Kennisuitwisseling Nederland-MENA: de noodzaak van duurzame partnerschappen voor een groene toekomst

De afgelopen jaren hebben Nederlandse kennisinstellingen veelvuldig samengewerkt met partners in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-regio) om gedeelde milieuproblemen aan te pakken. In een recente online bijeenkomst, georganiseerd door het Green MENA Network, deelden experts Wassim Beaineh, Manager Internationale Samenwerking MENA bij de Wageningen Universiteit, en Khaled Sa'ad, Senior Expert Afvalwaterbeheer voor de MENA-regio bij Waternet, inzichten over de effectiviteit, relevantie en langetermijneffecten van deze partnerschappen.

Om de duurzaamheid van partnerschappen tussen Nederlandse instellingen en MENA-partners te waarborgen, benadrukten de sprekers een aantal zaken: de noodzaak om conventionele kennissystemen te heroverwegen, het belang van een harmonieuze balans tussen buitenlandse hulp en handelsagenda's, het inzetten op lange termijn succes van projecten, en het zoeken naar diepgaand begrip van lokale culturele dynamiek.

Dekoloniseren van kennisuitwisseling

Nederlandse instellingen hebben een internationale reputatie op het gebied van innovatie in landbouw en waterbeheer. Desalniettemin is het voor de duurzaamheid en effectiviteit van projecten in partnerlanden van belang dat lokale partners actief zijn betrokken, en dat ook lokale oplossingen voor problemen worden geïntegreerd.

Hoe zorgen ze ervoor dat hun expertise relevant is voor de MENA-regio? Wassim Beaineh stelt dat het antwoord ligt in co-creatie. “We brengen niet alleen kennis in, we leren ter plaatse ook van lokale boeren over hun problemen. En we proberen de interventies zo aan te passen dat ze effectiever en cultureel relevanter voor hen zijn”, aldus Beaineh. Hij benadrukt het belang van context-specifieke kennis en oplossingen die aansluiten op de sociale, economische en ecologische realiteit.

De Wageningen Universiteit (WUR) gebruikt standaard een gedetailleerd Multi-Stakeholder Platform (MSP) om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijke belanghebbenden – overheden, lokale gemeenschappen, het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector – worden betrokken om tot contextspecifieke oplossingen te komen. Een project dat deze noodzaak om kennis te lokaliseren laat zien, is het Wageningen Water Productivity Improvement program. Het heeft als doel om waterschaarste tegen te gaan in Egypte en Jordanië door te onderzoeken of het landbouwwatergebruik in deze twee landen, die sterk afhankelijk zijn van waterintensieve gewassen, kan worden geoptimaliseerd. Het project maakt gebruik van het MSP om boeren, onderzoekers, actoren uit het maatschappelijk middenveld en overheidsfunctionarissen te betrekken en er daardoor voor te zorgen dat oplossingen wetenschappelijk robuust en lokaal toepasbaar zijn.

Ook Khaled Sa’ad benadrukt de noodzaak om met mensen ter plaatse te werken: “We werken samen met onze collega’s op de lokale werkvloer, we brengen onze kennis in, maar halen ook kennis op van onze collega’s en partnerbedrijven”, aldus Sa’ad. Deze houding maakte deel uit van Waternet’s WaterWorX, een serie afvalwaterzuiveringsprojecten in Palestina. Binnen Waternet’s Blue Deal partnership met de Palestijnse Waterautoriteit, werkt Sa’ad samen met het nieuw opgerichte waterbedrijf in de regio Noord-Hebron. In plaats van kant-en-klare oplossingen te implementeren, werkte Waternet nauw samen met lokale ingenieurs en leiders van gemeenschappen om een gedecentraliseerde mobiele afvalwaterzuiveringsinstallatie te ontwerpen en maken, de BluElephant.

Door het eurocentrische raamwerk te ontmantelen, dat momenteel vaak de kennisexport rond mondiale duurzaamheidsdoelen vormgeeft, kan de weg worden geplaveid voor een inclusievere en contextgevoeligere aanpak die lokale belanghebbenden sterker maakt, en die gelijkwaardige samenwerking bevordert.

Boer Aymad Qzaq voor zijn aubergineveld in Jordanië, @Seersa Abaza / IWMI

Hulp en handel: het belang van een evenwichtige aanpak

De afgelopen jaren was het Nederlandse beleid in de MENA-regio gericht op het integreren van hulp en handel. Dit heeft geleid tot partnerschappen voor steun aan de ontwikkeling in diverse landen, en het aanpakken van milieuproblemen. Tegelijkertijd moesten er nieuwe markten voor Nederlandse bedrijven worden geopend. Met dergelijke ambities is er behoefte aan adequate hervormingen die financiële stabiliteit garanderen en tegelijkertijd de duurzaamheidsdoelen handhaven.

In de eerdergenoemde MSP-benadering van de WUR is ook een financieel duurzaamheidsmodel opgenomen. Dit model ervoor dat projecten niet alleen afhankelijk zijn van externe financiering of hulp, maar dat ze worden ondersteund door investeringen uit de particuliere sector en lokaal eigenaarschap. Een treffend voorbeeld is het Morocco-Netherlands Center of Excellence in Horticulture, geleid door WUR, dat een samenwerking vertegenwoordigt die geavanceerde Nederlandse technologieën integreert met lokale landbouwpraktijken. Door Marokkaanse particuliere bedrijven te betrekken bij Nederlandse bedrijven, werd een financieel duurzaam model gecreëerd, en werd de export van geavanceerde technologieën mogelijk, zoals geautomatiseerde kassen.

Sa’ad wees er eveneens op dat dit hulp-en-handelsmodel deuren heeft geopend voor Nederlandse expertise op het gebied van waterbeheer. De samenwerking van Waternet met de Yarmouk Water Company in Jordanië is een goed voorbeeld. Nederlandse financiering werd er gecombineerd met lokale expertise om een ​​ assetmanagementsysteem te ontwikkelen voor het rioolnetwerk van de stad Irbid. Dit systeem verbeterde niet alleen de infrastructuur, maar creëerde ook financiële stabiliteit op de lange termijn door lokale teams te voorzien van de kennis om het systeem zelfstandig te onderhouden en te bedienen.

Niettemin blijft het noodzakelijk om zorgvuldig MENA-partners te betrekken om een ​​evenwichtiger relatie tussen hulp en handel te creëren. Sa’ad benadrukt een terugkerend patroon waarin belanghebbenden in MENA-landen passief afwachten tot Nederlandse instellingen het voortouw nemen bij initiatieven. Deze dynamiek beperkt niet alleen een gelijkwaardige kennisuitwisseling, maar onderstreept ook de dringende noodzaak om actieve deelname van lokale partners te bevorderen.

In deze context benadrukt Beaineh het belang van open communicatiekanalen. Hij noemt de verschillende manieren waarop partijen uit MENA-landen contact kunnen zoeken, bijvoorbeeld via de Nederlandse ambassade of de landbouwraad ter plaatse, of rechtstreeks bij de WUR. Hij moedigt geïnteresseerden aan om contact met hem en zijn collega’s op te nemen. Alle contactgegevens zijn te vinden op de WUR-website.

Meten van succes

Daarnaast moet er, om zeker te zijn dat de projecten blijven bestaan, na lancering van een project de focus liggen op succesvolle uitvoering op de lange termijn. Eén van de manieren om dat te bereiken is door lokaal eigenaarschap.

Sa’ad betoogt bijvoorbeeld dat er succes wordt bereikt wanneer lokale partners zelfstandig opereren bij het beheer van de projecten. Volgens Sa’ad is het doel van Waternet dan ook dat de regio zelfvoorzienend wordt. “We zijn succesvol als onze partners autonoom werken en hun waterbronnen duurzaam beheren, zonder onze directe betrokkenheid”.

Beaineh beaamt dit en benadrukt ook de rol van capaciteitsopbouw en voor lokale projecteigenaren om succes te verzekeren. ‘Je wilt bereiken dat lokale instellingen de capaciteit hebben om zowel strategisch lange-termijnbeheer als dagelijkse operaties uit te voeren.’

Dit is met name belangrijk vanwege de bureaucratische hindernissen die lokale partners soms op hun weg vinden in hun werk. Neem daarbij de voortdurend veranderende politieke structuren en prioriteiten in zowel de MENA-regio als in Nederland, die van invloed zijn op toekomstige samenwerking en die mogelijk van invloed zijn op de internationale samenwerking.

Inzicht in lokale cultuur is prioriteit

Voor de MENA-regio is het van het groot belang om binnen de culturele context te werken. Dit houdt onder meer in dat buitenlandse partijen vertrouwen moeten opbouwen. Succes van extern gefinancierde projecten is afhankelijk van goede relaties met de lokale betrokkenen.

Volgens Sa’ad is het essentieel om de juiste culturele mindset te hebben, met name door prioriteit te geven aan persoonlijke relaties met partners. Nederlandse organisaties kunnen daarbij veel baat hebben bij het inzetten van Nederlandse collega’s die oorspronkelijk uit de MENA-regio komen. Hun vertrouwdheid met zowel Nederland als met de MENA-regio kan de communicatie aanzienlijk vergemakkelijken. “Je moet langdurige samenwerkingen aangaan, en proberen elkaar te begrijpen”, legt Sa’ad uit. Geduld, investeren in persoonlijke relaties en begrip voor de hiërarchische mentaliteit die men heeft in de regio zijn daarbij sleutelelementen voor succes.

Beaineh merkt op dat in de MENA-regio persoonlijke contacten zwaarder kunnen wegen dan formele overeenkomsten. Dit onderstreept het belang van een cultureel sensitieve benadering door Nederlandse partijen. Beaineh voegt toe dat vertrouwen en een persoonlijke verstandhouding essentieel zijn voor het succes van projecten, en deze kunnen niet alleen via contracten worden vastgesteld. “We moeten goede relaties opbouwen door informeel en formeel met elkaar in gesprek te gaan”, legt hij uit.

Uiteindelijk is het voor zinvolle samenwerking en duurzame impact essentieel dat Nederlandse stakeholders zich bewust zijn van de culturele dynamiek van de MENA-regio. Door prioriteit te geven aan interpersoonlijke verbindingen en cultureel begrip, kunnen beide partijen een basis creëren voor succesvolle partnerschappen die verder gaan dan louter contractuele verplichtingen.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.