Een monument van herinnering aan een verzetsdorp in de bergen van Koerdistan
Beri Shalmashi (1983) was nog maar vier weken oud toen ze met haar ouders van haar geboorteplaats – het gerieflijke Parijs – verhuisde naar een bergdorp in Irak, waar het leven Spartaans was, en de dreiging van Iraanse bombardementen continu. De filmmaakster weet daar zelf niets meer van, want twee jaar later week het gezin uit naar Nederland. Nu is er de adembenemende interactieve documentaire Big Village, waarin ze Gewredê, want zo heette de nederzetting, aan de hand van persoonlijke getuigenissen weer tot leven wekt.
Het belang daarvan? Gewredê was geen gewoon dorp. Het was het voormalige zenuwcentrum van het Koerdisch-Iraanse verzet (KDP-I), dat na de val van de sjah vergeefs hoopte op Koerdische autonomie en door het bewind van ayatollah Khomeini de bergen in werd gedreven, net over de grens met Irak. Een geschiedenis die Beri Shalmashi, of ze wil of niet, voor altijd bindt aan de Koerdische zaak.
Meer dan een realistische reconstructie is Big Village een levend archief van herinneringen geworden, waarin bezoekers zelf hun weg mogen vinden. Gewredê, waar naar schatting vijfduizend mensen woonden, bestaat niet meer in fysieke zin, op wat bomengroepjes en overwoekerde fundamenten na. Maar het leeft voort in de hoofden van degenen die er ooit verbleven, en die Shalmashi opzocht in hun huidige woonplaatsen in Nederland, Frankrijk, Iraaks Koerdistan, Zweden, Zwitserland en Australië.
Zo is de documentaire, die Shalmashi samen met Lyangelo Vasquez maakte, ook een digitale reünie geworden van mensen die over de wereld uitzwermden, elkaar uit het oog verloren, een nieuw leven begonnen als immigrant, maar ooit, hoog in de bergen in Koerdistan, verenigd waren in de strijd voor een vrij vaderland. In sommige gevallen, zoals in dat van Beri, waren ze nog te jong om te begrijpen waarover het ging, maar uit de documentaire blijkt dat ze oprecht trots zijn deel te hebben uitgemaakt van een onmiskenbaar heroïsch verhaal.
Ik spreek Beri Shalmashi in het hippe café Pacific op het niet minder hippe Westergasfabriek-terrein in Amsterdam. De locatie is haar keuze en onderstreept haar meervoudige, want Nederlandse, Amsterdamse en Koerdische identiteit.
Haar Koerdische afkomst weegt het zwaarst en put haar soms zelfs uit. ‘Ik zou er best eens een weekje vrijaf van willen nemen, een gewone Amsterdammer willen zijn, maar tot nu toe is dat onmogelijk.’
Wanneer dat dan misschien wel mogelijk zal zijn? Wanneer ze het idee heeft gekregen dat ze genoeg heeft gedaan om haar mede-Nederlanders duidelijk te maken waar ze vandaan komt. Om iets van het unieke Koerdische perspectief inzichtelijk te maken. Al is dat een bijna onmogelijke taak, beseft ze, want waar Nederlanders er niet zelden prat op gaan nooit hun leven te zullen geven voor een hoger doel, zien veel Koerden het als volkomen vanzelfsprekend dat hun individuele belang ondergeschikt is aan het ideaal van Koerdische zelfbeschikking.
Iets wat misschien iets beter te begrijpen is voor wie weet dat de Koerden het grootste volk (35 miljoen zielen) ter wereld zijn zonder staat. Afkomstig van een fictief land, opgedeeld door liefst vier even reële als vijandige staten: Turkije, Syrië, Irak, en Iran.
In de vuurgevaarlijke lappendeken van het Midden-Oosten is de Koerdische kwestie een constante bron van instabiliteit. Die instabiliteit treft de Koerden in de eerste plaats zelf, zoals steeds weer blijkt wanneer ze eerst door westerse mogendheden aan de borst worden gedrukt als het zo uitkomt, en vervolgens weer ‘noodgedwongen’ in de steek worden gelaten wanneer de internationale machtsverhoudingen daartoe nopen.
De Koerdische tragiek is even hartverscheurend als onoplosbaar, maar het Koerdische ethos blijft onverminderd onverschrokken, zoals ook blijkt uit de laatste, door Beri zelf uitgesproken woorden van de documentaire, waarin ze ‘weerbaarheid’ noemt als kwaliteit die haar ouders haar hebben bijgebracht, en ‘de kracht die helpt mij nooit bij onrecht neer te leggen.’
Beri Shalmashi was met heel iets anders bezig, toen de wervelwind van de geschiedenis, die de Koerden eigenlijk nooit met rust laat, haar als het ware oppakte en naar het project toe dreef. Ze was in 2012 verhuisd naar Erbil, de hoofdstad van de Koerdische autonome regio in Irak. Ze wilde daar meehelpen om een filmindustrie op te zetten, gaf les aan de filmacademie, stond op het punt haar eerste lange speelfilm te draaien.
Maar toen begon de plaag die ISIS heette zich met verbijsterende snelheid over Syrië en Irak te verspreiden. Erbil bleef gespaard, maar de jihadisten waren wel zo dichtbij dat alles onzeker werd.
‘Ik kon niet meer filmen, en kwam dus terug naar Nederland. Ondertussen was er ook een grote vluchtelingenstroom vanuit het Midden-Oosten naar Europa op gang gekomen, voornamelijk uit Syrië, maar ook wel uit Irak. Het ging om mensen die grotendeels voor ISIS waren gevlucht, net als ik dus eigenlijk.’
‘De toestand in het Midden-Oosten kreeg daardoor steeds meer aandacht in Nederland, en op een gegeven moment benaderde radiomaker Joost Wilgenhof mij met de vraag of we iets konden doen met mijn vluchtelingenverhaal, dat wil zeggen: het verhaal van hoe ik ooit hier met mijn ouders in Nederland was terechtgekomen. In Scandinavië waren er al projecten geweest waarbij levensverhalen van Koerdische vluchtelingen werden vastgelegd, en ik was in principe wel geïnteresseerd.’
‘Toen drong het tot mij door dat ik mijn eigen vluchtelingenachtergrond eigenlijk helemaal niet kende. Ik was er bij geweest, maar wist er niets meer van. Dus leek het me interessanter om na te gaan hoe die gemeenschap in dat Iraakse bergdorp in elkaar stak en wat mijn ouders en anderen ertoe had bewogen voor een dergelijk bestaan te kiezen. Op die manier werd misschien ook duidelijk hoe ingewikkeld vluchtelingenverhalen vaak zijn: veel ingewikkelder dan het rechtlijnige relaas van een vlucht van oorlogsgebied A naar veilig gebied B.’
Als startpunt van Beri Shalmashi’s eigen, complexe vluchtverhaal kiezen we voor het gemak Parijs, begin jaren tachtig. Haar vader, wiens broer toen al door het Iraanse regime was geëxecuteerd, was als vertegenwoordiger van het Koedisch-Iraanse verzet (KDPI-I) gedetacheerd in de Franse hoofdstad. Daarnaast trad hij ook op als officieuze diplomatieke vertegenwoordiger van de gehele Koerdisch-Iraanse gemeenschap, die de sympathie genoot van de Franse regering. Hij kon daardoor het beheer voeren over een soort consulaat en had een mooi kantoor tot zijn beschikking. Na een half jaar zou hij echter terugkeren naar het zenuwcentrum van de KDP-I in de bergen, waar zijn hart ook lag.
Beri’s moeder, die zwanger van haar was, was in Iran achtergebleven ‘omdat ze geen zin had om in een flat in Parijs opgesloten te zitten’, aldus Beri, die zacht en kalm maar met weinig aarzeling spreekt. Liever zette de moeder haar Koerdische activisme in Iran voort, ook al was dat nogal gevaarlijk – zoals bleek toen ze werd verraden, gevangengenomen, en gemarteld, nog steeds met Beri in haar buik.
‘Mijn vader heeft mij attesten van een Frans ziekenhuis laten zien waar dat martelen heel droogjes op vermeld staat. Mijn moeder heeft het er nooit over gehad, maar die overleed op mijn elfde, en zulke gesprekken voer je niet met een jong kind.’
Uiteindelijk werd Beri ’s moeder uitgewisseld met Iraanse gevangenen die in handen waren van de KDP-I, en zo kon ze zich bij haar man in Parijs voegen.
‘Fascinerend voor mij is dat ze kennelijk belangrijk genoeg was voor zo’n uitwisseling,’ zegt Beri.
Beri’s moeder kwam in Parijs aan op het moment dat de termijn van haar vader er bijna opzat, en kort daarna kwam Beri ter wereld. Het gezin stond dus voor een zeer moeilijke keuze.
‘Aanvankelijk stelde mijn vader voor dat hij zou teruggaan naar de bergen in Koerdistan, en dat mijn moeder en ik in Parijs zouden achterblijven. Daar had mijn moeder absoluut geen zin in: zij wilde met mijn vader mee, ze waren lang genoeg uit elkaar geweest.’
Een dilemma? ‘In de belevingswereld van mijn vader, ja. Hij had natuurlijk ook kunnen stoppen met het Koerdische activisme, kunnen concluderen dat hij genoeg had gedaan voor de revolutie. Niets belette hem te kiezen voor een veilig leven voor hem en zijn gezin. Die verleiding moet er toch zijn geweest: Mijn vader was al in Europa, hoefde niet die moeilijke en gevaarlijke oversteek te maken waartoe zoveel vluchtelingen zich tegenwoordig gedwongen zien.’
‘Toch lijkt het erop dat dit nooit een optie voor hem is geweest. Toen ik hem interviewde voor Big Village zei hij me zelfs dat als hij ergens spijt van heeft gehad in zijn leven, het wel was dat hij uiteindelijk tóch, een paar jaar later, voorgoed is vertrokken uit Koerdistan om zich in Nederland te vestigen. Hij was echt voor de volle honderd procent toegewijd aan de zaak. Maar dat gold ook voor mijn moeder.’
Beri lacht: ‘Ze dacht: leuk en aardig, zo’n baby, maar ik ga gewoon mee.’
Haar ouders hechtten dus meer belang aan de revolutie dan aan een veilige omgeving voor hun kind. Hoe kijkt het inmiddels volwassen kind daar 36 jaar later tegenaan?
‘Dat was nu net wat ik wilde onderzoeken met Big Village: wat hen bewoog. En wat ik daar vervolgens van zou vinden. Ik was er ook op gebrand de andere kinderen van Gewredê – nu dus volwassenen – te vragen hoe zij zich verhielden tot de keuze van hun ouders. Opvallend genoeg bleken ze allemaal vrede met en respect voor die keuze te hebben. Het hogere doel is voor hen – en ook voor mij – zo duidelijk en zo groots dat we niet anders dan trots op onze ouders kunnen zijn, ook al ging dat doel, zou je kunnen zeggen, ten koste van ons.’
‘Of ik die trots altijd heb gevoeld? Ja. Maar nu, na het maken van Big Village, begrijp ik het ook echt. De jaren in Gewredê waren tot nu toe een tweedehands herinnering. Nu heb ik pas het idee dat ik er zelf ook werkelijk ben geweest.’
Dat laatste komt ook omdat Beri, in het kader van de documentaire, het huidige hoofdkwartier van de KDP-I in de stad Koya in Iraaks Koerdistan heeft bezocht.
‘Let wel, het lijkt in niets op Gewredê. Koya is een echte stad, en het enige wat de KDP-I er tot haar beschikking heeft zijn een paar vertrekken in een groot, oud, lelijk fort. De bestaansreden was dus eigenlijk nog moeilijker te bevatten dan die van Gewredê, want de Iraans-Koerdische strijd is nu echt marginaal, terwijl het Iraanse bewind ons in de jaren tachtig nog behoorlijk serieus nam.’
‘Ik ben in de eerste plaats in Koya geweest omdat daar mensen zaten die destijds ook in Gewredê verbleven, maar ook om een beetje te begrijpen hoe zo’n gemeenschap werkt. Niets van de oude verzetsromantiek zul je er vinden, niets van dat zwoegende bestaan in de bergen, je treft er eigenlijk alleen een lelijk kantoor aan. Nutteloos? Voor een buitenstaander waarschijnlijk wel. Tegelijkertijd zag ik in dat louter de aanwezigheid van het verzet – hoe klein ook – van grote betekenis is. De vijand kan ons zien, weet dat we er zijn: we bestaan dus nog. In die zin is Koya een directe voortzetting van Gewredê.’
De twee plaatsen liggen ook niet ver van elkaar, maar Beri koos er opmerkelijk genoeg voor om niet naar Gewredê – of naar de plek waar Gewredê ooit was – toe te gaan.
‘Ik wilde de fantasie niet in de weg zitten. Aanvankelijk bestond wel het idee de hele interactieve documentaire om de locatie heen te bouwen, dan zou je de werkelijkheid het dichtst benaderen. Toen bedacht ik me dat je aan die werkelijkheid niets hebt. Ieders herinneringen aan de plek zijn anders, en juist dat zouden we moeten respecteren. Eerst meende ik dat een zo gedetailleerd mogelijke reconstructie van respect zou getuigen, maar daarop besefte ik dat zoiets helemaal niet kon. Als ik voor die aanpak had gekozen, zou ik misschien alles kapot hebben gemaakt.’
De documentaire toont dan ook niet hoe Gewredê eruit heeft gezien, de illustraties van Suzan Hijink bestaan vooral uit suggestieve, donkere contouren die meebewegen met de navigerende vinger van de bezoeker. Maar uit dit droomachtige decor springen de gezichten van de geïnterviewden haarscherp naar voren. En ook de verhalen die ze vertellen, of de woorden waarin ze die vertellen, dikwijls met onbewogen gezichten, lijken in steen gegrift.
‘De illustraties geven niet meer dan een beetje houvast: waar wij als makers zelf bij konden, dat is wat je als kijker krijgt. Als we genoeg materiaal hadden gehad om een echt betrouwbare reconstructie te maken, zou het ook niet nodig zijn geweest deze hele zoektocht te ondernemen. Dan zou het verleden al zijn vastgelegd. Nu is de zoektocht naar dat verleden de essentie van de documentaire, een monument van herinnering, van zingeving.’
Het resultaat is wel dat de kijkers/deelnemers geen lineair verhaal gepresenteerd krijgen, maar een soort boom van verhalen waar ze zelf al klikkend hun weg omhoog in moeten zien te vinden. De stam is de hoofdvertelling, waarbij allerlei zijvertellingen de takken vormen.
In die zijvertellingen is ruimte voor wat luchtigheid – dierbare herinneringen aan de materieel uiterst sobere maar emotioneel uitbundige trouwfeesten in het dorp, aan de alomtegenwoordigheid van de muggen, die gekscherend een ergere plaag worden genoemd dan de Iraanse straaljagers – terwijl het hoofdverhaal zeer dramatisch is: dat gaat over een Iraans bombardement in april 1985, zo hevig dat het begin van het einde voor Gewredê daarmee een feit was. Het moreel leek gebroken, veel revolutionaire gezinnen besloten te vertrekken, slechts een kleine groep diehards trok nog hoger de bergen in om daar een nieuw hoofdkwartier te vestigen.
Beri’s vader ging niet mee, maar heeft daar dus achteraf spijt van.
‘Ik denk dat hij, als hij jonger was geweest, nu het liefst in Koya had gezeten. Het is wel zo dat hij nu veel tijd heeft om op terug te kijken. Bovendien voerde ik het gesprek over Gewredê met hem kort na een Iraanse raketaanval op Koya in september 2018, waarbij achttien mensen om het leven kwamen, onder wie nogal wat oude kameraden en mensen die ikzelf kort daarvoor had gesproken in het kader van de documentaire, mensen die er in Gewredê al bij waren geweest. Het is echt toeval dat ik hun getuigenissen uiteindelijk niet voor de documentaire heb geselecteerd.’
Het is een zoveelste bewijs voor de koppige Koerdische volharding dat het KDP-I-hoofdkwartier na dit vernietigende bombardement gewoon operationeel is gebleven. Sterker: na de Iraanse aanval hebben zich nieuwe vrijwilligers aangemeld. Het bombardement was dus misschien niet zo’n slimme manoeuvre geweest van Iran.
‘Ach,’ zegt Beri, ‘het ging ze niet om ons. Ze zochten een zwakke groep als doelwit om hun echte vijanden, Israël en de VS, hun spierballen te laten zien. Hadden ze die rechtstreeks aangevallen, dan waren de poppen aan het dansen geweest. Nu kraaide er geen haan naar.’
Die laatste ontnuchterende constatering voert ons naar de diepere vaststelling dat de hele Iraans-Koerdisch zaak altijd onderbelicht is gebleven. Wanneer Koerden ter sprake komen, dan zijn dat de Turkse Koerden van de PKK, de Iraakse Koerden die al ten tijde van Saddam Hussein een zekere mate van autonomie genoten, de Syrische Koerden die na de opstand tegen Bashar-al-Assad hun eigen republiek ‘Rojava’ stichtten.
Van de Iraanse Koerden, die toch een derde deel uitmaken van de gehele Koerdische bevolking (en een tiende van de Iraanse bevolking), wordt weinig tot niets vernomen.
Een veelgehoorde verklaring luidt dat het revolutionaire elan in Iraans Koerdistan wat minder uitgesproken is omdat Iraniërs en Koerden etnisch, historisch en taalkundig meer verwant zijn dan Koerden en Arabieren of Koerden en Turken. De Koerden zouden immers de afstammelingen van de Meden zijn, en Perzen en Meden waren al in de oudheid naburige volkeren.
‘Dat is een manier om het uit te leggen,’ zegt Beri, ‘maar ik denk dat het verzet in Iran heel effectief kapot wordt gemaakt. Je ziet het aan de liquidaties van Iraans-Koerdische leiders, ook buiten Iran, tot in Europa zelfs, terwijl de bevolking ter plaatse heel vakkundig de mond wordt gesnoerd.’
‘Het is journalisten verboden verslag te doen van wat er in Iraans Koerdistan speelt. De Iraanse Koerden worden heel doeltreffend onzichtbaar gemaakt, en het is daarbij een hele slimme strategie van de overheid om te zeggen dat de Perzen en Koerden ‘één’ zijn, dat het ‘broeders’ zijn. Er is zeker een overlap, die propagandistisch heel handig wordt benut.’
‘Ondertussen is er sprake van verregaande discriminatie van de Koerden in Iran, zijn de Koerdische gebieden onderontwikkeld, komen Koerdische jongeren niet aan werk, en zijn Koerden bijna niet vertegenwoordigd in het overheidsapparaat.’
‘Iraans Koerdistan is een achtergesteld gebied, behalve in cultureel opzicht. Veel beroemde films en muziek uit Iran zijn gemaakt door Koerden, veel Koerdische steden staan bekend om hun muzikale cultuur, maar bijvoorbeeld ook om hun tapijtkunst. Doordat er culturele overeenkomsten zijn, is het makkelijk je die cultuur toe te eigenen en de Koerden uit te wissen. Bij de IKEA zie ik tapijten liggen uit de stad van mijn grootvader, maar die worden uiteraard niet als Koerdisch maar als Perzisch verkocht.’
Is de Iraanse repressie van de Koerden erger dan de Turkse?
‘Nou, als jij zegt dat je in Ankara onbelemmerd het kantoor van een Koerdische partij bent binnengewandeld, dan beantwoord ik die vraag zonder meer met ja, want in Iran is dat absoluut onmogelijk. Wat dat betreft heersen in Iran Noord-Koreaanse toestanden. Deze documentaire is daarom ook een poging om de Iraanse Koerden op de kaart te zetten, én om een fundament te leggen voor mijn eerste speelfilm, die Iraans Koerdistan tot onderwerp heeft.’
Wat wil de Koerdische beweging in Iran?
‘Op dit moment een soort zelfbestuur. De tijd van natiestaten is voorbij, het gaat dus vooral om enige mate van zelfbeschikking, in welke vorm dan ook. Waarom dat zo belangrijk is? Omdat al ten tijde van de sjah niet erg goed voor de Iraanse Koerden werd gezorgd. Bedenk dat Iran een gigantisch land is. Ook onder een niet-repressief bewind zou het al moeilijk zijn je te bekommeren om een etnische minderheid in een afgelegen gebied.’
Het uiteindelijke raadsel van de Koerden is hun totale toewijding aan de zaak, de bijna onmenselijke discipline die ze daarbij aan de dag leggen. Ik leg Beri voor hoe een Syrische Koerd mij ooit vertelde dat een toneelvoorstelling voor kinderen in oorlogsgebied gewoon doorging, terwijl er vlak in de buurt bommen insloegen, en hoe scholieren en studenten voor aanvang van les of college hun mobiele telefoon moesten inleveren en het lesgeven niet werd onderbroken wanneer docenten het nieuws bereikte van aanslagen en beschietingen in de directe omgeving. Onder het motto: je maakt af waar je mee bezig bent, onder alle omstandigheden.
Beri knikt. ‘Herkenbaar,’ zegt ze. ‘Zo nam de presentator van de radiozender Stem van Koerdistan in Gewredê het mijn vader kwalijk dat hij zijn werkzaamheden in het mediakantoor onderbrak om te kijken waar en ik en mijn moeder waren toen het dorp door een hevig bombardement werd getroffen. De uitzending moest immers doorgaan, daar luisterden miljoenen mensen naar.’
‘Door die traditie van toewijding en discipline begrijp ik juist wat mijn ouders hebben gedaan. Wat niet betekent dat ik goed kan uitleggen wat het wezen ervan is. Ik denk dat de discipline en betrokkenheid van generatie op generatie zijn doorgegeven. Het levensbelang van mogen zijn wie je bent moet in het DNA van de Koerden zitten, en hoe erger de onderdrukking, hoe sterker die hang naar onafhankelijkheid wordt.’
‘Kijk naar mij: het Koerdische nationalisme is voor mij hoofdzakelijk een verhaal uit de tweede hand, en toch staat mijn leven welhaast in het teken ervan. En dat al van jongs af aan. Ik denk dat de helft van mijn spreekbeurten op de basisschool over Koerdistan gingen. Ik heb geen kinderen, maar ik kan me voorstellen dat als ik die wel zou hebben, zij het ook zouden meekrijgen.’
Ze bekent dat ze soms graag aan haar Koerdische identiteit zou willen ontsnappen.
‘Ik zou wel twee mensen tegelijk willen zijn, en dan switchen van de een naar de ander wanneer het zo uitkomt. Maar dat gaat niet: Koerdistan is zo groot en onrustig, er is altijd wel iets aan de hand, en het raakt mij altijd persoonlijk.’
‘Nu zijn er bijvoorbeeld weer bombardementen van Turkije in Iraaks Koerdistan. Door die haast onafgebroken stroom dramatische gebeurtenissen blijft Koerdistan altijd dichtbij, en dat kan heel vermoeiend zijn, alsof je een chronische ziekte hebt. Als iemand mij vraagt: Hoe gaat het met je? Dan ben ik bijvoorbeeld gedwongen te antwoorden: Op zich wel goed, maar de broer van een kennis van mij heeft vorige week wel een bombardement ternauwernood overleefd. Er is de werkelijkheid van het gewone Hollandse leven, maar de Koerdische werkelijkheid speelt altijd op de achtergrond mee, en het verschil tussen die twee is enorm.’
Als ik opper dat ze onmogelijk los van die werkelijkheid kan komen door haar eerste twee levensjaren in een verzetsdorp, dat die het raadsel van haar hele leven vormen, beaamt Beri Shalmashi dat.
‘Daarom vind ik het zo belangrijk dat te vertellen. Het verhaal van veel vluchtelingen is zo veel complexer dan je als buitenstaander kunt vermoeden. Velen zijn niet zomaar slachtoffer van een oorlog. Ze waren soms partij in zo’n oorlog, en met reden, ze verzetten zich tegen onderdrukking, tegen een onverdraaglijke situatie.’
Is de film uiteindelijk ook een manier om haar levensverhaal voor zichzelf begrijpelijk te maken? Ze knikt. Opnieuw moet ze beamen dat er tussen dat verhaal en het Nederlands verhaal een onoverbrugbare kloof gaapt.
‘Juist daarom wil ik mijn eigen verhaal zo vaak en op zo veel mogelijk manieren over het voetlicht brengen. Juist omdat ik heel goed begrijp dat daar telkens misschien maar één procent van wordt begrepen. Die ene procent is dan toch winst.’
De documentaire is te bekijken via https://www.bigvillagestory.com.
Deel dit bericht via
Recente reacties