Investeren in perspectief: goed voor het Midden-Oosten?
Eind mei verscheen de nota ‘Investeren in Perspectief, goed voor de wereld, goed voor Nederland’. Een half jaar nadat Sigrid Kaag aantrad als minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) kunnen we lezen waarop haar beleid zich de komende jaren gaat richten.
Het Grote Midden Oosten Platform is met name geïnteresseerd in wat het Nederlandse beleid gaat betekenen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (ook wel MENA-regio). Vooral voor de generatie die daar nu opgroeit. Daarom hebben wij het beleidsplan langs het advies gelegd dat wij samen met 40 experts hebben opgesteld tijdens de werkconferentie ‘Opportunities and Choices in Dutch policies for the Middle East – Youth’. Deze aanbevelingen richten zich op de vraag hoe het Nederlandse beleid in het Midden-Oosten positief kan bijdragen aan toekomstperspectieven voor jongeren. De regio kent een bijzondere demografische opbouw: bijna 60 procent van de bevolking is jonger dan 30 jaar. Deze jongeren vormen een uniek potentieel: ze zijn beter opgeleid dan alle generaties voor hen, wonen voor het overgrote deel in de stad, en hebben veel beter toegang tot kennis en informatie dan hun ouders – bijna iedere jongere in het Midden-Oosten heeft immers een smartphone.
Dit potentieel wordt slecht benut. De regio kent een van de hoogste jeugdwerkloosheidscijfers ter wereld — gemiddeld zo’n 30 procent, en voor jonge vrouwen zelfs meer dan 40 procent. Geen baan betekent geen inkomen, geen eigen woning, geen gezin. Kortom: weinig perspectief.
Investeren in perspectief
De titel van de BHOS-nota geeft aan dat Nederland wil investeren in dit perspectief. Met het beleid wordt gewerkt aan vier nauw verbonden hoofddoelen:
- voorkomen van conflict en instabiliteit;
- verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid;
- bevorderen van duurzame inclusieve groei en klimaatactie wereldwijd;
- versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland.
Dwars door alles heen wordt gewerkt aan het versterken van de positie van vrouwen en meisjes en de focus van ontwikkelingssamenwerking verschuift naar instabiele regio’s, waaronder de MENA-regio. Daarbinnen is er extra geld uitgetrokken voor focuslanden Jordanië, Irak en Libanon, voornamelijk bestemd voor opvang van vluchtelingen in de regio.
In de MENA-regio hebben de eerste twee doelen – voorkoming van conflict en instabiliteit en vermindering van armoede en maatschappelijke ongelijkheid – alles met elkaar te maken. Instabiliteit, armoede en maatschappelijke ongelijkheid zijn allesbepalend voor de toekomstperspectieven van de jonge generatie. Niet voor niets was de centrale roep tijdens de demonstraties gedurende de Arabische Lente ‘Brood, Waardigheid, Vrijheid’. Terecht stelt de nota daarom dat ‘… de snel groeiende groep jongeren in deze regio’s perspectief nodig heeft op een toekomst met werk, onderwijs, gelijke kansen en veiligheid’.
De directe uitwerking van de hoofddoelen laat echter niet altijd duidelijk zien wat dit betekent voor de Nederlandse inzet ten aanzien van de MENA en hoe het beleid zal bijdragen aan de verbetering van de kansen en keuzes van jongeren in deze regio.
Langetermijnstrategie
De eerste aanbeveling uit onze werkconferentie van afgelopen februari is om een langetermijnstrategie voor welvaart te in de MENA-regio te ontwikkelen. Geen enkel belangrijk complex probleem kan tegenwoordig nog vanuit één enkele discipline worden geanalyseerd of opgelost en er is geen panacee voor de problematiek waarmee jongeren in het Midden-Oosten zich geconfronteerd zien. Er is een holistisch perspectief nodig waarin de mens centraal staat. Het beleid van Kaag is uiteraard gericht op de regeerperiode van dit kabinet, dus een langetermijnstrategie is lastig te ontwikkelen.
Om instabiliteit en onveiligheid te voorkomen wil het kabinet investeren in werk, onderwijs, gelijke kansen en veiligheid van jongeren. In de focuslanden Jordanië, Libanon en Irak is daarbij speciale aandacht voor jongeren. De nota probeert vanuit zoveel mogelijk thema’s bij te dragen aan de beleidsdoelen.
Aan bod komt ook de noodzaak de werkgelegenheid te verbeteren en bedrijven daarbij te betrekken. Wat ontbreekt is oog voor lokale culturele patronen waar de actieve betrokkenheid van jongeren extra inspanning vergt. Kansen buiten de grote steden, juist voor vrouwen en jongeren, worden niet expliciet genoemd. Maar de landbouwsector is één van de (economische) sectoren waarop het beleid zich richt om werkgelegenheid te creëren. Deze sector komt ook in ons advies naar voren.
De nota gaat grotendeels over de regio als geheel, en weinig over specifieke landen. De overheid blijft “verantwoorde export faciliteren van militaire goederen en van goederen die kunnen worden gebruikt voor zowel militaire als civiele doeleinden.” In de praktijk betekende dit dat er exportvergunningen werden verleend voor levering van militaire apparatuur aan landen als Egypte en Saoedi Arabië. De stabiliteit en de veiligheid in de MENA-regio zijn op de korte en lange termijn niet gebaat bij bewapening van niet-democratische regimes die er niet voor schuwen deze middelen ook tegen de eigen bevolking in te zetten.
Positieve rolmodellen
De jongeren uit de MENA-regio die in de conferentie meewerkten aan de aanbevelingen, noemden een belangrijk punt: jongeren, met name jonge vrouwen, missen positieve rolmodellen om hen te motiveren en te inspireren bij het bewandelen van niet-traditionele paden.
Het Nederlandse beleid gaat niet investeren in rolmodellen, wel in startups, en in ondernemingen waar veel vluchtelingen werken. Ook wordt de Nederlandse private sector ondersteund om in de focuslanden Jordanië, Libanon en Irak de lokale private sector te helpen ontwikkelen. Hopelijk lukt het Nederland om de heersende elite en de culturen te omzeilen die jongeren in de weg zitten. In de nota wordt veelvuldig gemeld dat de grondoorzaken (met name van migratie) moeten worden bestreden. Maar een analyse van deze grondoorzaken biedt de nota niet. De politieke context, de corruptie en het patriarchaat die jongeren en vrouwen in de weg zitten zijn allemaal grondoorzaken voor de afwezigheid van perspectief. Blijft Nederland met deze grondoorzaken zaken doen?
Onderwijs
De Arabische wereld staat voor belangrijke onderwijskundige uitdagingen, waaronder een daling van de overheidsfinanciering. In het algemeen zijn onderwijs- en opleidingsstelsels verouderd, sluiten ze niet aan op de arbeidsmarkt en bieden ze geen focus op burgerschap. Ze richten zich op kennisoverdracht – in plaats van op kritisch denken, zelf nadenken – en op het versterken van traditionele sociale normen en waarden. Innovatie en differentiatie op alle niveaus van leren zou moeten leiden tot een beter toegeruste generatie.
Nederland zal jaarlijks 60 miljoen euro investeren in nieuwe programma’s voor (beroeps)onderwijs, werk en inkomen voor jongeren en vrouwen in de focusregio’s, waaronder dus de MENA-regio. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar meisjes. Ook wordt het programma voor studiebeurzen voor Jordanië, Libanon en Irak uitgebreid.
Dat lijkt heel mooi. Maar ook hier richt het beleid zich op onderwijs dat zich vooral aanpast aan de markt en dat opleidt tot een (fictieve) baan. Dat kan een gevaarlijke valkuil zijn als het de ambitieuze en goed opgeleide jongeren met valse verwachtingen opzadelt. Onderwijs dient zich niet uitsluitend op de arbeidsmarkt te richten, maar ook op burgerschap, gemeenschapsvorming, geesteswetenschappen en de kunsten.
Belemmeringen
Het vierde advies van de 40 MENA-professionals was het verminderen van sociaal-politieke, economische en wettelijke belemmeringen om de werkgelegenheid voor jongeren te bevorderen. Jonge ondernemers binnen de MENA-regio zijn erg mobiel en veel van de start-ups moeten buiten de lokale markt treden om te groeien. Met name jonge startups ervaren veel obstakels bij de uitbreiding naar andere landen in de regio. Het vereist samenwerking met de Europese Unie, de Internationale Arbeidsorganisatie, de Arabische Liga en andere instituties om daar iets aan te doen.
Het kabinet zet zich met en via de Europese Unie in voor een toekomstbestendig handels-en investeringssysteem, waarin duurzaamheid en inclusiviteit kernbegrippen zijn. De vraag is echter in hoeverre de onderhandelaars uit het Midden-Oosten ook jongeren en vrouwen bovenaan het prioriteitenlijstje hebben staan. Met name de oude elite zit in de zogenaamde topsectoren en toegang van jongeren en vrouwen in deze gremia is moeilijk en moet afgedwongen worden.
Nederland wil meer jongeren en vrouwen in de focusregio’s helpen aan stabiel werk en inkomen. Het wil samenwerken met lokale overheden om institutionele hervormingen door te voeren. Het wil nieuwe banen helpen creëren door ondersteuning van (mkb-)bedrijven met groeipotentieel, en door jongeren en vrouwen te stimuleren een eigen onderneming te starten. Nederland zal investeren in fondsen en technische assistentie zodat meer mensen – en vooral vrouwelijke en jonge ondernemers – toegang krijgen tot financiële diensten.
De grote vraag is: hoe gaat dit werken? Los van het feit dat ondernemerschap alleen niet het antwoord is op het werkloosheidsvraagstuk, is de vrije markt geen remedie voor alle problemen. Met name in het Midden-Oosten is de markt niet vrij en doet ons land veelal zaken met corrupte en totalitaire regimes. Daarom is samenwerking met organisaties en netwerken in de regio die jongeren, vrouwen, zelfstandigen, creatievelingen, ondernemers en onderzoekers vertegenwoordigen, essentieel. Contact, samenwerking en verbindingen met het maatschappelijk middenveld is van groot belang bij alle doelen die het kabinet zich in haar BHOS-beleid stelt.
Handel
Maximaliseer de bedrijfsontwikkeling en handel met landen in de MENA-regio. De regio biedt een van de snelst groeiende consumentenmarkten ter wereld. Ondanks de veelheid aan internationale economische relaties van Nederlandse bedrijven en ondernemers, gaat slechts een beperkt deel van de Nederlandse export naar deze regio: de vijf grootste bestemmingslanden (Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië, Israël, Egypte en Algerije) zijn goed voor slechts 2,5% van totale Nederlandse export (2015).
De 40 MENA-experts adviseerden de minister om bedrijven, groot en klein, te stimuleren te investeren in de regio en de markten daar op te zoeken: begeleid hen om jongeren en vrouwen in dienst te nemen. Kijk ook verder dan tech en landbouw, betrek ook creatieve sectoren.
Het kabinet zal met NL Trade & Innovate en NL International Business overleggen over wat het mkb nodig heeft voor een sprong naar nieuwe groeimarkten. Het is de vraag of MENA-landen als kansrijk worden beschouwd voor Nederlandse bedrijven – daarover zegt de nota niets. De vraag is bovendien of bedrijven worden aangespoord om lokaal juist jongeren en vrouwen in dienst te nemen.
Er worden vooral veel kansen gezien op het gebied van digitalisering als motor van innovatie en bedrijvigheid. In de MENA-regio komt dan alleen de Golfregio voor in het lijstje van landen waarvoor al programma’s worden ontwikkeld. En daar liggen nu net niet de landen waar verbetering van de toekomstperspectieven van jongeren het hardst nodig is.
Conclusies
Uit de BHOS-nota blijkt dat Nederland jongeren stevig op het netvlies heeft. Dat blijkt vooral in het beleid voor de focuslanden Libanon, Jordanië en Irak, ook al is dat in eerste instantie in de context van vluchtelingenopvang. Het blijkt uit de inzet om het Nederlands bedrijfsleven te motiveren actief bij te dragen aan de ontwikkeling van een bloeiende economie in de focusregio’s. En het blijkt uit de wens om te kijken naar de toekomst van arbeid. Dat is maar goed ook, want in 2020 zijn er 60 miljoen banen nodig in de MENA-regio, en die zullen er niet komen.
Er is in de BHOS-nota bovendien aandacht voor een aantal thema’s die niet aan de orde kwamen in onze aanbevelingen, maar die wel aan de leefwereld van jongeren raken, zoals klimaatverandering en circulaire economie.
Maar het is nog niet duidelijk wat het beleid daadwerkelijk gaat bijdragen aan betere toekomstperspectieven van jongeren (en vrouwen en meisjes) in de MENA-regio. Hoewel de nota veelvuldig spreekt van innovatie, is de focus op economische ontwikkeling een oude manier van denken die de jonge generatie in het Midden-Oosten niet veel zal helpen. Dat geldt voor de investering in beroepsonderwijs en het promoten van ondernemerschap: het is geen panacee voor de regio en creëert een generatie die haar ambities niet kan waarmaken en die zich gefrustreerd en verlaten zal voelen.
Het geldt ook voor de voorgenomen versterking van samenwerking met lokale overheden om institutionele hervormingen door te voeren. Genoemde vakbonden, werkgeversorganisaties en landbouwcoöperaties zijn ‘oude’ instituties, gericht op het ‘oude’ denken over werk. Hoe betrekken die jongeren en vrouwen, en hoe sluiten die aan op start-ups en ondernemers/zzp-ers?
Ook is niet duidelijk welke keuzes gemaakt gaan worden met het Nederlands bedrijfsleven. Gaat het kabinet op safe spelen en zich bij wijze van spreken beperken tot investeren in de Golfregio en in digitale startups? En gaat Nederland kennis en innovatie in de landbouwsector en energie in de eerste plaats verkopen? Of is het de inzet om daadwerkelijk jongeren in het vizier te hebben, en een cultuur van meritocratie te bevorderen, in de hele MENA-regio? Dat laatste verdient namelijk zeker Nederlandse steun.
Deel dit bericht via
Recente reacties