Continu aan de leugendetector: de Tunesische islamisten van Ennahda

Rached Ghannouchi, mede-oprichter van de islamitische regeringspartij Ennahda in Tunesië, beloofde onlangs dat hij de Islamitische Staat (IS) zou bestrijden door jonge moslims een ‘beter product’ aan te bieden in de vorm van een ‘moslimdemocratie’. Een democratisch staatsmodel, gebaseerd op universele mensenrechten, met plaats voor de islam en haar waarden in de politieke ruimte.

Het is de vraag of de partij hiervoor de benodigde bewegingsvrijheid wordt gegund.

De viering van vijf jaar ‘revolutie’ in Tunesië op 14 januari ging gepaard met een scheuring binnen Nidaa Tounes, de grootste regeringspartij. Ennahda is nu opnieuw de grootste partij in het Tunesische parlement. President Essebsi heeft geprobeerd de crisis te bezweren door enkele ministers te vervangen. Naar het zich laat aanzien met beperkt succes.

Politieke polarisatie is al eerder de achilleshiel gebleken van de Tunesische politiek en maakt het land permanent kwetsbaar. Het onvermogen van partijen om adequaat op spanningen te reageren bewoog belangrijke maatschappelijke organisaties in 2013 tot de nationale dialoog, het initiatief dat in 2015 werd bekroond met de Nobelprijs.

Ennahda is nu met 69 zetels de grootste partij in het Parlement en Nidaa Tounes lijkt in haar eigen zwaard te zijn gevallen. De rechts-liberale partij verenigt een diversiteit aan politieke stromingen en bloedgroepen. Ze ontleent haar politieke bestaan en bestaansreden vooral aan haar oppositie tegen de islamitische partij, die na de eerste democratische verkiezingen in 2011 een ruime meerderheid van 89 zetels behaalde., maar in 2013 macht afstond aan een ‘zakenkabinet’ om een uitweg te creëren uit de impasse die na twee politieke moorden was ontstaan.

Het beginsel van‘ laïcité’ (scheiding tussen religie en staat) is, na een geschiedenis van Franse koloniale overheersing en onderdrukking door opeenvolgende seculiere dictaturen van eigen bodem, onbetwist dé splijtzwam in Tunesië, waar een groot deel van de bevolking islamitisch is. De politieke instabiliteit in Tunesië vloeit voort uit de broosheid van op angst en vijandbeelden gebaseerde gelegenheidscoalities. Het is het type angst voor een politieke islam dat ook de machtsbasis vormt van koning Mohammed VI van Marokko, president Bouteflika van Algerije en generaal Al- Sissi van Egypte.

Het beginsel van‘ laïcité’ (scheiding tussen religie en staat) is, na een geschiedenis van Franse koloniale overheersing en onderdrukking door opeenvolgende seculiere dictaturen van eigen bodem, onbetwist dé splijtzwam in Tunesië, waar een groot deel van de bevolking islamitisch is.

Op het eerste gezicht gaat het conflict binnen Nidaa Tounis om een strijd van een liberalere vleugel tegen de machtsconcentratie van de conservatievere oprichter van de partij, president Beji Caïd Essebsi (BCE), en zijn zoon Hafedh. Beweerd wordt dat vader en zoon pogen de (erf-)opvolging van het 89-jarige staatshoofd veilig te stellen. In werkelijkheid is de kloof veel dieper. Voor een deel van de parlementariërs blijft de coalitie met Ennahda nog steeds onverteerbaar, hoewel deze partij, onbetwist de grootste na de verkiezingen in 2014, maar één minister levert.

Om hun punt duidelijk te maken, gaan deze parlementariërs complottheorieën niet uit de weg: ze beschuldigen Hafedh Caïd Essebsi van te nauwe relaties met de Tunesische islamitische partij en de Turkse president Erdogan. De onlangs benoemde ministers, overigens ‘gewoon’ van Nidaa tounes, zouden pionnen zijn van Ennahda en worden slechts met hoon en spot verwelkomd.

Veel Tunesiërs zijn bang dat een stem op Ennahda een stem op ‘het kalifaat’ betekent.

Vroegere autoritaire regimes hebben voor een grote mate van rechtsgelijkheid tussen mannen en vrouwen gezorgd en vrijheden in de privésfeer gewaarborgd. Vaak om strategische redenen (beeldvorming), maar daarom nog niet minder doeltreffend; het zijn precies die vrijheden die verantwoordelijk zijn voor het liberale imago in Nederland en andere westerse landen. Tegelijkertijd werden veel uitingen van religie onderdrukt, waren islamitische politieke partijen verboden en stonden en staan moskeeën onder strenge overheidscontrole.

Ennahda wordt verantwoordelijk gehouden voor de twee destabiliserende politieke moorden vlak na de machtswisseling in 2011, voor terreuraanslagen en het toegenomen gevoel van onveiligheid, de openlijke en weinig tolerante manifestaties door lokale salafistische organisaties in de eerste jaren na de opstanden en de verslechtering van de economische situatie. Dus voor ongeveer alles. De rancune is voor een groot deel terug te voeren op het uitblijven van de concrete resultaten waar in 2010 en 2011 op werd gehoopt. Feit is dat de machtswisseling voor veel Tunesiërs gepaard is gegaan met groeiende financiële instabiliteit en dreigend geweld. Tunesië levert met het grootste aantal buitenlandse jihadstrijders aan Syrië en omgeving (ongeveer 5000).

Ondanks de nog steeds forse aanhang na de verkiezingen in 2014, die 69 zetels opleverden, is de islamitische partij inhoudelijk onzichtbaar geraakt en lijkt ze haar greep op de politieke agenda te hebben verloren. Het gebrek aan invloed in de regeringscoalitie leidt tot verlies aan geloofwaardigheid en een groeiend wantrouwen onder haar (voormalige) aanhang en biedt bovendien geen basis om vertrouwen te winnen onder opposanten.

Anderzijds gloort er nieuwe hoop. De toekenning van de Nobelprijs aan het kwartet en de instabiliteit binnen de grootste regeringspartij, lijkt nationaal en internationaal te hebben geleid tot een late waardering voor de constructieve opstelling van Ennahda gedurende de afgelopen vier jaar. Ghannouchi werd recent ontvangen door President Obama en seculiere commentatoren als Kamel Daoud (Algerije) en Fareed Zakaria (VS) dichtten de partij een voorbeeldfunctie toe vanwege haar bereidheid compromissen te sluiten .Hoe de nu hooggespannen verwachtingen waar te maken?

Ennahda ondergaat een voortdurende test met leugendetectoren van verschillende makelij. De waarheid van de een is niet de waarheid van de ander. Waar een deel van de bevolking uitgaat van de meetlat van de idealen van de Franse verlichting, toetsen anderen het vermogen van de partij weerstand te bieden tegen de ‘seculiere dictatuur’.

De toekenning van de Nobelprijs aan het kwartet en de instabiliteit binnen de grootste regeringspartij lijkt te hebben geleid tot een late waardering voor de constructieve opstelling van Ennahda gedurende de afgelopen vier jaar.

In onderzoeken, analyses en commentaren wordt vaak gewezen op de invloed van Ennahda op de ogenschijnlijke groei van het islamitische extremisme na 2011. De partij zou door de vele democratische concessies een groot deel van haar aanhang zijn kwijtgeraakt en haar status als ‘ protestpartij’ zijn verloren. Volgens een andere uitleg is de huidige manifestatie van geweld en terreur door islamitische groeperingen juist te wijten aan een te grote tolerantie en lankmoedigheid jegens religieus extremisme. De partij wordt ervan beschuldigd dat ze om politiek strategische redenen ruimte heeft gegeven aan enkele niet-democratische Salafistische bewegingen. Beiden verklaringen sluiten elkaar niet uit, maar de tegenstrijdigheid vormt een perfecte illustratie van de weinig benijdenswaardige sandwichpositie waar de partij in verkeert.

De partij staat voor de opgave haar modelfunctie waar te maken in een (nu nog bestaande) coalitie. Een coalitie die wantrouwen en haat oproept, mede vanwege haar merkbare streven extremisme te bestrijden door versterkt toezicht op de uitoefening van religie. Deze repressieve regeringspolitiek leidt ook onder niet-Ennahda-stemmers tot verzet, mede door associaties met de zeer beperkte vrijheid van meningsuiting onder het oude regime. Gedurende het afgelopen jaar zijn meerdere imams ontslagen en moskeeën gesloten.

In augustus 2015, na de aanslagen op het Bardo-museum en het strand in Sousse, had de politieke prioriteit logischerwijs de bestrijding van islamitische terreur en verbetering van de economische situatie moeten ziin. In plaats daarvan introduceerde president Essebsi een wetsvoorstel dat het dragen van hoofddoeken voor meisjes op de lagere school verbiedt. Kritische Tunesiërs zien dit type maatregelen als afleidingsmanoeuvres.

Wanneer Ennahda openlijk afstand neemt van deze lijn, zal dat zeker leiden tot nog meer politieke instabiliteit en polarisatie. Handhaving van de steun aan de regering is anderzijds een recept voor toenemende politieke marginalisatie en geloofwaardigheidsverlies. Mocht de islamitische partij na nieuwe verkiezingen weer de grootste regeringspartij worden, dan wordt het bouwen van een ‘moslimdemocratie’ binnen de huidige context een op z’n zachtst gezegd heel lastige opgave.

Maar het buitenland kan de polarisatie in Tunesië helpen verminderen door een coöperatieve en onbevangen opstelling jegens Ennahda en andere islamitische politieke partijen. Vaak worden deze partijen beschouwd als ‘wolven in schaapskleren’ en langs de inmiddels toch wel uiterst selectieve meetlat van ‘onze kernwaarden’ gelegd. Nu wordt elke politieke verwijzing naar islamitische waarden al snel geïnterpreteerd als een stap naar invoering van een handen afhakkende en stenen gooiende sharia-wetgeving. Hier zijn tot op heden erg weinig aanwijzingen voor. De breuk in Nidaa Tounis heeft juist aangetoond dat angst een slechte raadgever is. Het lijkt daarom nuttig en van realisme te getuigen om Ennahda welwillend tegemoet te treden.

 

Faïrouz ben Salah woont en werkt in Tunesië en is analist en journaliste.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.