingen. Of ondernemers kunnen al hun papierwerk bij een en hetzelfde loket afhandelen.’ Om succesvol te ondernemen, is het handig aan te sluiten bij de agenda’s van deze lokale overheden. In de praktijk gebeurt dat niet altijd. ‘Zo zijn Nederlandse landbouwraden bezig projecten op te zetten in Noord-Afrika, maar doen ze dat volledig onafhankelijk van de projecten van lokale investeringsautoriteiten die ook meer Nederlandse bedrijven willen binnenhalen. Daar werkt men dus langs elkaar heen.’
Cultuur van ondernemerschap
De Nederlandse overheid stimuleert niet alleen Nederlandse bedrijven om handelsrelaties op te zetten, ze investeert ook in het ondernemersklimaat in landen in de regio zelf. Arthur Steiner ontvangt voor zijn werk financiering vanuit het LEAD-programma: Local Employment in Africa for Development. Hiermee wil de Nederlandse overheid het economisch perspectief van jongeren in Afrika verbeteren, om migratie te voorkomen. Een waardevol initiatief, vindt hij. ‘Het is goed om jongeren lokaal kansen te bieden en daar bijvoorbeeld ondernemerschapstrainingen te geven. Ook is de financiering van het midden- en kleinbedrijf belangrijk: als ze makkelijker leningen kunnen krijgen, kunnen ze groeien en meer mensen in dienst nemen. En ik denk dat het belangrijk is dat ondernemers elkaar kunnen vinden in co-working spaces, een soort broedplaatsen, waar ze trainingen krijgen in het schrijven van een businessplan of een cv. Dat is een goede manier om te werken aan een cultuur van ondernemerschap.’
Honderd miljoen banen
Veel mensen zijn het erover eens dat deze initiatieven, vanuit overheden en bedrijven, uiteindelijk de economische ontwikkeling van landen in de MENA-regio ten goede komen. Het is wel de vraag of dit voldoende is om de economische kansen van de jonge Arabische bevolking op de lange termijn te vergroten. Paul Aarts maakt zich ernstig zorgen. ‘Dé olifant in de kamer is de gigantische jeugdwerkloosheid. Iedereen kent de cijfers en iedereen weet dat de slechte economische situatie een van de belangrijkste aanleidingen was voor de Arabische opstanden. Toch is er nauwelijks aandacht voor de aanpak van dit kolossale probleem.’ Aarts kent de initiatieven voor lokaal ondernemerschap, maar die zijn bij lange na niet voldoende. ‘De discussie kan niet beperkt blijven tot waar het nu steeds over gaat: start-ups. Ik geef je één cijfer: volgens een recente schatting van de Verenigde Naties moeten er tot 2030 zestig tot honderd miljoen banen bijkomen. Die komen er niet met alleen start-ups.’ Hij luidt de noodklok. ‘Ik constateer een gebrek aan creativiteit om tot een structurele oplossing te komen. Met een investerinkje hier en daar komen we er niet. Er moet echt worden nagedacht over majeure oplossingen.’
Deel dit bericht via
Recente reacties