Ik droom van een Syrië dat geen mensenrechtenactivisten nodig heeft

Nibal heeft een droombaan, een baan die iedere student ‘Conflict Studies’ hoopt te krijgen. Ze is programmacoördinator bij een Syrische ‘peacebuilding-organisatie’ in Beirut. Ze draagt bij aan het oplossen van het conflict in Syrië. Ze is daar, ze zit er middenin, ze doet iets, ze helpt mensen. Ze zet projecten op, ondersteunt vluchtelingen, geeft trainingen om mensenrechtenschendingen te documenteren, lobbyt bij politici. Een droombaan.

Maar ook een baan waarop Nibal niet zit te wachten. ‘Vrede is het vermogen een saai leven te leiden,’ zei iemand die ik eerder interviewde. En ze had gelijk. Nibal wil helemaal geen programmacoördinator bij een vredesorganisatie zijn: ‘Ik heb Engels gestudeerd, wat nu handig is voor de internationale contacten van mijn organisatie. Maar wat ik eigenlijk wil is kinderen op de basisschool Engelse gedichten laten lezen. Daar heb ik voor gestudeerd. Dit is alleen maar iets dat moet gebeuren. Zodat die kinderen daarna weer naar school kunnen.’

Als ik met haar praat over vrede, springen de tranen haar soms in de ogen. ‘Vrede is terug naar huis kunnen. Een plaats hebben waar iedereen kan leven, waar niemand de macht heeft mensen tot een ellendig bestaan te veroordelen.’ Ze vraagt niet om veel, maar vreest dat het wel te veel gevraagd is.

‘Wat ik eigenlijk wil is kinderen op de basisschool Engelse gedichten laten lezen’

Natuurlijk wil ze me best een folder meegeven van de organisatie. Daar staan hoogdravende dingen in over democratie, mensenrechten, rechtsgelijkheid en empowerment. Maar Nibal’s geheime wens is helemaal niet om democratie en mensenrechten te brengen. ‘Ik droom van een Syrië dat geen mensenrechtenactivisten nodig heeft, van een wereld waarin Conflict Studies net zo’n soort studie is als oud-Engels. Ik droom ervan lerares te zijn op een klein schooltje, waar ik alle kinderen bij naam ken. Gewoon, in het dorp waar ik opgegroeid ben.’

Ik vraag haar of ik een foto van haar mag maken, voor bij dit stuk. ‘Liever niet’, zegt ze, ‘mijn familie zit nog in Syrië.’ De angst voor de geheime dienst is in haar blik te lezen. ‘Ik zal je in contact brengen met een paar andere Syriërs. Maar ik moet ze eerst vragen of ze dat goed vinden.’

Als je te lang in Syrië hebt gewoond word je vanzelf paranoïde. Als vrede iets is dat in jezelf zit, is het nog lang geen vrede in het Midden Oosten. Maar zolang er mensen als Nibal zijn, die bereid zijn hun eigen dromen opzij te zetten om zich in te zetten voor andermans vrede, is de hoop op vrede in ieder geval nog levend.

 

Het conflict in het Midden Oosten gaat niet over ‘joden’ en ‘moslims’

Manal, 23 jaar, is een opvallende verschijning in Libanon: blond haar en blauwe ogen. Ze is een moslima (‘technically Sunni’), maar heeft een joodse grootmoeder, die in de jaren ’30 naar Palestina vluchtte. Volgens de religieuze wetten is ze dus zowel joods (via haar moeder en grootmoeder) als moslim (via haar vader). Ze heeft een Amerikaans en een Libanees paspoort en mag zich als joodse in Israël vestigen.

Het hele Arabisch-Israëlische conflict komt daarmee samen in haar familie. Voor de ene helft is de Joodse staat het beloofde land, het veilige toevluchtsoord waarnaar in 1930 werd uitgeweken. Voor de andere helft gaat het om de bezetter, de ‘eeuwige vijand’, een existentiële bedreiging. Haar ene oom geeft in de moskee aan Hezbollah, de andere aan de Joodse lobby in de VS. Manal vindt ze allebei aardig.

Het is al vaak gezegd, maar het blijft waar: het conflict in het Midden Oosten gaat niet over ‘joden’ en ‘moslims’. Het gaat over mensen als Manal, die graag een bijdrage zouden leveren aan vrede, maar niet weten waar ze moeten beginnen. Mensen met ingewikkelde, door elkaar heen lopende identiteiten en loyaliteiten.

‘Wat is vrede?’, vraag ik haar. ‘Geen idee’, antwoordt ze. ‘Ik ben opgehouden te geloven dat ik invloed kan hebben op het conflict. In plaats daarvan help ik jonge Palestijnse muzikanten om beter te worden. Iets moois te maken van hun leven. Of dat helpt? Ik weet het niet, maar zij worden er blij van, en ik dus ook.’

Misschien ligt de toekomst van vrede in het Midden Oosten wel in handen van mensen als Manal. Of haar grootmoeder, die voordat de grenzen van Palestina werden getrokken, naar Beiroet reisde en verliefd werd op een stoere Arabier. Een overtuigd Marxist, voor wie religie of afkomst ook geen rol speelde. 80 jaar, twee generaties geleden. Nu is zoiets onmogelijk. Nu zijn Israël en Libanon twee landen in oorlog met elkaar, mogen Libanezen Israël niet in en Israëliërs, of mensen met een Israëlisch visumstempel in hun paspoort, Libanon niet.

Als vrede iets is dat begint tussen mensen, is vrede in het Midden Oosten nog heel ver weg. Maar Manal’s grootmoeder bewijst dat het wel kan, dat alle politieke scheidslijnen, ideologische overtuigingen en nationale grenzen uiteindelijk vergankelijk zijn.

En wat 80 jaar geleden mogelijk was, is over 80 jaar misschien weer heel normaal.

Vluchtelingen met een gezicht

Tot onze grote verbazing blijkt dat ze diezelfde ochtend in Nederland zijn aangekomen. Ze zijn gedropt door Egyptische mensensmokkelaars na een bootreis van vijftien dagen vanuit Alexandrië en een rit door Europa in een geblindeerde auto. Zonder te weten waar ze waren of waar ze naar toe reden.

Rena en ik proberen ons voor te stellen hoe hun reis en route eruit hebben gezien. De meisjes zijn moe. Hun blik is naar binnen gericht en ze zeggen niet veel. Hun broer van begin twintig is iets spraakzamer. Ze komen uit Yarmouk, het grote Palestijnse vluchtelingenkamp in Damascus. Via Libanon zijn ze met het vliegtuig naar Egypte gereisd, waar ze voor veel geld hun overtocht naar Europa hadden georganiseerd. Hoeveel geld precies weten ze niet. “Dat heeft onze vader geregeld.”

Ze hebben helemaal niets bij zich, alleen de kleren die ze dragen, een kaartje voor het openbaar vervoer in de hand geklemd en een routebeschrijving naar Ter Apel.

In Amersfoort moeten we allemaal overstappen. De volgende trein is vol, en ik sta met de hele familie op het balkon. Ze zien er verzorgd uit, moeder en twee van de dochters met een hoofddoek, de jonge meisjes met krullend, springerig haar in een paardenstaart. Ik verbaas me er nog eens over dat ze werkelijk helemaal niets bij zich hebben. Hebben ze in deze kleren gereisd? Maar die zijn niet vies. Hadden ze misschien kunnen douchen, voordat ze op de trein waren gezet? Het lijken me te prozaïsche zaken om te vragen aan mensen die zo’n heftige reis hebben doorstaan. Ik vraag wel wat meer over hun afkomst.

Voor de oorlog studeerden de oudste kinderen psychologie en rechten. De jongste meisjes (10, 12 en 17) gingen naar school. “Voor hen zijn we gevlucht”, zegt de vader, die leraar techniek was. De straten in Damascus zijn volkomen onveilig. Ook het oudste meisje kon daardoor niet meer naar de universiteit. “Geweld en afpersing zijn aan de orde van de dag.” Hun huis was al eerder kapot gebombardeerd. Nu hebben ze al hun geld aan smokkelaars betaald om met niets opnieuw te beginnen. Zoals hun grootouders in 1948 uit Tiberias, in het huidige Israël, gevlucht waren met niets, in de oorlog die leidde tot de oprichting van de joodse staat en de ontheemding van honderdduizenden Palestijnen.

Terwijl de meisjes door het treinraam naar buiten staren, vragen de ouders me naar het leven hier in Nederland. Ze bereiden zich voor op een lang verblijf hier, want “in Syrië zal het nog wel een jaar of tien een rotzooi blijven.”

“Is het net zo goed als in Zweden?” Ik zeg van wel. “En is er racisme in Nederland?” Ik antwoord dat alle mensen wel een beetje racistisch zijn, ook ikzelf, maar dat het over het algemeen wel meevalt. Hoewel er best veel Nederlanders zijn die weinig op hebben met de islam, vooral door wat er nu gaande is in Irak. Ze kijken mij vragend aan, ze hebben weken lang geen nieuws gehoord en zijn zich niet bewust van de opmars van ISIS.

In Zwolle stappen ze uit, op zoek naar de trein naar Emmen. Vandaar kunnen ze met de bus naar Ter Apel. Ze hebben geen idee wie of wat ze daar zullen aantreffen. Ik geef ze mijn visitekaartje mee en vraag ze om contact te houden.

Ik wil heel graag weten hoe het deze mensen verder zal vergaan. Deze ontmoeting heeft me enorm geraakt. Ik blijf de ernstige vermoeide gezichten van de kinderen voor me zien, en de welwillende blik van de ouders. Maandelijks komen 1400 Syrische vluchtelingen Nederland binnen, dat weet ik. Ik ken ook de verhalen van de bootjes die de oversteek naar Europa proberen te maken. De mensen uit die verhalen hebben ineens een gezicht gekregen.

“A Flood in Baath Country” – de vooruitziende blik van de Syrische Joris Ivens

In Syrië bestaat geen echte filmtraditie, maar er zijn wel filmmakers die door hun werk en persoonlijke ontwikkeling de cinema in Syrië in stand hebben weten te houden. Dit geldt voor de meeste Arabische landen. Alleen Egypte heeft een echte filmtraditie en -markt. Omar Amiralay is één van die filmmakers die de basis legden voor het genre van de documentaire in Syrië. Hij is ‘de Arabische Joris Ivens’.

Amiralay zat in Parijs op de filmschool La Fémis en maakte er de studentenrevolte van 1968 mee. In 1970 keerde hij terug naar zijn vaderland. Daar begon hij documentaires te maken – eigenlijk een onmogelijke opgave in het land van Hafez al-Assad (de vader van de Bashar al-Assad), waar geen vrijheid van meningsuiting was, wat vooral bij documentaires een probleem vormde, en waar ook geen markt voor films was. Toch maakte hij twintig documentaires, waarvan de meesten werden gefinancierd door Franse televisiestations.

Van pleitbezorger tot criticus
Amiralay’s eerste film kwam uit in 1970. Het was een experimenteel spel van beeld, geluid en ritme met als onderwerp: het bouwen van de grootste dam in Syrië. Als jonge filmmaker was hij vooral met vorm en montage van beeld en geluid bezig en in zijn werk ervaar je zijn bewondering voor de kracht van de cinema. De dam kreeg de naam van Assad en werd een symbool voor het regime, dat de film van Amiralay ook in die context onder de aandacht bracht.

Omar Amiralay ontwikkelde zich hierna steeds meer als kritisch cineast met films over het systeem en de maatschappelijke en politieke problemen. Hij uitte zijn kritiek vaak slim, op een indirecte, symbolische en visuele manier. Maar vaak koos hij ook voor omstreden onderwerpen, zoals, in deze film, over de Baath-partij. Overigens roept zijn werk meer vragen op dan dat het antwoorden geeft. Film was voor hem vooral een kunstvorm, dat is door zijn hele oeuvre heen duidelijk te zien.

Omar Amiralay als boodschapper
Zijn laatste werk was “A Flood in Baath Country” uit 2003. In een interview zegt hij dat hij een film wilde maken over het Assad-Baath-regime en het effect ervan op het land in de afgelopen 35 – inmiddels meer dan – 40 jaar. Terwijl hij bezig was met onderzoek voor de film stortte een kleine dam in, waarbij tientallen doden vielen en een aantal dorpen werd verwoest. Na dit incident verscheen er een rapport met de waarschuwing dat alle dammen die waren gebouwd gedurende het Baath-bewind konden instorten doordat er materiaal van inferieure kwaliteit in was verwerkt. Om op de kosten te beknibbelen was heel goedkoop ijzer en beton gebruikt. Het is een voorbeeld van de corruptie waaruit de Syrische overheid van onder tot boven bestond. Een systeem waaraan je wel moest meedoen, wilde je ergens binnenkomen.

Deze gebeurtenis werd voor hem het uitgangspunt van de documentaire. De dam als symbool van het regime en het mogelijke gevaar van instorting. Hij keerde terug naar de locatie van zijn eerste film: het dorp Al Mashi (الماشي) is ook de naam van de stam die daar woont. Het betekent het Vee of de Schapen الماشية. Zoals de dam de heerschappij van Assad en co symboliseert, zo staat het dorp voor Syrië zelf.

De film heeft twee leidende personages: het hoofd van de stam, een analfabeet die al decennia parlementslid is uit hoofde van zijn status van lokaal leider, en zijn neef, de directeur van de school en de leider van de Baath-partij in het dorp. Maar het kan ook zijn dat deze personages een weerspiegeling zijn van Assad de vader en zijn zoon Bashar, met een knipoog naar de moderne internet- en computertechnologie: Bashar heeft geroepen dat die technologie nog in dozen zit die onuitgepakt zullen blijven.

De film geeft de indruk dat hij geënsceneerd is, maar de maker zei tijdens een interview in 2004 dat hij alleen met een grote lijn in zijn hoofd en zonder echt scenario naar het dorp was gegaan. Daar is de film ontstaan: door de interactie van de personages met de omgeving.

Voor mij als kijker die opgroeide in Syrië waren veel dingen erg herkenbaar: vooral de theatrale sfeer. Niemand durft zichzelf te zijn op school of in het openbaar. Als Amiralay een eenvoudige vraag stelt aan de dorpelingen dreunen ze een stroom tekst op die ze uit hun hoofd hebben geleerd. Af en toe valt er een stilte, omdat ze een woord kwijt zijn, maar als dat weer is gevonden, draait de langspeelplaat verder.

In de film zitten verwijzingen naar hoe het land wordt bestuurd en naar het Assad- regime. Maar ook de pijnlijke werkelijkheid dat de stam in de jaren 80 Assad heeft gesteund bij diens massamoorden. Dat wordt niet expliciet vermeld, maar voor Syriërs is de verwijzing duidelijk.

Inspirator voor de vrijheidsstrijd
Censuur is een subtiel mechanisme in Syrië. De film was er verboden, maar dat stond nergens zwart op wit. In Syrië wordt niet geregeerd met wetten en regels, maar door de veiligheidsdiensten. Zij bepalen wat wel en wat niet mag.

Na de eerste vertoning op tv in het buitenland werd Amiralay door de veiligheidsdienst aangehouden. Na zijn vrijlating maakte hij hier een grapje over in een interview: dit was de eerste film die hij besprak met een veiligheidsagent in plaats van met een filmcriticus. En zo gedetailleerd: shot per shot werden samen bekeken en besproken. De agent vroeg dingen als: waarom heb je die telefoon op die manier in beeld gebracht?

Het signaal dat de geheime dienst afgaf was voldoende om de film in het binnenland te censureren. Maar in het buitenland was het een iets ander verhaal: de film kwam op het programma te staan van het filmfestival Carthage in 2004 in Tunesië.Vlak na de aankondiging werd hij weer uit het programma geschrapt, hoogstwaarschijnlijk onder druk van de overheid. De regimes van Benali (de voormalige president van Tunesië) en Assad hadden goede contacten.

Dit incident maakte veel discussie los binnen de Arabische filmwereld, en ineens gebeurde wat tot dan toe niet voor mogelijk was gehouden: de filmmakers kwamen als collectief in het geweer. Velen van hen trokken hun bijdrage terug als protest. Het festival kwam hiermee zo onder druk te staan dat het besluit viel de film van Amiralay toch weer toe te laten. Dat was een grote overwinning van het collectief in de strijd voor de vrijheid van cineasten.

Amiralay eindigde zijn documentaires altijd met een soort toekomstvoorspelling. De tijd heeft hem vaak gelijk gegeven. In de slotscène van A Flood in Baath Country kijken we via een raam naar de minaretten van een moskee. We horen de oproep tot gebed. Dit geluid vervangt als het ware de slogans van de Baath-partij. In het afgelopen jaar is deze symbolische scène uitgekomen. In het dorp waar de film werd gedraaid zijn de jihadisten van ISIS nu de baas, en ze zijn geen haar beter dan Assad.

Het is bijzonder om te zien dat Amiralay in deze laatste film teruggrijpt naar zijn eersteling: full circle. Hij rondde er zijn grote verhaal mee af.

De cineast overleed op 5 februari 2011. Hij wordt soms een martelaar van de revolutie genoemd. Naar verluidt zou hij een week na een ‘bezoek’ aan de veiligheidsdiensten van Assad zijn overleden. Het is niet zeker of hij door hun toedoen (‘gesprekstechnieken’) is gestorven, maar één ding staat wel vast: zijn dood heeft grote invloed gehad op het uitbreken van de opstand in Syrië. Zijn laatste film werd herontdekt en verspreidde zich als een olievlek door het land. Een maand na zijn overlijden begon de revolutie waarop hij zijn hele leven had gehoopt.

In het begin, tijdens het eerste jaar van vreedzaam verzet, vond ik het erg dat hij de revolutie in Syrië niet heeft mogen meemaken. Nu denk ik dat het een geluk voor hem is dat de beelden van het huidige Syrië hem bespaard zijn gebleven.

Met zijn films, zijn creatieve geest en zijn vrijheidsliefde biedt hij ons Syriërs nog steeds hoop voor de toekomst.

De film

https://www.youtube.com/watch?v=tW-WQ8MSqZY

Referenties:

http://www.almustaqbal.com/v4/Article.aspx?Type=np&Articleid=452906

http://www.elaph.com/Web/Politics/2006/9/178127.htm?sectionarchive=Politics

http://doc.aljazeera.net/DocGallery/Media/Documents/2011/10/9/2011109122946183371.pdf

http://ar.wikipedia.org/wiki/%D8%B9%D9%85%D8%B1_%D8%A3%D9%85%D9%8A%D8%B1%D9%84%D8%A7%D9%8A

De almaar groeiende frustratie en woede van de Alevieten in Turkije

De 30-jarige Uğur Kurt, vader van drie kinderen en schoonmaker in dienst van de gemeente, loopt naar het Alevitische cem evi (gebedshuis). Daar is een begrafenis van een van de buurtbewoners. Hij gaat de nabestaanden condoleren.

Nog geen 15 activisten met rode doeken voor hun gezicht gebonden scanderen leuzen tegen de regering van premier Erdoğan en maken obscene gebaren naar de oproerpolitie. De AKP-regering is niet alleen verantwoordelijk voor de dood van Berkin maar ook voor de 301 mijnwerkers die vorige week omkwamen in een van de bruinkoolmijnen buiten de stad Soma, zo schreeuwen de beroepsactivisten. Ze gooien benzinebommen naar de politie. Een bom vliegt door een openstaand raam een pantserwagen binnen. Politieagenten springen in paniek uit hun wagen en schieten met scherp in de lucht.

Uğur Kurt loopt over het voorhof van de gebedsruimte. Plots zakt hij in elkaar. Hij is getroffen door een kogel in zijn hoofd, dat hevig bloedt. Een spoedoperatie mag niet meer baten. Niet lang nadat hij op de operatietafel is gelegd, overlijdt Kurt. Woedende buurtbewoners organiseren een protestbetoging. ‘Politie moordenaars’ staat er op een spandoek. Weer volgen er gewelddadige confrontaties met de politie. De vice-premier probeert de gemoederen te sussen. Ballistisch onderzoek zal uitwijzen uit welk vuurwapen de fatale kogel afkomstig is: van de politie of van iemand anders.

De buurtbewoners hebben geen enkele twijfel. Voor hen is dit het zoveelste bewijs dat de politie het op hen heeft gemunt, dat zij door de staat als tweederangsburgers worden behandeld. ‘Zij’ zijn Alevieten, de grootste moslim-minderheid in Turkije. Naar schatting 15 procent van de Turken en Koerden hangt deze heterodoxe stroming binnen de islam aan. Een ethische en tolerante levenshouding staat bij hen centraal, niet het strikt naleven van ge- en verboden. Hun geloofsopvattingen zijn een eclectische mengeling van elementen uit de volksislam en pre-islamitische godsdiensten. Sommige academici spreken van een ‘liberale tak’ van de islam.

Aanhangers van de officiële soennitische islam beschouwen Alevieten echter als afvalligen en behandelen hen dienovereenkomstig. Alevieten houden zich immers niet aan de voorschriften van de orthodoxe islam: ze bidden niet vijf keer per dag, kennen geen moskeeën, doen niet mee aan de vastenmaand Ramadan, gaan niet op bedevaart naar Mekka, en geloven niet in de jihad. En ze drinken alcohol. Hun religieuze rituelen en sociale normen en omgangsvormen zijn ‘anders’.

De Alevieten worden van overheidswege gediscrimineerd. Turkije is slechts in naam een seculiere republiek. In de praktijk heeft de Turkse overheid geen neutrale houding en bewaart ze niet tot alle godsdienstige gemeenschappen dezelfde afstand. De soennitische islam is de onofficiële staatsgodsdienst. Alle moskeeën worden financieel onderhouden door het Directoraat Generaal voor Godsdienstzaken. De gebedshuizen van de alevieten krijgen geen cent. Tijdens het verplichte godsdienstonderwijs op de openbare scholen wordt alleen informatie gegeven over het soennisme.

De conservatief-islamitische AKP-regering van premier Erdoğan laat zich niet inspireren door de beginselen van de grondlegger van de Turkse republiek, Mustafa Kemal Atatürk, maar door de gloriedagen van het Ottomaanse Rijk. Erdoğan zegt nooit Atatürk (letterlijk: oervader der Turken), omdat hij hem niet ziet als oervader der Turken. De stamvaders zijn voor hem de sultans die met een vurig geloof in de islam een wereldrijk creëerden en de christelijke wereldstad Constantinopel veroverden.

Tot ongeveer honderd jaar voor de val van het Ottomaanse Rijk in 1922 waren de sultans relatief tolerant tegenover religieuze minderheden. Als ze maar loyaal waren en extra belasting betaalden. Maar de Alevieten profiteerden niet van dit relatief liberale beleid. Ook in de Ottomaanse tijd werden zij gediscrimineerd en vervolgd als ‘ketters’. Daarbij vloeide niet zelden bloed.

In het moderne Turkije kwam het eveneens tot excessen. In 1978 trokken duizenden soennitische extremisten moordend en plunderend door alevitische wijken van de stad Kahramanmaraş. Bij het bloedbad kwamen meer dan honderd mensen om.

In 1993 viel een uitzinnige soennitische menigte in de stad Sivas een hotel aan waar alevitische intellectuelen bijeen waren. Een van hen was auteur Aziz Nesin, die delen van De Duivelsverzen van Salman Rushdie had vertaald en gepubliceerd. De extremisten schreeuwden ‘Allah is de grootste’ en ‘Dood aan de ongelovigen’ en staken het hotel in brand. De aanwezige politie deed niets, 35 mensen kwamen om het leven. Aziz ontkwam, maar overleed twee jaar later aan een hartaanval. De laatste jaren van zijn leven wijdde hij aan de bestrijding van fundamentalisme.

Opvallend is dat premier Erdoğan zich in zijn beleid jegens minderheden ook laat inspireren door de sultans. Tegenover niet-moslimse minderheden zoals Grieken, Joden en Armeniërs is hij veel liberaler en toleranter dan de oude seculiere elite ooit was. Maar ten aanzien van de Alevieten kan hij kennelijk niet loskomen van de oude soennitische vooroordelen en vindt hij het moeilijk de discriminatie van deze groep te beëindigen.

In 2007 werd dat nog wel voorzichtig geprobeerd, in de vorm van een dialoog met alevitische groepen, onder het motto ‘Alevitische Opening’. Alle problemen rond de alevitische identiteit zouden ter sprake komen, in het kader van een oplossing voor de discriminatie van minderheden in het algemeen. Het was een poging om van Turkije een volwassen democratie te maken die voldeed aan criteria van de EU.

De gesprekken liepen vast: de regering bleek niet in staat de enorme vertrouwenskloof tussen haar en de alevieten te dichten. ‘Ze doen alsof ze aan onze verlangens tegemoet willen komen, maar in werkelijkheid willen ze ons assimileren en soennitische moslims van ons maken,’ zo luidde de algemene klacht. De belangrijkste conclusie in het eindrapport, gepubliceerd door minister van staat Faruk Çelik, was dat ‘alevieten het gevoel hebben dat zij slachtoffer zijn van vooroordelen en maatschappelijke uitsluiting’.

Dit spoorde de overheid echter niet aan tot positieve actie. De marginalisering van de alevieten nam juist toe en de neerbuigende houding van premier Erdoğan viel steeds vaker op – vooral sinds 2010, toen Kemal Kılıçdaroğlu voorzitter werd van de kemalistische, sociaal-democratische oppositiepartij CHP, de politieke thuisbasis van de alevieten. Kılıçdaroğlu is een Koerdische aleviet. Erdoğan kon het niet nalaten zijn soennitische aanhang er keer op keer op te wijzen dat de leider van de oppositie een aleviet is – en dus geen goede moslim.

De frustratie onder de alevieten is de afgelopen twaalf jaar steeds groter geworden, doordat de regerende AKP al die jaren een absolute meerheid in het parlement heeft en alles kan doordrukken zonder rekening te hoeven houden met de wensen van de oppositie. Het was dus niet verwonderlijk dat een groot deel van de activisten tijdens de Gezi-protesten van vorig jaar juni bestond uit alevitische jongeren. Alle zeven doden die vielen door het buitensporige politiegeweld waren alevieten.

Door de dood van de 30-jarige aleviet Uğur Kurt zijn de woede en de spanningen verder toegenomen. Inmiddels is een andere demonstrant in dezelfde buurt overleden. Premier Erdoğan zei dat hij verbaasd was over het ‘geduld van de politie’ tijdens de bloedige rellen in de wijk Okmeydanı. Ook kritiseerde hij degenen die de dood van Gezi-slachtoffer Berkin Elvan in die buurt willen herdenken. Hij noemde de dood van de jongen ‘verleden tijd’. Erdoğan: ‘Wat is dit? Gaan we een herdenking houden voor elke dode? Hij is overleden, het is voorbij’.

Dat zijn geen uitlatingen die de alevieten hoop geven op verbetering van hun positie in het ‘nieuwe Turkije’ van de AKP. Daarom hebben duizenden alevieten in Duitsland aangekondigd dat ze deze zaterdag in Keulen gaan protesteren. Erdoğan komt daar om 20.000 van zijn trouwe aanhangers toe te spreken. Het startschot van zijn campagne om in augustus tot president te worden gekozen. Een vooruitzicht dat de alevieten bestempelen als een ‘vloek’ of een ‘nachtmerrie’.

Egyptische journaliste Reem Magued: “Een geweldig volk heeft geen dictatuur nodig”

Met een talkshow op prime time stelde Reem Magued dag in dag uit problemen in Egypte aan de kaak. Wat opviel was haar oprechtheid. Vorige zomer besloot ze te stoppen met haar tv-carrière. Ze wilde geen programma meer dat werd uitgezonden tussen de regeringspropaganda door van haar eigen station. ‘Ik respecteer hen, want ze geloven in wat ze doen. Maar ik heb een totaal andere visie, en dat valt niet te combineren,’ aldus Magued. ‘Verder heb ik geluk gehad. Ik leef nog, en ik zit niet in de gevangenis.’

Kun je de persvrijheid van de afgelopen drie jaar schetsen?

Het is allemaal niet zo duidelijk. Het gaat niet om het regime. Het gaat om ons, de mensen die in dit vak werken, en de straat. Als we onze rechten verdedigen, dan hebben we vrijheid. Onder de voormalige president Morsi was het de beste tijd om te werken. Niet vanwege hem, maar vanwege ons. Morsi was niet beter dan zijn voorganger Hosni Moebarak, niet beter dan de Hoge Militaire Raad en niet beter dan het huidige bewind. Maar onder Morsi waren we allemaal aan het vechten, om verschillende redenen, en bereikten we het hoogste plafond.

‘We verdedigden onze rechten en principes, we verdedigden elkaar en de vrijheid. Ons recht om te spreken en het recht van de mensen om te weten. We hadden de straat aan onze zijde. Dat is nu niet het geval. Nu zijn sommigen van ons, journalisten en burgers, bereid rechten op te geven voor wat zij zien als een hoger doel: dat Egypte geen Syrië, Irak of Iran wordt. Men denkt Egypte te beschermen door deze rechten op te offeren. Maar ik denk juist dat het tegenovergestelde waar is!’

Waarom?

‘Ik denk dat we onze rechten en Egypte tegelijkertijd kunnen verdedigen. Het regime zaait angst: ‘’Er is een complot tegen Egypte, Egypte ligt onder vuur,’’ zonder te zeggen wie daar achter zitten. Men maakt ons bang voor het onbekende. We mogen niet weten hoe het zit, want dat zou de nationale veiligheid van Egypte kunnen schaden. De hele tijd zijn we maar bang voor iets onbepaalds. Maar hoe kunnen we Egypte beschermen als we niet weten wat er aan de hand is? Als er een complot is tegen Egypte dan moeten we dat juist wél weten.

‘Wij, de media, voeren nu een andere strijd. De vrijheid van meningsuiting is geen prioriteit meer onder journalisten. Sommige journalisten zeggen nu dat ze soldaten zijn, maar de nationale veiligheid beschermen is niet onze taak, we kunnen niet allemaal hetzelfde doen.’

Kunnen Egyptenaren zelf niet uitvinden wat wel en niet waar is?

‘De meeste Egyptenaren hebben geen toegang tot Twitter of andere informatiebronnen en zijn afhankelijk van de Egyptische tv. We kunnen niet weten of de Egyptenaren de media geloven, want we hebben geen middelen om dit te meten. Ik denk niet dat het representatief is wat de media nu laten zien.

‘De Egyptische media creëren een bepaald beeld. Ze zeggen dat het Egyptische volk geweldig is, maar aan de andere kant zeggen ze dat het met ijzeren vuist moet worden geregeerd. Dat gaat niet samen. Een geweldig volk heeft geen dictatuur nodig.

‘Het is nu erger dan onder Mubarak. Je hebt vast 1984 van George Orwell gelezen. Het regime in dat boek is hetzelfde. Creëer een vijand in en een vijand buiten Egypte. Beiden zijn niet concreet, het zijn spoken. En vertel de burgers dat zij zonder het regime in groot gevaar zijn, dus dat die al hun vrijheden en zelfs brood moeten opgeven voor veiligheid.

‘Mensenrechten schenden is hetzelfde als terrorisme. Hoe kunnen we terrorisme bestrijden en tegelijkertijd de mensenrechten niet respecteren? Ik heb het over het recht van mensen, zoals God ze heeft geschapen. Leven, eten en eerlijke rechtszaken. Geen vernederingen, geen martelingen. Terrorisme bestrijden is mensenrechten verdedigen. Zonder gerechtigheid geen stabiliteit.’

Is een militaire dictatuur wat de meeste Egyptenaren willen?

‘Wij hebben geen onafhankelijke peilingen, we weten het echt niet. We hebben geen wetenschappelijke studies. De afgelopen drie jaar konden we zien dat Egyptenaren vrijheden willen, misschien weten ze niet hoe ze die moeten verwezenlijken. Deze situatie kan zo niet doorgaan, Ik weet niet wat er komen gaat, misschien wordt de volgende fase erger, bloediger. Daar ben ik bang voor als de mensen weer de straat op zouden gaan. Ik weet niet of ik wil dat het gaat gebeuren, maar ik weet dat er een prijs is die we moeten betalen voor gerechtigheid.

‘Journalist zijn is een beroep als dokter of ingenieur. Als de media hun werk niet goed doen kunnen ze mensen doden. En er is ongerechtigheid achter de ongerechtigheid: Ruim 41.000 gevangenen sinds 3 juli 2013, toen het leger Morsi afzette. Wie zijn dat allemaal? Wat zijn de beschuldigingen tegen hen, zijn ze al veroordeeld?’

‘Het ministerie van energie is onze grootste concurrent’

Yasser El-Shazly was geen arme, kansloze jongere die naar Tahrir ging om brood en waardigheid te eisen.Integendeel, hij groeide op in een rijke, gerespecteerde Egyptische familie en bezocht Engelse kostscholen, het ontbrak hem aan niets.

Toch vloog hij in januari 2011 onmiddellijk naar Caïro toen de revolutie daar uitbrak, om zich bij de massa op het Tahrirplein te voegen. Hij onderbrak zijn carrière bij een internationaal oliebedrijf in Dubai, keerde terug naar Egypte, na twintig jaar, om zijn diensten en ervaring in te zetten voor de opbouw van het land.

Enthousiast ging hij aan de slag met een reeks duurzame energieprojecten. Zijn kennis en ervaring op dit gebied zouden goed van pas komen in een land dat volgens El-Shazly een energietekort heeft van 3.5 gigawatt. Helaas bleek al snel dat er eigenlijk niets was veranderd in Egypte. Goede ideeën en inzet zijn niet voldoende om er iets neer te zetten.

Afvalverwerking
Eén van de eerste projecten die El-Shazly voorstelde betrof het omzetten van ziekenhuisafval in energie. Caïro heeft een enorm probleem met afvalverwerking. Het wrange is dat de overheid vuilverwerkingsbedrijven betaalt die zich niet aan de regels houden en die niet worden gemonitord. Daardoor is er onnodige milieuvervuiling.

El-Shazly heeft de overheid aangeboden het medische en huishoudelijke afval van alle openbare ziekenhuizen in Caïro en drie andere provincies op een duurzamere manier te verwerken, voor het bedrag dat nu aan vuilophalers wordt betaald. De energie die uit het afval kan worden gewonnen zou twee jaar lang gratis worden aangeboden aan de staat.

Hij bereidde alles voor en verkreeg toestemming voor de noodzakelijke technologie en voor de locatie. Maar hij wacht nu al twee jaar op het definitieve akkoord van de ministeries van gezondheid en van milieu. Intussen wordt al het medisch en huishoudelijk afval nog steeds op de oude vervuilende manier weggewerkt.

Op dit moment werkt El-Shazly aan diverse zonne-energie projecten. Zo is zijn bedrijf gecontracteerd (met financiering van de Verenigde Arabische Emiraten) om voor de Egyptische overheid een installatie voor tien megawatt aan zonne-energie te ontwikkelen en te onderhouden.

Ook ontwikkelt het bedrijf in opdracht van de Egyptische regering de verlichting van enkele belangrijke wegen. ‘Als de overheid alle straatverlichting op zonne-energie zou laten werken, zou de helft van het energietekort zijn weggewerkt,’ beweert hij. Voor wie dat een te rigoureus idee vindt, heeft hij ook meer dan eens voorgesteld om LED-lampen te installeren in de bestaande lantarenpalen.

Zaken op hoog niveau
El-Shazly doet zijn zaken op hoog niveau, vergadert rechtstreeks met ministers en de minister-president. Maar het loopt niet zoals hij zou willen: ‘Dat rekeningen niet volgens afspraak worden betaald, is één ding. Maar dat regelmatig niet eens toestemming wordt verleend om aan het werk te gaan, dat is het kwalijkst. Activiteiten liggen nu maanden stil, wachtend op één handtekening uit de bureaucratie.’

Je zou verwachten dat Egypte in deze tijd van ernstige energietekorten investeerders in duurzame energie tegemoet komt. Zo zouden de importheffingen voor deze sector kunnen worden verlaagd, en er zou belastingontheffing kunnen worden gegeven op duurzame energieproducten. ‘Ook dit heb ik de betrokken ministers herhaaldelijk voorgesteld , maar zonder succes,’ zegt ElShazly. ‘Sterker nog, zonne-energie en andere vormen van duurzame energie blijven duur omdat diesel en gas flink worden gesubsidieerd. Deze subsidies vormen al jaren een enorme druk op de Egyptische begroting en zijn niet houdbaar voor de staat. Het kan niet anders dan dat ze binnenkort verdwijnen of in elk geval flink verminderen. Voorlopig zijn ze er nog, en blijft duurzame energie een kostbare zaak.’

Traditionele energiesector
Zolang de minister van energie en diens entourage grote belangen hebben in de traditionele energiesector, heeft de Egyptische overheid geen belangstelling voor duurzame energie. ‘De energiedistributiebedrijven verbonden aan het ministerie hebben vaste kosten, maar halen winst uit de distributie van gewone elektriciteit. Met nieuwe vormen van energie zouden ze wel die vaste kosten hebben, maar minder inkomsten. Het ministerie van energie is dus onze grootste concurrent.’

El-Shazly goochelt met getallen, zoveel megawatt, zoveel kilo, zoveel miljoenen. Hij rekent in detail voor hoeveel er hier wordt verspild aan ouderwetse subsidies, hoeveel er daar wordt gebruikt aan stroom, hoeveel hij kan leveren aan elektriciteit. Hij denkt groot en handelt snel. De investeringen van zijn bedrijf in Egypte (technologie, infrastructuur, personeel) hebben hem tot nu toe alleen maar geld gekost. Waar ligt de grens? ‘Ik moet wel doorgaan, voor het land, voor de honderden mensen die ik in dienst heb genomen.’

Hij verwacht niet dat het onder de nieuwe president (ongetwijfeld Sisi) beter wordt. De oude manier van doen van voor 2011 is nog steeds de norm. ‘De nieuwe president wacht een moeilijke taak. Egypte heeft innovatie nodig, en heldere plannen met een stevig team dat de uitvoering nauwkeurig monitort. Ambtenaren die hun doelen niet halen moeten opzij worden gezet. Zo werkt het ook in de Verenigde Arabische Emiraten.’

‘Ik moet wel doorgaan, voor het land, voor de honderden mensen die ik in dienst heb genomen.’

Tot die tijd zal hij zich waarschijnlijk alleen op de private sector richten met zijn zonne-energie. Hij tekent daarbij aan dat er nergens zaken kunnen worden gedaan zonder dat er smeergeld wordt betaald. ‘Zo werkt het, en dat is niet veranderd sinds de omverwerping van het oude regime in 2011.’

Een andere ondernemer in de energiesector, Hossam ElDin Ali, bevestigt dat het ondernemersklimaat niet vrijer is geworden. ‘Je hebt connecties nodig om aan contracten te komen, er is een soort maffia die de dienst uitmaakt en waarbij je je moet melden voordat je aan de slag kunt.’ De reden dat zijn eigen jonge bedrijf zo traag op gang komt is dat hij weigert smeergeld te betalen. Dat betekent dat hij al bij het registreren van zijn bedrijf vastloopt.

In Egypte tiert het nepotisme dus nog welig. Zo raakten El-Shazly, en de honderden zakenmensen die net als hij met geld en expertise terugkwamen naar Egypte om bij te dragen aan de opbouw van hun land, zwaar gedesillusioneerd.

 

Turkije: een nog maar net ontgonnen schat voor de filmindustrie

In 2011 won de Koude Oorlogsspionagefilm Tinker Tailor Soldier Spy, gebaseerd op de in 1974 verschenen, gelijknamige thriller van John le Carré, BAFTA Awards. Delen van Ben Affleck’s Oscar winnende film Argo ( 2012 ) werden ook in Istanboel opgenomen, dankzij AZ Celtic Films.

‘We waren natuurlijk erg trots en blij met deze prijzen’, zegt Zeynep Santıroğlu Sutherland. Zij en haar Britse echtgenoot Alex Sutherland zijn niet nieuw in de business. De vader van Sutherland was hoofd van Thames TV en Santıroğlu doet dit werk al vijftien jaar. Ze studeerde kunstgeschiedenis en archeologie, en begon in de film business als productie-assistente, voornamelijk voor internationale projecten. ‘Ik had het geluk te mogen werken met een aantal van de meest gerespecteerde mensen in ons vakgebied. De filmwereld is klein, en door onze ervaringen en ons uitgebreide netwerk hadden we overal connecties.’

Tinker Tailor Soldier Spy was de eerste film waaraan ze meewerkten. Santıroğlu las de roman om te zien wat er nodig was voor de scènes in Istanboll. De film was een groot succes en liet filmmakers in Hollywood en elders zien wat Turkije te bieden heeft. ‘Voordien stond Turkije niet echt op de kaart bij buitenlandse filmmakers,’ zegt Santıroğlu, ‘maar daarna werden we benaderd door de makers van Argo. We hebben hen hier rondgeleid en geschikte locaties laten zien. We moesten Ben Affleck ervan zien te overtuigen dat delen van de film hier konden worden opgenomen. De aanloopperiode duurde ongeveer zes maanden. Met ons toegewijde team hebben we veel voorbereidingswerk gedaan voor de scènes die in deze film cruciaal waren. In de wijk Bakırköy bouwden we een muur die sprekend leek op de muur rondom de voormalige Amerikaanse ambassade in Teheran.’

Op 4 november 1979 bestormden revolutionaire Iraanse studenten het gebouw en namen tientallen Amerikaanse medewerkers in gijzeling . ‘We gebruikten tweeduizend figuranten en waren drie dagen bezig de scènes bij de ambassademuur te filmen. De Grote Bazaar hebben we veranderd in de bazaar van Teheran. We filmden daar toen alles vier dagen dicht was ter gelegenheid van het islamitische offerfeest. Met ruim tweehonderd winkeliers moest er worden onderhandeld voor toestemming en we betaalden iedereen hetzelfde bedrag. Daar kwamen dus veel contracten, veel overleg met advocaten, en heel veel e-mailverkeer bij kijken. Ik wil altijd iedereen persoonlijk ontmoeten en uitleggen wat we gaan doen. Goede communicatie is essentieel in ons werk. Wanneer je dergelijke verantwoordelijkheden op je neemt moet alles als een perfecte klok werken; er zijn zoveel factoren waar je rekening mee moet houden.’

De volgende film waaraan productiebedrijf AZ Celtic Films meewerkte, was Two Faces of January ( 2013), gebaseerd op de bestseller van Patricia Highsmith, met Viggo Mortensen en Kirsten Dunst . ‘De meeste scenes zijn hier in Istanboel gedraaid. Het is elke keer weer een uitdaging om de meest geschikte locaties te vinden, in dit geval ging het om plaatsen die we tot het Athene van de jaren zestig moesten herscheppen. Het is ons gelukt. Zo hebben we de oude paardenrenbaan aangekleed als de luchthaven van Athene van vijftig jaar geleden. En we veranderden de zogeheten Fransız Sokağı (Franse straat) in het uitgaanscentrum van Istanbul met al zijn bars en restaurants, in de oude historische wijk Plaka in Athene, met Griekse taverna’s.’

De toegevoegde waarde van de oprichters van productiebedrijf AZ Celtic Films zijn hun internationale ervaring, uitgebreide netwerk en de diverse talen die ze machtig zijn. ‘Ik spreek vloeiend Turks, Engels en Spaans,’ zegt Zeynep Santıroğlu. ‘We werkten in India, Nigeria, Australië, Marokko, Spanje, de Verenigde Staten, Bosnië, Oekraïne en Engeland.’

Het was altijd hun droom om filmproducties naar Turkije te halen, vanwege het brede scala aan locaties, landschappen en klimaten voor allerlei soorten films. ‘Het enige dat ontbrak was een goede reputatie.’

Nu, met het succes van Tinker Tailor Soldier Spy en Argo begint de relatie tussen Turkije en de filmindustrie zich ten goede te keren. Maar het gaat Santıroğlu niet snel genoeg. Volgens haar geven de Turkse autoriteiten nog steeds te weinig financiële prikkels aan de filmindustrie. ‘We moeten concurreren met Bulgarije, Hongarije, Marokko, Malta. De meeste van die landen geven twintig tot vijftig procent subsidie voor het filmen op hun grondgebied. Turkije zou internationale filmmakers ook met dergelijke prikkels moeten aanmoedigen hier te komen filmen. Het opnemen van een film draagt niet alleen bij aan de werkgelegenheid en de economie in het algemeen, maar is ook een mooie promotie voor het land.’

Radiopionier in oorlogstijd

Hoe gaat dat, een radiostation oprichten tijdens een gewelddadige revolutie ?

“Op een conferentie in Caïro over lokale radiostations raakte ik aan de praat met een Amerikaan. Ik vertelde hem over de situatie in Syrië en mijn droom om daar een radiostation te beginnen. Hij was zo onder de indruk dat hij me wilde helpen. Ook diende ik een verzoek om eenmalige steun in bij de Syrische Oppositieraad en tot mijn verrassing werd dat gehonoreerd. Nadat ik van een aantal organisaties steun had ontvangen, heb ik radio-apparatuur gekocht, maar ook 1500 radio’s, die ik gratis in Saraqeb heb uitgedeeld. Zo konden mensen tenminste naar ons luisteren. Omdat we twee maanden lang geen elektriciteit hadden gehad, moest ik er ook batterijen bij leveren.”

Kreeg je hulp uit de gemeenschap?

“In het begin deed ik alles zelf: interviewen, monteren, uitzenden, noem maar op. De mensen luisterden graag naar de programma’s en vroegen me ze te herhalen. De bevolking in de buurt van mijn studio was wel bang dat mijn antennes luchtbombardementen van het regime zouden uitlokken. En dus heb ik een generator op een pick-up truck gezet en alle apparatuur en antennes in de wagen ondergebracht, zodat de studio van buiten onherkenbaar is. Toen reed ik de studio van plaats naar plaats, en hadden buurtbewoners geen last meer van me. Sterker, het bleek belangrijke reclame: waar ik kwam wekte ik nieuwsgierigheid. Zo leren steeds meer mensen Alwan FM kennen. Inmiddels doe ik niet meer alles alleen. Ik heb 28 medewerkers, van wie 26 fulltime.”

Welke rol zie je voor Alwan FM in Saraqeb?

“Wij zenden programma’s uit voor gewone mensen, niet voor politieke of militaire partijen in het conflict. We willen de burgers van Saraqeb informeren over wat er in de stad gebeurt. Zeker in de huidige onzekere situatie, met om de haverklap luchtaanvallen van het regime, gevechten in de omgeving en een gebrek aan voorzieningen en communicatiemiddelen, hebben de mensen onafhankelijke informatie hard nodig. Bijvoorbeeld over wat er in de stad gebeurt en over het werk van de lokale bestuursraad. Het is belangrijk voor de mensen om te weten wat die doen, zodat er een vertrouwensrelatie tussen de raad en de bevolking kan ontstaan. Vanouds wantrouwt de bevolking de autoriteiten.”

Kun je een voorbeeld geven van hoe Alwan FM bijdraagt aan die vertrouwensrelatie?

“Toen de lokale raad besloot een extra belasting te heffen op brood, reageerde de bevolking heel boos. De normale prijs was al nauwelijks op te brengen. Daar hebben we een verhaal over gemaakt. Om alle kanten van de zaak te belichten, spraken we met mensen op straat, met bakkers en met leden van de lokale raad. Ook via Facebook konden luisteraars vragen stellen. Uit de reportage kwam naar voren dat de lokale raad de extra inkomsten uit deze belasting hard nodig had om de diesel te betalen die de bakkerijen weer nodig hebben om dagelijks hun brood te bakken. Dit leidde tot meer begrip van de bevolking.

“Zeker in de huidige onzekere situatie, met om de haverklap luchtaanvallen van het regime, gevechten in de omgeving en een gebrek aan voorzieningen en communicatiemiddelen, hebben de mensen onafhankelijke informatie hard nodig.”

“De vertrouwensrelatie is ook zo belangrijk omdat er een gebrek aan kennis en informatie is over wat er in de stad gebeurt, maar er natuurlijk wel allerlei geruchten de ronde doen. Bijvoorbeeld over projecten die in Saraqeb worden uitgevoerd, terwijl niemand er echt het fijne van weet: hoeveel geld ermee gemoeid is, waar het vandaag komt en wie ervan gaat profiteren. Dat kan leiden tot tot kwaadaardige geruchten, complottheorieën en misverstanden, die de verhoudingen op scherp zetten. Wanneer roddels de overhand krijgen, ontstaan er interne conflicten en dat kunnen we in onze situatie natuurlijk helemaal niet gebruiken.”

Hoe kijkt de lokale raad aan tegen de berichtgeving van Alwan FM?

“Over het algemeen werken we goed samen. Dat was zeker zo met de vorige voorzitter. Helaas kwam hij om bij een luchtaanval. We zijn wel kritisch, maar helpen ook om de bevolking duidelijk te maken wat de raad voor de stad betekent. Op dit moment is er een felle discussie in Saraqeb over de legitimiteit van de raad, omdat hij nooit direct is gekozen, maar tijdens de revolutie is gevormd door mensen die vonden dat de stad bestuurbaar moest blijven. De raadsleden hebben wel legitimiteit, maar nu wil de meerderheid van de bevolking alsnog een directe verkiezing. De raad zegt dat dit onder de huidige omstandigheden nog altijd praktisch onmogelijk is.”

Saraqeb is slechts drie maanden geleden bevrijd van extremisten van ISIS (Islamitische Staat van Irak en Syrië). Hoe was het om onder hun bewind te leven en werken?

“Het waren moeilijke tijden. ISIS was in totaal ongeveer drie maanden aan de macht in Saraqeb. We konden wel blijven werken, maar mochten geen kritiek uiten. Ze keurden onze boodschap van democratie ook af en hadden grote bezwaren tegen de muziek die we uitzonden. We moesten heimelijk ons werk doen en haalden de logo’s van onze microfoons en apparatuur. Op den duur durfden we niet meer met mensen op straat te praten. Dat deden we alleen nog bij hen thuis. Uiteindelijk moest ik vluchten en heb ik anderhalve maand buiten de stad gewoond. Nu ISIS weg is voelen we ons past echt bevrijd, meer nog dan toen we werden verlost van het regime door het Vrije Syrische leger. Het is een nieuw begin. We hebben sindsdien een groter team bij Alwan FM en maken nieuwe programma’s.”

Wat soort programma’s maken jullie?

“Van alles. We hebben muziekprogramma’s, waarin we lokale zangers en muzikanten een podium bieden, programma’s over lokale cultuur, human interest verhalen, een programma voor geliefden en jongeren (‘liefde in tijden van oorlog’), radiodrama, serieuze nieuwsprogramma’s, maar ook humor en satire. We kunnen in onze programma’s niet te veel stelling nemen in het conflict, buiten de stad luisteren aanhangers van het regime mee. Het is voor iedereen belangrijk om te midden van alle onzekerheid en al het geweld ook van gewone programma’s te kunnen genieten en de oorlog even te vergeten.”

Wat voor programma’s wil je nog maken?

“Ik wil mensen graag bewust maken, vooral op politiek gebied. Ik zou graag politieke terminologie in een radioprogramma willen uitleggen, Er heerst veel verwarring over de betekenis van begrippen. Zo denken veel mensen dat ‘civiele staat’ een seculiere of atheïstische staat betekent die tegen religieuze waarden ingaat. Ik wil graag helpen om dit soort misverstanden uit de weg te ruimen en het kritisch nadenken over deze begrippen in onze gemeenschap bevorderen. Ik zou ook graag aan publieke campagnes willen meewerken, die het maatschappelijk belang ten goede komen.”

Hoe zie je de toekomst van Saraqeb en van jezelf?

“Ik heb nog volop dromen voor de toekomst. Ik ben optimistisch van aard en zie elke dag vooruitgang. Ik ben bezig nieuwe programma’s, nieuwe voorstellen, nieuwe plannen te ontwikkelen. We willen een cultureel centrum beginnen in Saraqeb, waar ook films worden vertoond en debatten gehouden.

“Ik denk ook continu na over hoe we onze programma’s kunnen verbeteren. Als ik een programma van vorig jaar terug luister, dan vind ik ze soms niet best en besef ik dat we vooruitgang hebben geboekt. Nu evalueren we elke twee weken onze programma’s. Ook probeer ik een antwoord te bedenken op praktische problemen om mensen te bereiken of te mobiliseren. Wanneer er geen elektriciteit is en mensen dus geen mobiele telefoons, e-mail of Facebook kunnen gebruiken, wil ik postbussen plaatsen, zodat de mensen ons altijd hun ideeën kenbaar kunnen maken.

“We zijn erg dankbaar voor de steun die we via Adopt a Revolution ontvangen, het is voor ons van levensbelang en het maakt ons mogelijk te blijven werken aan een stabiele samenleving in Saraqeb.”

Winst Erdoğan versterkt de onverdraagzame democratie in Turkije

Ze verwoordt de kater van allen die zich inzetten voor een liberale democratie in Turkije en die geschokt zijn dat zoveel Turken achter de omstreden premier blijven staan. Ondanks zijn optreden als autoritaire postmoderne sultan. Ondanks corruptie, uitgelekte telefoongesprekken, het aan banden leggen van justitie en het ondermijnen van de rechtsstaat. Ondanks het muilkorven en intimideren van de media en de vrije meningsuiting door het blokkeren van Twitter en YouTube, het brute politieoptreden tijdens de Gezi-protesten en het inperken van de autonomie van alle onafhankelijke controle-instanties. Ondanks dat alles.

“Het had geen zin om de klok een uur vooruit te zetten, we zijn er 90 jaar op achteruit gegaan”, aldus Reubsaet, die getrouwd is met een Turkse ingenieur en vurig hoopte op een overwinning van de oppositie. Een ‘tegenstem’ noemt ze haar stem op de oppositiepartij CHP. De grote opkomst bij deze gemeenteraads- en burgemeestersverkiezingen verbaast haar niet. “In ieder geval zijn ze gaan stemmen, al die mensen die op straat hebben geprotesteerd, en die wekenlang iedere avond op potten en pannen hebben geslagen om hun onvrede te uiten.”

In de Kruidenbazaar tref ik dezelfde verslagenheid aan bij een van de vrouwen die daar werkt. “Ik ben depressief doordat we niet hebben gewonnen. Ik heb nergens zin in. En het is nog wel mijn verjaardag vandaag!” Een van haar collega’s zegt: “Democratie werkt niet in een land waar domme mensen als schapen achter een politicus aanlopen”.

“Het had geen zin om de klok een uur vooruit te zetten, we zijn er 90 jaar op achteruit gegaan”

Zondagavond verscheen hij met zijn vrouw en twee van zijn kinderen op het balkon van het hoofdkwartier van zijn AK partij in de hoofdstad Ankara. Hij noemde de verkiezingen een overwinning voor de democratie in Turkije. Hij dankte God, moslim landen en zijn aanhangers voor de victorie. Hij zei dat de kiezers een ‘Ottomaanse slag’ hebben toegebracht aan alle anti-democratische krachten van het oude kemalistische regime. Hij vervloekte de aanhangers van de gematigde islamitische prediker Fethullah Gülen in Pennsylvania. Erger dan de gewelddadige middeleeuwse sji’itische sekte der Assassijnen (waar het Franse woord voor moordenaar, ‘assasin’, vandaan komt) zijn ze, die aanhangers van Gülen . “Wij zullen hun holen binnenvallen. Zij zullen hiervoor boeten. Hoe durven ze de nationale veiligheid in gevaar te brengen?”

Verhoogde heksenjacht
Die uitspraken kunnen worden gezien als aankondiging van een verhoogde heksenjacht op mensen die actief zijn in de beweging van Gülen, de man die juist tot begin 2012 samen met Erdogan optrok om een einde te maken aan de politieke invloed van de generaals en de democratie te verbreiden. De arrestaties in verband met een grootscheeps corruptie- en smeergeldonderzoek dat op 17 december begon was het definitieve breekpunt in het bondgenootschap tussen de twee islamitische krachten.

Erdoğan beschuldigt Gülen-aanhangers bij politie en justitie dat ze een staatsgreep tegen hem voorbereiden, onder het mom van dat strafrechtelijke onderzoek. Vier ministers die worden verdacht van smeergeldpraktijken moesten het veld ruimen. Sinds 17 december is Erdoğan in de tegenaanval en heeft er in talloze toespraken op gehamerd dat ‘landverraders’ in binnen- en buitenland uit zijn op zijn val.

Hij heeft de Gülenisten de oorlog verklaard en gezegd dat dit een nieuwe onafhankelijkheidsoorlog is. Duizenden aanklagers, rechters en politiemensen zijn al overgeplaatst of op non-actief gesteld, omdat ze Gülenisten zouden zijn. Daarmee probeert hij het strafrechtelijk onderzoek naar smeergeldpraktijken in zijn regering te blokkeren.

Helemaal ziedend zijn hij en zijn ministers over een op YouTube geplaatst, afgeluisterd gesprek in het ministerie van Buitenlandse Zaken over de opties die Turkije heeft in Syrië. Er is nog niemand gearresteerd, maar de regering heeft voor dit staaltje spioneren meteen met een beschuldigende vinger gewezen naar de ‘landverrader’ Gülen en zijn medestanders. Media die gelieerd zijn aan de prediker werden op de verkiezingsdag bestookt met cyberaanvallen. Afgelopen weekend klaagde Erdoğan de hoofdredacteur van de Gülen-krant Today’s Zaman en diverse van zijn journalisten aan en eiste een reisverbod zodat ze het land niet kunnen ontvluchten.

“Jullie kennen die lui die koppen in kranten gebruiken waar het bloed vanaf druipt, die woede en haat verspreiden. Vandaag hebben zij, en de ondernemers die hen steunen, weer een zwaar verlies geleden,” sprak Erdoğan triomfantelijk vanaf zijn balkon. “Wij hebben een democratie waar het Westen alleen maar van kan dromen”.

De provocerende, polariserende tactiek van de premier in de verkiezingen rustte op twee pijlers: 1. trots op het door de AKP opgebouwde ‘nieuwe Turkije’ van vrede, groeiende welvaart, dienstverlening en stabiliteit; en 2. inspelen op de diepgewortelde angst voor duistere krachten binnen en buiten Turkije die de partij en de premier een kopje kleiner willen maken.

Slachtofferrol
Daarbij gebruikte hij heel slim de slachtofferrol die zijn soennitische aanhangers zo aanspreekt. Tachtig jaar voelden vrome, vaak laagopgeleide moslims met conservatieve normen en waarden en een islamitische levensstijl zich door de seculiere kemalistische elite met een westerse levensstijl gediscrimineerd, vernederd en behandeld als tweederangs burgers. De AKP-regering maakte een eind aan die discriminatie: het verbod op hoofddoekjes werd opgeheven, en mannen en vrouwen in conservatieve kledij worden niet langer uitgesloten van een loopbaan bij de overheid. Ze zijn trots dat ze eindelijk als volwaardige burgers worden beschouwd en trots op het feit dat Erdoğan en zijn ministers van Turkije een economisch sterk land hebben gemaakt.

Daarnaast zijn er veel meer en betere ziekenhuizen, universiteiten en scholen gekomen en is het openbaar vervoer overal uitgebreid en gemoderniseerd. Allemaal veel belangrijker voor Turken met een lager huishoudbudget dan voor de kiezers uit de upper middle class die al een goede auto hebben, hun kinderen naar privéscholen kunnen sturen, meerdere talen spreken, regelmatig naar het buitenland op vakantie gaan en in de westerse wijken van steden als Istanbul, Ankara en Izmir wonen.

Arrogantie en angst
De regeerstijl van Erdoğan kenmerkt zich steeds meer door een mengeling van arrogantie en angst. Tijdens zijn toespraken herinnert hij zijn trouwe volgelingen graag aan het lot van zijn idool: premier Adnan Menderes (1950-1960), die de eerste religieuze imam-hatip scholen stichtte, de oproep tot het islamitische gebed weer in het Arabisch toeliet en begon met een her-islamisering van de openbare ruimte. Allemaal als reactie op de radicale anti-klerikale maatregelen van Atatürk sinds 1923. Arme boeren kregen grond. Handelaren werden rijk door de snelle economische groei. Er ontstond een middenklasse.

Maar de prijzen van levensmiddelen groeiden harder dan de lonen. De buitenlandse schuld en de ontevredenheid namen toe. De premier trad hard op tegen kritische kranten en de oproerpolitie gebruikte een jaar lang buitensporig geweld om protesten van studenten en arbeiders de kop in te drukken.

In 1960 zetten jonge officieren Menderes af, ontbonden het parlement en lieten de premier en twee van zijn ministers ophangen na een showproces wegens ‘hoogverraad’. De impliciete boodschap van Erdoğan is steeds: Wees waakzaam! De oude elite probeert ons ook met buitenparlementaire middelen af te zetten. De Gezi-protesten zijn door de premier met succes in een kwaad daglicht gesteld en worden door hem steeds afgeschilderd als het voorspel van een staatsgreep.

Een tweede idool van Erdoğan, die werd afgezet door een coup, is sultan Abdul Hamid II, wiens meer dan levensgrote portret op podia hing waar de premier sprak. Deze sultan wordt door de AKP en haar aanhangers vooral herinnerd als een hervormer die het eerste parlement toestond en allerlei andere moderniseringen doorvoerde. Maar ook om het feit dat hij in 1908 slachtoffer werd van een staatsgreep van de Jong Turken, de voorlopers van de kemalisten.

Anderen denken bij zijn heerschappij vooral aan de pogroms en bloedbaden onder de religieuze minderheden, de perscensuur, het gebruik van geheime politie om dissidenten uit te schakelen en de groeiende paranoia van de sultan over zijn veiligheid. De negatieve kanten van zijn regeerperiode (1876-1909) worden door de aanhangers van de AKP bestempeld als ‘leugens’, zoals de gehoofddoekte studente Sümeyye Ceylan van de Istanbul Kültür universiteit zegt. Net als veel van de trouwe volgelingen noemt zij Erdoğan een ‘wereldleider’.

“De moskeeën zijn onze barakken, de minaretten onze bajonetten.”
De twee islamistische partijen waar Erdoğan lid van was, werden door de militairen verboden. En zelf was hij ook slachtoffer van de politieke repressie tegen wat de militairen als ‘reactionarisme’ (politieke islam) bestempelden. Hij moest in 1999 aftreden als burgemeester van Istanbul en vier maanden de gevangenis in omdat hij uit een oud gedicht de volgende regels had geciteerd: “De moskeeën zijn onze barakken, de minaretten onze bajonetten, de koepels onze helmen en de gelovigen onze soldaten”. Bij vrijwel elke verkiezingstoespraak de afgelopen maanden heeft hij deze versregels weer voorgedragen, tot groot enthousiamse van zijn aanhang.

De oppositie vindt het onbegrijpelijk dat niet veel meer kiezers zich van de AKP hebben afgekeerd. Zijn ze niet boos over de corruptie, de doden door het politiegeweld en de autoritaire manier waarop de premier optreedt?

Wat de corruptie betreft, geldt de ervaringsregel: ‘It’s ehe economy, stupid!’. Dat was de frase die campagnestrateeg James Carville in 1992 had bedacht voor de opmerkelijk succesvolle race van de toenmalige onbekende gouverneur van Arkansas, Bill Clinton, naar het Witte Huis tegen de zittende president George H. W. Bush. Corruptie is onderdeel van de Turkse cultuur. Iedereen, en dus ook elke partij, bezondigt zich eraan. Als het goed gaat met de economie, zoals in Turkije, dan zien veel kiezers het graaien door ministers en hun familieleden door de vingers. Pas wanneer het economisch slecht zullen kiezers de zelfverrijking door politici afstraffen, zo leert de geschiedenis.

Blij met de AKP
De 43 procent van de stemmen die de AKP heeft gekregen, moet volgens mij niet worden opgevat als een mandaat van die kiezers aan de politie om meer demonstranten en activisten te doden. De uitslag betekent onder meer dat degenen die voor de regeringspartij hebben gestemd impliciet zeggen dat ze blij zijn met de AKP, en dat zij hun goedkeuring geven aan de onderhandelingen met PKK-leider Abdullah Öcalan over een politieke oplossing van de Koerdische kwestie. Door dit onderhandelingsproces is er al een jaar lang een wapenstilstand en zijn er geen Turkse soldaten meer gesneuveld. Dat is in hun ogen van groter belang dan een proteststem tegen de AKP wegens het brute politiegeweld.

De toenemend autoritaire manier waarop Erdoğan optreedt veroorzaakt binnen en buiten Turkije veel irritatie. Margaret Thatcher was ook autoritair en stond niet voor niets bekend als de ‘Iron Lady’. Maar zij opereerde in een oude, volwassen, liberale democratie. Anders dan in West-Europa en Amerika begon de strijd voor vrijheid en democratie onder de Turken laat, in de tweede helft van de 19e eeuw. Democratie in Turkije is een ‘work in progress’. De eerste vrije verkiezingen waren pas in 1950.

In Engeland dwongen grootgrondbezitters de koning al in 1215 om zijn bevoegdheden in te perken en hun rechten en die van de kerk en kooplieden op papier te zetten. De Magna Carta was een uniek document, omdat voor het eerst gedetailleerd werd vastgelegd op welke wijze de absolute macht van de koning wordt beperkt bij belastingheffing, feodale rechten, wetgeving en rechtspraak. Thatcher maakte het rechtssyteem niet ondergeschikt aan de uitvoerende macht, zoals de Turkse premier nu doet. Noch intimideerde ze en muilkorfde ze de media en vrijheid van meningsuiting.

Wat de zwakke en jonge Turkse democratie echt ondergraaft is de opvatting van Erdoğan dat de stembus het enige ijkpunt is. De grootste partij heeft in zijn ogen carte blanche om alles uit te voeren wat er in het regerinsprogramma staat, zonder overleg met de oppositie en het maatschappelijke middenveld.

Hybride regime
Tot vorig jaar was hij vooral een hervormer. Nu vereenzelvigt hij zichzelf en de AKP met de staat. Hij verhoogt de repressie en breekt af wat er de afgelopen 11 jaar onder zijn bestuur aan democratisering was bereikt. Turkije glijdt steeds verder af naar een onverdraagzame democratie, een hybride regime dat slechts in een paar opzichten voldoet aan de criteria van een liberale democratie. Mede dankzij het beleid van de AKP heeft Turkije een groeiende, steeds beter opgeleide en welvarender middenklasse. Die eist meer vrijheid, rechten en democratie, zoals tijdens en na de Gezi-protesten bleek. Maar Erdoğan is een andere weg ingeslagen. Daarom zullen de instabiliteit en de politieke crisis blijven voortzieken. Dat is de paradox van deze verkiezingen: een nieuw mandaat maar geringere bestuurbaarheid.

 

In de krochten van Cairo: drie inspirerende portretten

‘Ik was een toeristengids en verdiende tot zeshonderd euro in het hoogseizoen. Ik was in perfecte harmonie met mijn job en het leven. De schoonheid van mijn land aan de wereld tonen, dat is een passie. Twee jaar geleden keek de wereld naar Tahrir. Iedereen zag dat niet enkel Egypte maar ook de Egyptenaren mooi zijn. Wij, de Egyptenaren, waren niet langer onzichtbaar. De wereld was trots op ons. Camera’s waren op ons gericht. Een ongelooflijke promotie voor Egypte, dacht ik. Op Tahrir zag ik me in gedachten echt rijk worden, een huis bouwen, trouwen. Het geluk was tastbaar.’

‘Toen politici met de verkiezingen de verschillen begonnen te benadrukken in plaats van wat ons bindt, begreep ik dat het een droom was geweest. Iedereen werd weer moslimbroeder, liberaal, socialist, in plaats van Egyptenaar. De eenheid van Tahrir waar niemand je aansprak op je identiteit leek een verre herinnering. En toen begonnen de stakingen en het geweld. Dezelfde reporters die onze schoonheid aan de wereld toonden, toonden nu onze lelijkheid. Met elke geweldsgolf werden toeristische reserveringen afgezegd, als afbrokkelende stenen van het trotse huis van mijn toekomstdroom.’

Sinds de revolutie ging Dahy nog één keer terug naar de luchthaven waar hij toeristen ontving. Het voelde alsof hij geamputeerd was, een hardloper zonder benen, een pianist die zijn hand had verloren. ‘Toen ik daar stond, voelde ik voor het eerst spijt van wat we in gang hadden gezet, spijt van onze revolutie. Van geluk naar spijt – ik begon te wenen. Vandaag verkoop ik pennen aan schoolkinderen aan de schoolpoort. Ik verdien amper iets. Het geld dat ik de afgelopen jaren heb gespaard om te kunnen trouwen gebruik ik nu om eten te kopen. Mijn toekomst smelt weg, met mijn spaargeld, als sneeuw voor de zon.’

“Dahy, wanneer ga je trouwen?” vragen mijn familie en vrienden de hele tijd. Ze plagen me, maar eigenlijk menen ze het. Dat knaagt aan me.’

De sterke man die straalde van zelfvertrouwen is nu een brok onzekerheid. Soms drijft de oude Dahy boven, met zijn brede lach. Hij verloor zijn passie en werk, maar aan zijn waardigheid klampt hij zich krampachtig vast.

Dahy staat erop ons te laten zien hoe de mensen hier leven. Caïro’s grootste sloppenwijk Manshiyat Nasr breidt zich uit in alle mogelijke richtingen. Waar mensen bij gebrek aan beter wankele bergtoppen volbouwen, risico lopen op instorting. Waar bergflanken veranderen in afvalbergen.

‘Met elke geweldsgolf werden toeristische reserveringen afgezegd, als afbrokkelende stenen van het trotse huis van mijn toekomstdroom.’

Dahy’s vader was een van de eerste inwoners van Manshiyat Nasr. ‘Vijtig jaar geleden kwam ik van het platteland en bouwde ik een huisje op leeg land bij Caïro. Iedereen kwam en bouwde gewoon, zonder plan van de overheid. Ondertussen woon ik tussen vier miljoen mensen, op dezelfde plaats, maar op de vijfde verdieping. Ik begon op het land en eindigde in de lucht’.

Zijn droom? ‘Een beter leven voor de volgende generatie. Voor mijn kinderen. En dat Dahy mag trouwen.’ Dat raakt bij Dahy een gevoelige snaar. ‘Ik zie alleen maar verandering in de verkeerde richting. Toch zou ik hier nooit weggaan. Ik hoor hier thuis. Mijn vader bouwde deze wijk mee op,’ zegt hij.

Zijn oproep aan Nederlandse en Belgische toeristen: ‘Ik hoop jullie in Egypte terug te zien. Ik zal jullie met open armen ontvangen. Ik sta te popelen.’ Dahy vraagt ons of het beter wordt. Als we zeggen dat we het niet weten, zegt hij: ‘Zeg inshallah. Laat de hoop leven.’

ONGELUKKIG ÉN GELUKKIG IN DE SLOPPEN

Amal Saleh uit Manshiyat Nasr organiseert praatgroepen over seksueel geweld: ‘Na de revolutie werd dit een groot probleem omdat politie uit de wijk verdween. Ik sta meisjes bij die zijn verkracht. Bijvoorbeeld op 5 december, toen ieders aandacht op onlusten elders was gericht, drongen vier mannen een meisje van zeventien in een steeg en verkrachtten ze haar. Een grote schande voor haar familie. Ze zal misschien niet kunnen trouwen.’

In Amal’s vijf groepen zitten elk veertig mensen, mannen én vrouwen. ‘Ook moslimbroeders, en zij staan nooit open voor een andere visie! Ik wil vrouwen sterker maken – bewustmaken. Zelf studeerde ik rechten. Het is mijn plicht met mijn kennis iets te doen voor mijn wijk. Mijn gedrevenheid dank ik aan mijn vader.’

Gedreven is Amal, en sterk. Haar naam betekent ‘hoop’.

Het verkrachte meisje zal volgens Amal niet naar de politie stappen. Ze geeft daar verschillende redenen voor: de politie ziet niet naar deze mensen om; de familie heeft misschien schrik voor wraakacties; de familie wil dit misschien stil houden omwille van de eer. Amal zal nog met de familie gaan praten om te bekijken wat er kan worden gedaan. Amal vecht voor vrijheid en geluk, tegen diepgewortelde sociale gebruiken. Dat is allerminst evident in deze sloppenwijk, waar de overheid afwezig is en er eigen sociale regels gelden.

Het is normaal dat zich in sloppenwijken, waar de overheid geen ordediensten organiseert en misdaden onbestraft laat, eigen regels ontwikkelen. Conservatieve familiemoraal en interne sociale codes krijgen dan een veel grotere invloed. Grootste schuldige is nochtans niet de familie van het meisje. De schuldigen, dat zijn de verkrachters en de overheid die nooit naar deze mensen omziet. De familie en het meisje blijven alleen achter met het verdriet en het trauma. De straffeloosheid maakt het nog erger.

Amal vecht voor vrijheid en geluk, tegen diepgewortelde sociale gebruiken. Dat is allerminst evident in deze sloppenwijk, waar de overheid afwezig is en er eigen sociale regels gelden.

Dat er ondanks dit alles tóch mensen zijn zoals Amal, die in deze verwaarloosde wijken opstaan om verandering te brengen (zowel in de conservatieve moraal als in de misdadige afwezigheid van de staat) is een teken van moed en beschaving.

We mogen even binnenkijken in één van de praatgroepen. Het moet een enorme uitdaging zijn om deze luidruchtige vrouwen gedisciplineerd aan het woord te laten over hoe zij de seksuele intimidatie in hun wijk ervaren. De kinderen van deelnemende ouders zijn er ook.

Amal Salah en haar vriendin nemen ons mee naar Islamitisch Caïro, de eeuwenoude stad van de ‘duizend minaretten’, mooi onderhouden voor toeristen. Het contrast met het wanordelijke, ongezonde, vuile Manshiyet Nasr is groot. We begrijpen plots waar haar veranderingswens en gedrevenheid vandaan komen. Ze voelt zich ongelukkig omdat haar kinderen in een ongezonde omgeving opgroeien. Én ze put geluk uit de strijd voor een beter Manshiyet Nasr.

Amal Salah vatte het plan op om met haar jongerenorganisatie Spirit of Youth aan bewustmaking te doen rond het afvalprobleem in de wijk. Het Italiaanse bedrijf dat in opdracht van de stad het afval moet ophalen, laat de sloppenwijken links liggen en de overheid wil niks aan deze corruptie doen. Er gaat geen torenhoog maatschappelijk probleem voorbij of Amal organiseert iets om aan oplossingen te werken. En het afvalprobleem is torenhoog. Een collega van Amal wil niet buiten de overheid om afval gaan ophalen, want daar hebben ze geen juridisch erkende structuur voor. Amal zelf ziet geen andere oplossing, want de overheid laat hen in het vuil leven, hun kinderen ziek worden van de giftige dampen uit het afval.

KLEIN GELUK IN DIEPE ARMOEDE

Mustafa Tamam van de sociale dienst Zawatna in Manshiyet Nasr nodigt ons uit aanwezig te zijn bij een dekenuitdeling. Het klinkt als een hele belevenis, en dat is het ook. ‘Je zal zien hoe de vrouwen in een gelukkige lach uitbarsten zodra ze dat deken in handen krijgen. Het is zoiets kleins, maar het betekent zoveel voor ze. Stel je voor dat je onbeschermd in de winterkou moet slapen.’

Mustafa print de lijst van namen van mensen die geregistreerd staan in de databank. Hij bereidt zich voor op de storm. Zodra de vrouwen beginnen toe te stromen in het kleine wachtkamertje aan zijn bureau, breekt de chaos uit. Mustafa moet alle identiteitskaarten verzamelen en controleren of hun namen op de lijst staat. Maar dan valt de elektriciteit uit. Na bijna een uur zoeken naar een oplossing komt het licht terug, net op het moment dat Mustafa de lamp aansteekt met een elektriciteitsdraad die hij van buiten naar binnen had geleid. Gejuich alom.

Als ook nog eens zijn computer het begeeft, wordt het geroep en getier van de vrouwen Mustafa teveel. Hij verliest even zijn zelfbeheersing. ‘Stuur ze weg! Ik moet hier in rust kunnen werken! Ga in de wachtkamer!’ Ze mogen een voor een binnenkomen, om de ontvangstbon te tekenen, na vertoon van de identiteitskaart.

Mustafa verdrinkt in de papieren en de stress, maar voor de vrouwen is hij een held. ‘Mr. Mustafa’ noemen ze hem allemaal. Het lawaai waait zijn kantoor binnen, telkens als hij de deur opendoet om de volgende binnen te roepen. Selma! Suheir! Azza! Sultana! Marwa! Sabreen! Nadia! Amal!

En dan, inderdaad, de uitbundige lach op de gezichten van de vrouwen als ze na uren wachten eindelijk het deken in handen krijgen. Een lach die contrasteert met hun verhalen. ‘Vlees, aardappelen, geld voor ziekenhuiskosten: dat zijn de dingen die ik hier kom halen,’ zegt één van de vrouwen. ‘Ik heb leverproblemen. Mijn man is taxichauffeur. Ons hele inkomen gaat op aan de huishuur, honderd euro per maand. We hebben niet genoeg geld voor eten én gezondheidszorg én huisvesting. Zonder hulp zouden we niet overleven.’

De bureaucratische lijdensweg en bodemloze armoede vallen Mustafa bijzonder zwaar. Maar het kleine beetje geluk dat hij zijn mensen kan bieden, de lach en de schittering in hun ogen, compenseren alles.

‘Toen mijn zoon trouwde heeft de hele wijk gefeest.Volksmuziek, lichtjes, DJ’s, stoelen op straat, zoetigheden voor de gasten, zangers,… We wilden een uniek feest,’ zegt een andere vrouw. Mensen moesten geld inzamelen voor een podium en een zanger. Voor dit soort geluk willen ze het weinige dat ze hebben afgeven. ‘Ik heb problemen aan mijn been. Ik ben teleurgesteld in het leven omdat mijn been niet meer wil en ik geen geld heb voor gezondheidszorg.’

Sobhi (60) is schoenpoetser op straat. ‘Soms heb ik geen inkomen. Als ik na twee uur nog altijd geen klant hebt, geef ik het op. Gisteren verdiende ik op een hele dag één euro. De huur voor mijn appartement is zestig euro per maand. Er is geen elektriciteit of stromend water. Ik heb al veel moeten verhuizen omdat de eigenaars de huurprijs verhoogden en ik niet meer kon betalen. Dan zetten ze me gewoon op straat. Ik heb geen geld om vlees te kopen, dus eet ik elke dag koshari (een mengsel van rijst, macaroni en linzen). Als ik ziek ben, heb ik helemaal geen inkomen. Ik ben het beu hier. Hoe kan ik hier nog leven?’

En toch tovert een deken een lach op zijn gezicht.

Bekijk hier de bijhorende fotoreportage. (klik op de foto’s voor uitleg)

Vanaf deze foto in dit facebook-album leer je meer over een volkswijk die zichzelf bottom-up organiseert.

Liefdeszaken in het Midden-Oosten: de feiten graag!

De website “Love Matters” (ElHobb thaqafa) biedt voorlichting over alle mogelijke zaken die te maken hebben met seksualiteit. Van een uitgebreide vocabulaire tot informatie rond het lichaam, gezondheid en ziektes. “Eerlijk en zonder gène”, en alles in het Arabisch.

In de meeste Arabische landen wordt op school en binnen het gezin vrijwel geen aandacht besteed aan seksuele voorlichting. Wat er op het internet aan informatie is te vinden, bevat vaak veel onzin of is gekleurd door woordkeuze en invalshoek. Tijdens voorbereidend onderzoek door Love Matters in Egypte werd duidelijk dat jongeren op zoek zijn naar wetenschappelijke informatie. Hun verzoek aan de makers van Love Matters was dan ook: ‘’geen cultureel of religieus perspectief, gewoon de feiten graag.”

Love Matters is de eerste Arabische website die in beschaafde termen tegemoet komt aan de grote behoefte aan informatie. De taal is gericht op mannen én vrouwen, en gepersonaliseerd door te spreken van ‘’wij’’: ‘’wij hebben behoeftes’’, ‘‘wij hebben ervaringen’’. Deze benadering blijkt heel welkom.

Love Matters maakt deel uit van een programma van Radio Nederland Wereldomroep (RNW). RNW heeft als doel om de vrijheid van meningsuiting te bevorderen, onder meer op het gebied van seksualiteit. De wereldomroep ontwikkelde al Love Matters websites in het Chinees, Spaans, Engels en Hindi, altijd aangepast aan de lokale context. De Arabische site is nu ruim twee maanden in de lucht. Tot nu toe waren er 50 000 unieke bezoekers per maand.

Vorige week werd de site formeel gelanceerd in Egypte. ‘Dat was een hele leuke ervaring,’ vertelt Abir Sarras, coördinator van de website. Ze noemt de ontvangst buitengewoon positief, zowel in lokale media als onder lokale experts. ‘De enige kritiek op de site was dat het nog wel wat dieper kon gaan. Daar kan ik inkomen, maar ik wil erop wijzen dat de website dagelijks wordt uitgebreid met artikelen. En er zullen nieuwe thema’s worden toegevoegd. We willen bijvoorbeeld aandacht schenken aan zaken als ‘’scheiden’’ en ‘’seksualiteit en handicaps’”.
De makers laten zich in de keuze van onderwerpen ook leiden door vragen van lezers. Op het moment zijn de best bezochte pagina’s de encyclopedische, bijvoorbeeld ‘anatomie van het lichaam’ en ‘intieme activiteiten’.

Is het zinnig dat Westerse organisaties zich bemoeien met het gebrek aan seksuele voorlichting in andere landen? Shereen El Feki, schrijfster van het boek Seks en de Citadel, denkt van wel: ‘Al is het alleen maar vanwege de financiële ondersteuning van lokale organisaties die zich inzetten voor seksuele vrijheden en reproductieve gezondheid. Er moet altijd worden uitgegaan van lokale behoeften. Love Matters is een voorbeeld van hoe het moet, een geweldig initiatief,’ aldus El Feki.

Het is duidelijk dat Love Matters een leemte vult in de Arabische landen; kijk maar naar dit grappige filmpje:

https://www.youtube.com/watch?v=lb_KHj2cjBo

 

In Aleppo kwam geen bevrijdingsplein

De persoonlijke balans na drie jaar Syrische opstand voor Maha Ghrer (27): een half kapotgeschoten geboortestad, een leven als vluchtelinge in Turkije, en een dode echtgenoot. Moestafa Qarman kende ze al een paar jaar voordat hun liefde gelijktijdig met de Arabische lente ontlook. Hij vertelde haar dat hij drie wensen had, waarvan een al in vervulling was gegaan: haar leren kennen. De overige twee: het land veranderen en filmmaker worden.

In oktober 2012 trouwden ze. Drie weken later sloeg het noodlot onverbiddelijk toe. ‘Wil je het zien?’ zegt ze. Ze wacht het antwoord niet af. Plaats van handeling is het kantoor in Utrecht van de vredesorganisatie PAX, die haar heeft uitgenodigd naar Nederland te komen. Er komt een laptop op tafel, er wordt een You Tube-video getoond.

Een menigte in een grauwe straat: jong, oud, man, vrouw, volwassenen, kinderen, zo te zien allemaal ongewapend. Maha wijst naar een lachende, licht kalende maar nog jonge man in een grijs sweatshirt. ‘Dat is Moestafa’, zegt ze, en ze klinkt haast blij, alsof ze even is vergeten wat er staat te gebeuren. Vlaggen, spandoeken, plakkaten met teksten, leuzen, muziek, mannen die in een kring dansen. De stemming is haast feestelijk.

Dan verschijnt in close-up een knap meisje. Op haar linkerwang is de Syrische vlag geschilderd. ‘Ze heet Nasma,’ zegt Maha zacht. ‘Ze is tien jaar oud.’

Nasma zingt. Over ‘hoerriye’, vrijheid, en over mensen die zelfs in hun eigen huis niet veilig zijn. Haar uitdrukking verraadt een zekere trots, maar dan betrekt haar gezicht een beetje, alsof ze hem voelt aankomen. De klap. Een werveling van stof, puin en bloed, een glimp van roerloze lichamen, een huiveringwekkende zee van kreten die van overal en nergens lijkt te komen, het geluid van paniek en ontreddering.

Dan weer de stem van het meisje. Zij is ongedeerd. Hetzelfde geldt voor Maha, die vlakbij haar stond. Tot zover het goede nieuws. Moestafa sterft door de mortieraanval, al zal Maha dat pas uren later te weten komen: ‘Ik zag allemaal doden en gewonden, maar ik kon hem niet vinden.’

Maha zet de laptop uit en droogt haar tranen.

Moestafa overleed in dezelfde wijk als waar hij was geboren: Bustan al-Qasr . Hij woonde er overigens al lang niet meer. Sterker, het was helemaal niet gemakkelijk voor hem en Maha om er te komen. Bustan al-Qasr was ‘bevrijd’, zelf woonde het stel in een deel van Aleppo dat nog onder controle stond van het bewind. Wanneer ze naar de andere kant slopen, wat ze vaak deden, was het zaak checkpoints te omzeilen en straten met sluipschutters zo snel mogelijk over te steken.

Waarom ze hun levens steeds zo in de waagschaal legden? Omdat ze, zo klinkt het haast vanzelfsprekend, lid waren van Kesh Malek (‘schaakmat’), een organisatie van jonge burgeractivisten die de nood kwam lenigen in bevrijd gebied. Zo zetten ze in het zwaar gehavende Bustan al-Qasr een schoonmaakcampagne op om de verspreiding van ziekten tegen te gaan en openden ze een lagere school, voor jongens en meisjes door elkaar.

De strijders van ISIS (Islamitische Staat in Irak en Syrië) maakten vanzelfsprekend bezwaar tegen dit gemengde karakter, maar Maha en haar medestanders hielden hen aan het lijntje. Tot opluchting van bijna iedereen werden deze gemaskerde handlangers van de dood door andere rebellen verjaagd. Jabhat al-Nusra, een groep die in tegenstelling tot ISIS aan al-Qaida is gelieerd, toonde zich flexibeler, mede omdat de leden meer uit de lokale bevolking voortkomen en dus makkelijker onder druk zijn te zetten…

Waarop, in het PAX-kantoor, plotseling even ruimte is voor hilariteit. ‘Al-Qaida’ en ‘flexibel’: is dat niet zoiets als een gezonde sigaret?

De school, ter nagedachtenis van Maha’s echtgenoot inmiddels omgedoopt tot de Moestafa Qarman-school,heeft geen gebrek aan gemotiveerde leerlingen. Dat blijkt al uit de snelle groei van hun aantal: van 100 naar 250 in twee jaar tijd. ‘Ze komen graag, omdat de school in een souterrain is ondergebracht en daardoor een van de weinige plekken is waar ze veilig zijn,’ zegt Maha. ‘Daarnaast is onderwijs een ideaal middel om een ellendige situatie te trotseren.’ Waarop ze enthousiast begint te vertellen over een gevangenis van het Assad-regime waar goed opgeleide gedetineerden een clandestien onderwijssysteem hebben opgezet – het schrijfmateriaal is vervaardigd uit kippenbotjes.

Het zijn dit soort verhalen, over de moed en weerbaarheid van gewone burgers, die de sleutel bieden tot een antwoord op de vraag wat de buitenwereld voor Syrië kan doen. In militaire steun voor good guys – gesteld dat duidelijk is wie dat zijn – ziet Maha niets, want dat zal er alleen toe leiden dat de bad guys ook weer meer steun krijgen. ‘Aan het begin van de revolutie hadden we drie “nee’s”,’ zegt ze. ‘Nee tegen geweld, nee tegen sektarisme, en nee tegen buitenlandse inmenging. Helaas zijn al die nee’s “ja’s” geworden.’

Wat dan wel zin heeft? Gewoon, morele, materiële en logistieke bijstand verlenen aan een wonderlijk vaak vergeten groep in Syrië: de burgers, die niet enkel slachtoffer zijn, die niet alleen weten te overleven maar er zelfs in slagen te leven, zoals blijkt uit initiatieven als Kesh Malek. Erop wijzen dat in Syrië, ondanks alles, nog sprake is van een burgermaatschappij. Door duidelijk te maken dat er nog volop geweldloze, niet weg te cijferen krachten actief zijn, zullen strijdende partijen wellicht makkelijker tot een politieke in plaats van een militaire oplossing te motiveren zijn. Aan Syriërs in het buitenland de taak om, meer dan nu het geval is, als verbindende schakel op te treden.

Dat geldt ook voor Maha, Toen haar gezicht erg vaak op de televisie van de oppositie begon te verschijnen, voelde ze zich onveiliger dan ooit en vluchtte ze naar Turkije. Ze woont nu in Gaziantep, net als Aleppo een grote stad, waar ze zich niet thuis voelt. Ze heeft er een baantje waarover ze weinig kwijt wil. Haar hele familie is mee gevlucht, behalve haar broer Hussein, die al jaren gevangen zit. Het gaat hem redelijk: omdat hij een bekende blogger is springt het bewind wat voorzichtiger met hem om dan het met de meeste gevangenen pleegt te doen.

Maha heeft niet alleen haar familie om aan te denken. Ze zit aan haar laptop gekluisterd om op de hoogte te blijven van het wedervaren van haar vrienden. Om hopelijk goed, maar desnoods ook slecht nieuws van hen te ontvangen. En om te weten hoe het met de school gaat, natuurlijk. De totale onzekerheid van haar toekomst valt haar zwaar.

Een politieke oplossing, dus. Is die denkbaar met Assad? ‘Nee,’ zegt ze. ‘Het leed dat onder zijn verantwoordelijkheid is aangericht, kan hem niet worden vergeven. Maar daar gaat het niet eens om. Stel dat er met hem wordt onderhandeld, en dat de uitkomst van die onderhandelingen is dat hij aanblijft. Waarvoor hebben we dan al die jaren gestreden? Waarvoor zijn dan alle offers gebracht?’

Die redenering is goed te volgen. En trouwens: is een Moestafa Qarman-school onder Bashar al-Assad wel denkbaar?
Zou een vrijhaven van medemenselijkheid als de Moestafa Qarman-school onder Bashar al-Assad niet zoiets zijn als: ‘flexibele al-Qaida’? Of :een ‘gezonde sigaret’?

Rechten en vrijheden in de Tunesische grondwet: maken salafisten zich op voor de volgende veldslag?

De euforie doet zelfs denken aan de taferelen waarvan ikzelf getuige was bij de allereerste democratische verkiezingen in het land, in oktober 2011. Toen al was de polarisatie tussen islamisten en seculieren voelbaar, maar gelukkig bleven beiden betrokken in het politieke proces.

Er is één partij die iedereen vergeet en die niet in het proces werd betrokken, en dat ook helemaal niet wilde: Ansar Sharia, de salafistische beweging. Zij verliest een veldslag, maar niet de oorlog.

Rechten en vrijheden

De euforie over de Tunesische grondwet is terecht. De tekst kan gerust naast de Belgische Grondwet liggen en schept een kader dat van Tunesië een democratischer land kan maken dan vele Westerse landen. Maar alleen als het echte werk nu begint: de grondwettelijk gegarandeerde vrijheden effectief realiseren. In deze kritische analyse van Amnesty International wordt dit perfect geïllustreerd. Het recht op vrije meningsuiting, vrijheid van godsdienst, recht op een eerlijk proces, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, vrijheid van vereniging, gelijkheid man-vrouw, sociale en economische rechten: al deze rechten worden gewaarborgd in de Grondwet, maar werden de afgelopen jaren duchtig geschonden in Tunesië.
•Veiligheidsdiensten en disproportioneel geweld
•Geen rekenschap voor schendingen
•Vrijheid van meningsuiting in de verdrukking door conservatieve moraal
•Minder rechten voor vrouwen en homo’s door bepaalde opvattingen over seksuele identiteit
•Trage economische heropleving, onderdrukking van sociaal protest
•Problemen met extreme islamisten

Hieronder een inspirerende praatcirkel met Tunesische meisjes over de basisrechten die twee jaar na dit gesprek in hun Grondwet zijn opgenomen

https://www.youtube.com/watch?v=0JIppMRC7Uk&feature=youtu.be

Economische wanhoop

De nieuwe Tunesische Grondwet garandeert sociale en economische rechten, maar er moet nog veel gebeuren om het vertrouwen van de burgers terug te winnen. We trokken naar Tadhamon, één van de meest verwaarloosde wijken van de hoofdstad Tunis. Armoede is er overal aanwezig, de staat afwezig.

Souad Ayari was één van de moedigste vrouwen die we ooit ontmoetten. ‘Nu komen ze met mooie beloften, maar zodra ze de macht grijpen hoor je niets meer van hen’, zei ze toen over de verkiezingen. Zal de Grondwet voor haar ook niet meer worden dan een mooie belofte?

Zouden de Tunesische jongeren uit deze fotoreportage ook euforisch zijn over de nieuwe Grondwet? Honderdduizenden jongeren uit verwaarloosde regio’s willen nu een beter leven en niet morgen. Zij groeien op in uitzichtloosheid en liggen niet wakker van een Grondwet.

Toch schept de Grondwet een kader dat op termijn beterschap kan brengen, bijvoorbeeld via het recht van werknemers om op te komen voor hun belangen, zonder vrees voor onderdrukking. De laatste jaren beantwoordde de Tunesische politie vakbondsprotesten met buitensporig geweld. Militanten werden ervan beschuldigd ‘mensen op te ruien om deel te nemen aan stakingen’.

In een revolutionaire overgangsperiode zijn stakingen soms funest voor economische stabiliteit, maar dan moet de overheid wél voorrang geven aan de ontwikkeling van de verwaarloosde regio’s, waar de jeugdwerkloosheid soms oploopt tot 40%.

Inclusief proces

Het belang van deze Grondwet kan niet worden onderschat. Het was ook in Tunesië een lang en moeizaam proces, maar geen van de grote krachten in het land is erin geslaagd om heel het proces en de inhoud ervan te kapen.

Een heel verschil met Egypte, waar het tergende grondwetgevende proces twee keer werd overgedaan: één keer door de Moslimbroeders, één keer door de militaire machthebbers; en in beide gevallen probeerden deze grote krachten de grondwet en dus het land naar hun hand te zetten.

De Tunesische verzoening bewijst dat veel Egyptenaren het bij het verkeerde eind hebben als ze beweren dat ‘hun’ generaal Sisi, die de Moslimbroeders marginaliseert en vervolgt, aan het hoofd staat van het revolutionaire proces.

In Tunesië gebeurt de transitie mét de islamisten, en niet door de islamisten te vervolgen en demoniseren. Daardoor zal Tunesië eerder stabiliteit bereiken dan Egypte, want een grote politieke kracht als de islamisten kun je maar beter binnen en niet buiten het politieke proces houden. Bewijs: de jihadisten worden in Egypte sterker en zijn er dus meer terroristische aanslagen; in Tunesië hebben zij minder invloed.

Maar dat wil niet zeggen dat ze in Tunesië niet bestaan. Integendeel.

Salafisten staan klaar

Een veelzeggende reactie van een salafist op de facebook-pagina Tussen Vrijheid en Geluk:

‘Het probleem is dat Ennahda heeft afgedaan bij de bevolking en dat het Salafisme hun leden heeft overgenomen. Jongeren hebben hun vertrouwen in die partij verloren. Het is geen islamitische partij. Het spel moet nog beginnen. Zodra Ennahda en de salafisten hun handen ineenslaan tegen de extreme secularisten en het parlement overnemen na de volgende verkiezingen, komt er weer een staatsgreep.’

‘Het salafistische Ansar Sharia begon net na het verdrijven van Ben Ali deze jongeren in de maatschappij te integreren. Een ongekend islamitisch sociaal weefsel werd opgericht en wierp zijn vruchten onmiddellijk af. Maar de organisatie werd als een terreurbeweging bestempeld en haar activiteiten werden verboden.’

Ik was in 2011, 2012 en 2013 diverse keren in Sidi Bouzid, Gafsa, Zarzis, Kasserine, Jebeniana, Sfax,… en sprak daar met vele jongeren, maar ik heb niets gehoord van Ansar Sharia en hun sociaal netwerk. Als ik zou teruggaan, op welke plaatsen zou ik dat islamitisch sociaal weefsel vinden? En wat doen ze concreet?

Hulpgoederen zijn inderdaad belangrijk om de eerste noden te lenigen. Kan ik ergens lezen wat de voorstellen van Ansar Sharia zijn om voor werkgelegenheid te zorgen, zodat mensen geen hulp meer nodig hebben, maar zichzelf kunnen bedruipen? Die jongens en families van in de fotoreportage hebben nu werk nodig. Toen ik bij ze zat, zagen ze hun situatie als verstikkend. De jongens droomden er allemaal van om naar Europa te gaan “omdat daar werk is”. Ze konden niet wachten op de revolutie tegen het Westerse kolonialisme. Ansar Sharia moet toch voorstellen hebben om voor hen werkgelegenheid te genereren? Welke oplossingen stellen zij voor?

Wat met geweld werd afgenomen, zal met geweld worden hersteld. Ansar Sharia is bezig het volk te militariseren. Weldra barst de bom en is het definitief gedaan met overzeese ideologieën. Vergeet niet dat islam gedurende 1400 jaar heeft geregeerd en dat secularisme een buitenlands systeem is dat ons door de westerse kolonisatie is opgelegd. Secularisme is al honderd jaar aan de macht in de Arabische wereld, maar het heeft niks verwezenlijkt voor de bevolking, behalve dan ondergrondse gevangenissen en martelkamers.’

https://www.youtube.com/watch?v=_DU8Q-SE4HI&feature=youtu.be

De jongen links in beeld is inderdaad gemilitariseerd, maar niet bij Ansar Sharia, wel bij de Tunesische grenspolitie. De jongen rechts, Ayman, was zo wanhopig dat hij misschien wel bij Ansar Sharia zou gaan om ergens bij te horen. Maar toen ik een jaar geleden bij hem was in zijn wijk in Kasserine, was hij tegen de salafisten. Hij wilde niet dat ik naar zijn verwaarloosde wijk ging omdat er gewapende salafisten waren en hij wilde me beschermen. Ik zei: ik wil toch gaan, dus heeft hij me bij zijn gezin thuis uitgenodigd. Toen zag ik dat ze in een sloppenwijk leefden, in armoede. Zijn ouders waren heel bezorgd over hem en voelden dat hij op elk moment ‘iets gek en wanhopig’ zou kunnen doen. Het leek wel of die jongen op zoek was naar ‘een’ paradijs, en dat kon Europa/Lambadusa zijn (maar dat mislukte) of het paradijs van de jihad bij de salafi’s. Maar hij was dus tegen die laatsten.

‘Niet iedereen hoeft het eens te zijn met de salafisten, net zoals niet iedereen het eens is met de seculieren. Maar steeds meer mensen zien in de salafisten de oplossing voor hun leed. Zeker na de staatsgreep in Egypte. Democratie heeft afgedaan. Salafisme kent in de Arabische wereld en daarbuiten een ongekende opmars nadat Morsi in Egypte werd afgezet. Op een dag zal de bom barsten en dan zal de revolutie niet meer kunnen worden gekaapt door de seculiere slaven van het Westen.’

‘De seculieren zeggen wel dat het secularisme gelijkheid biedt voor iedereen, maar in het westen hebben ze kunnen ervaren dat secularisme en democratie vooral de rijken dienen. Het secularisme wordt de Arabische bevolking opgedrongen door een verwesterde minderheid en zal jongeren nooit kansen kunnen bieden. Je kunt de seculiere grondwet niet aanduiden als de leidraad voor verbetering, want in de Arabische wereld zien we islam als leidraad en niet een geïmporteerde ideologie die de wereld niets dan leed en terreur heeft gebracht. In Tunesië is het een kwestie van tijd eer er een werkelijk rechtvaardige Islamitische staat wordt opgericht.’

Islam

Toch beslecht de Tunesische Grondwet voorlopig het debat over de rol van de islam in de samenleving. En de tekst respecteert de diversiteit aan opinies die wij in Tunesië vonden, zoals beschreven in dit artikel.
•Een islamistische politicus: “Of wij de sharia willen invoeren? Ik ben filosoof, onze religie nodigt ons uit de rede te gebruiken. Voor elk standpunt willen wij redelijke argumenten aandragen. Wij zijn een politieke partij die religieuze waarden verdedigt op een democratische manier. Maar ik houd niet van intellectuelen die alles haten wat neigt naar religie.”
•Een salafist: “Het bestuur en de wetten in Tunesië moeten voortvloeien uit de Koran en de sharia. Zij kunnen niet worden aangepast aan de samenleving van vandaag, want het woord van God ligt vast.”
•Gelovige jongeren die de islamistische partij steunen: “Geluk is jezelf kunnen zijn en dat voelt als een bevrijding. We herontdekken onszelf als moslims. Wij hadden tot nu toe nooit de kans om ons te verdiepen in de islam door de seculiere dictatuur van Ben Ali.”
•Een gelovig, maar seculier meisje: “Ik bid 5 keer per dag, maar voor mij is geloof een persoonlijke kwestie. Ik hoop dat de islamisten de ruimte van anderen zullen respecteren en geloof respecteren als een persoonlijke band tussen mij en God.”

 

Over seks in het Midden-Oosten: een avond met schrijfser Shereen El-Feki

Het deprimerende beeld dat Shereen El-Feki, schrijfster van ‘Seks en de Citadel‘, schetst van seks in het Midden-Oosten zal aanvankelijk niet zo veel verbazing hebben gewekt in het fraaie Amsterdamse debatcentrum De Nieuwe Liefde, waar zij maandagavond werd geïnterviewd door Hassnae Bouazza. Logisch dat het niet erg botert in de gemiddelde Arabische slaapkamer, gezien de overbekende scheve verhoudingen tussen man en vrouw in dit deel van de wereld.

Maar dan komt El-Feki met een onthulling: het is niet altijd zo beroerd geweest. De islamitische beschaving was ooit zelfs veel vrijmoediger en zinnelijker dan de Europese. Dat begon al met de profeet Mohammed, van wie bekend is dat hij uitgebreid voorspel propageerde. En het zette zich voort in een rijke traditie van erotische literatuur waaraan de christelijke beschaving niet kon tippen. Zijn naam valt niet, maar je kunt denken aan de Perzische dichter Omar Khayyam (1048-1123) wiens in prachtige kwatrijnen (rubayat) vervatte liefdes- en wijnpoëzie de eeuwen heeft getrotseerd.

Opmerkelijk is ook het grote ontzag dat in het Midden-Oosten heerste voor de kracht van de vrouwelijke seksualiteit, waar in het Westen nog niet eens zo lang geleden amper werd onderkend dat er zoiets bestond als vrouwelijke seksualiteit.

Hoe kon het zo omslaan? Tja. Omar Khayyam was niet alleen een literator en sensualist, maar verdiepte zich ook in wiskunde en astronomie. Laat de islamitische wereld nu ook in deze disciplines al tijden hoegenaamd niets presteren. De teloorgang van de seksuele vrijheid is dus het symptoom van een algemeen verval. Het ligt daarom voor de hand te veronderstellen dat werkelijke vooruitgang pas mogelijk is wanneer ook het intieme leven in het Midden-Oosten verbetert.

‘Tot in de negentiende eeuw was er nog sprake van een vrije moraal,’ zegt El-Feki, die half Egyptisch is en in Canada opgroeide. ‘Het is veelzeggend dat daar een einde aan kwam toen het Europese kolonialisme zijn intrede deed. Of ik hiermee bedoel dat moslims Victoriaanse normen werden opgedrongen? Het is subtieler. Omdat de islamitische wereld bij de Europeanen als zedeloos te boek stond en zij zonder meer een grote voorsprong op die islamitische wereld hadden opgebouwd, gingen veel moslims zelf denken dat die zedeloosheid de reden was voor hun achterstand. Het proces van verpreutsing kwam de afgelopen veertig jaar in een stroomversnelling na de teloorgang van seculier-nationalistische regimes als van Gamal Abdel Nasser, en de opmars van een radicale, puriteinse islam.’

De teloorgang van de seksuele vrijheid is dus het symptoom van een algemeen verval

De vraag is nu of de Arabische revolutie ook een omwenteling teweeg zal brengen in de slaapkamer. ‘Ik denk dat het op zijn minst even moeilijk zal zijn om vrijheid in het gezinsleven te bewerkstelligen als politieke vrijheid. Hoe dan ook geloof ik niet dat revoluties werkelijke verandering teweeg zullen brengen. Ik zie meer in de weg van geleidelijkheid en in onderhandelen.’

Hassnae Bouazza lijkt het hiermee niet eens en breekt een lans voor Aliaa El-Mahdy, de jonge Egyptische activiste die opzien baarde door naaktfoto’s van zichzelf te publiceren en ook bloot te demonstreren voor de Egyptische ambassade in Zweden, een land waar ze asiel heeft gekregen. El-Feki ziet geen meerwaarde zo’n confronterend optreden. ‘Werkelijk iedereen viel over haar heen. Niet alleen de conservatieve moslims, ook de jongerenbeweging van 6 april. Die heeft zich zeer nadrukkelijk van haar gedistantieerd. Wat zij deed had dus weinig zin.’

Wanneer vanuit de zaal wordt geopperd dat het probleem vooral te wijten is aan de haat van mannen tegen vrouwen in de islamitische wereld, aan de ‘oorlog’ die tegen vrouwen is verklaard, reageert El-Feki andermaal zuinig. ‘Het is eerder angst dan haat. Mannen in het Midden-Oosten zijn op allerlei manieren bang voor vrouwen. Ze vrezen hun moeders en grootmoeders. Die vrouwenvrees kan helaas ook hele destructieve vormen aannemen.’

Komen de vele aanrandingen en verkrachtingen op het Tahrir-plein dan ook voort uit ‘angst’? Of is het simpelweg seksuele frustratie? ‘Dat laatste denk ik niet. Seksueel geweld heeft bijna altijd meer met macht te maken dan met seks. Maar eigenlijk zou er meer onderzoek moeten komen naar wat er in mannen omgaat. Feitelijk zijn zij de groep waarvan we het minste weten in het Midden-Oosten. Hoe dan ook lijkt het me niet juist om mannen verantwoordelijk te stellen voor alles wat mis is en vrouwen enkel als slachtoffers af te schilderen. Enerzijds is dat een onderschatting van hun weerbaarheid, en aan de andere kant zien we dan over het hoofd dat zij het patriarchaat soms zelf steunen. Ik zie de discriminatie van vrouwen liever in een breder kader van onderdrukking, armoede en onwetendheid.’

“Mannen in het Midden-Oosten zijn op allerlei manieren bang voor vrouwen. Ze vrezen hun moeders en grootmoeders.”

De hamvraag ten slotte: is seksuele vrijheid wel mogelijk in een islamitische maatschappij? Shereen El-Feki denkt van wel. ‘Er is nog een zeer lange weg te gaan, maar de wens om je intieme leven te leiden zonder dwang, geweld en onderdrukking, is volgens mij universeel.’ Is die wens in de ene cultuur dan niet makkelijker te verwezenlijken dan in de andere? Volgens El-Feki wordt seksuele vrijheid niet in elke cultuur op precies dezelfde manier gedefinieerd: ‘Ik sprak een Arabische vrouw die mij bezwoer dat seksuele vrijheid voor haar helemaal niet inhoudt dat ze voor zo veel mogelijk mannen aantrekkelijk is. Ze zei: ik wil vrij zijn in mijn huwelijk. Seksuele vrijheid is voor mij dat mijn echtgenoot mij als gelijkwaardig beschouwt.’

Ooit komt het goed in het hervonden vaderland

In mei 2013 kreeg hij eindelijk een nationaliteit: de Belgische. Het betekent dat hij dit jaar voor het eerst in zijn leven mag stemmen: een recht waaraan menig West-Europese kleinburger van vandaag de dag weinig waarde zegt te hechten, maar dat Majd in dankbaarheid heeft aanvaard: ‘Het is een bijzonder gevoel,’ zegt hij. ‘Een combinatie van vreugde en zelfwaardering. Bovendien woon ik in Brussel. In tegenstelling tot Belgen in Vlaanderen en in Wallonië, heb ik de vrijheid om zowel voor Vlaams- als Franstalige kandidaten te stemmen.’

Het spreekt echter vanzelf dat België, waar hij inmiddels al tien jaar verblijft, een kunstmatig of ‘adoptief’ vaderland is. Palestina blijft het ‘biologische’ vaderland. Twee jaar geleden bezocht hij het voor het eerst, op een toeristenvisum dat hij de Israëlische ambassade na lang aandringen wist te ontfutselen.

Op bezoek in je eigen land – op een toeristenvisum nog wel. Hij maakte er het beste van. Wat heet, samen met collega-journalist Pieter Stockmans, fotograaf Xander Stockmans en film- en televisieregisseur Senne Dehandschutter schiep hij een tv-documentaire van een uur, die door honderdduizenden mensen werd bekeken en lovende recensies kreeg.

Persoonlijke ontdekkingstocht
‘Stateless’ is dan ook niet de zoveelste documentaire over een in de media uitgekauwd conflict. Het is het verslag van een persoonlijke ontdekkingstocht – lichtvoetig en levenslustig, onbevangen en ontwapenend jongensachtig, maar tegelijkertijd vol tragiek. Majd vindt in Haifa het geruïneerde huis dat zijn grootvader in 1948 moest ontvluchten. Vanuit daar, in een reeds lang in verval geraakte woonkamer met uitzicht op zee, belt kleinzoon met opa, die inmiddels in Damascus woont. Het gesprek verloopt echter moeizaam: laatstgenoemde lijdt aan Alzheimer en komt vier maanden later, in de eerste week dat de documentaire wordt vertoond, te overlijden.

Het telefoongesprek is de ijzersterkte slotscène, die je niet onberoerd laat. Bijna even aangrijpend zijn Majds pogingen om niet alleen de Palestijnen in Israël en in de bezette gebieden te leren kennen, maar ook de Joden. De film dient geen politiek-activistisch doel: vrede en verzoening zijn het thema. De hoofdpersoon, die zelf geen enkel geloof praktiseert, neemt zich voor de heilige plaatsen van moslims, joden en christenen te bezoeken, om er samen met hen bidden.

Bij de al-aqsa moskee in Jeruzalem levert dat geen problemen op omdat Majd officieel moslim is – dat dit niet geldt voor de overige crewleden betekent wel dat zíj moeten achterblijven. Bij de Klaagmuur, op een steenworp afstand van de moskeeënesplanade, ontstaat er een twistgesprek met een rabbijn die zo uit een western kon zijn weggelopen met zijn Amerikaanse accent en grimmige opvattingen over zelfverdediging. Uiteindelijk vindt Majd een jood die bereid is samen met hem te bidden, en die zelfs niet terugdeinst voor een broederlijke omhelzing. Het is echter geen autochtone Israëliër maar een toerist. In de Geboortekerk in Bethlehem, tenslotte, wordt het ploegje hardhandig uit een orthodoxe gebedsdienst gezet.

Pijn
Hoe kijkt Majd Khalifeh op dit alles terug? Hij voelt pijn: ’Omdat ik zo graag wilde wegblijven van de politiek, maar dit onmogelijk bleek. Ook in mijn eigen hoofd sloop het steeds naar binnen, hoezeer ik me ertegen verzette.’

Anderzijds lukt het hem nog altijd om onderscheid te maken tussen politiek en gewone mensen. Slaagt hij er nog altijd in om gewone mensen niet de schuld te geven van een destructieve politieke situatie, ook al zijn ze medeplichtig door leiders te steunen die voor deze situatie rechtstreeks verantwoordelijk zijn.

‘Het is moeilijk uit te leggen, ook voor mijzelf, maar moet je horen: stel, ik woonde in de jaren veertig in Haifa, en ik zag een boot met joden aankomen, en ik zou op de hoogte zijn van de verschrikkingen van de Holocaust. Weet je wat ik hoop dat ik dan zou hebben gedaan? Mij als vrijwilliger aanmelden om deze mensen op te vangen. Betekent dit dat ik de sindsdien gevoerde Israëlische politiek ondersteun? Geenszins. Het een heeft naar mijn gevoel niets met het ander te maken.’

Wie in dit soort conflicten begrip voor alle kampen weet op te brengen, is vaak bij iedereen de gebeten hond. Majd heeft het toch anders ervaren: ‘De meeste reacties waren positief. En de overige reacties zou ik eerder als wanhopig dan als negatief willen kenschetsen. De vredesboodschap wordt wel verstaan, maar het geloof dat het iets zal uithalen ontbreekt. Vaak zit de religie in de weg. Hoe dan ook, deze film ging niet zozeer over conflict, maar over contact: en dan bedoel ik vooral contact van burger tot burger. Ik ben niemand uit de weg gegaan, ging met iedereen die ik tegenkwam in gesprek. En dat sprak kennelijk aan.’

Hij beseft wel dat het voor een incidentele bezoeker makkelijker is zich vredelievend op te stellen dan voor mensen die dagelijks de vernederingen van de bezetting moeten ondergaan. ‘Ik heb gezien en gehoord hoe een soldaat van een jaar of achttien vanachter een microfoon een pakweg vijfendertigjarige moeder met een klein kind tergde met zijn kille instructies. Zo van: “Niet met schoenen aan door het poortje. Allebei terug. Allebei schoenen uit. Eerst het kind door het poortje. Nee, wat zei ik nou? Eerst het kind. Terug.” Enzovoort. Ja, dat is moeilijk te verdragen.’

En toch, ondanks dit soort confrontaties met de barre werkelijkheid van de bezetting, wil het niet uit zijn kop: het idee dat vrede mogelijk is en dat zijn generatie die zelfs nog zal meemaken. Let wel: geen vrede onder de voorwaarden die de Israëliërs graag zien, maar een rechtvaardige vrede, waarbij alle Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen, als zij dat willen, kunnen terugkeren naar een land waar ieder voortaan gelijke rechten heeft. Een land dat dus niet meer in de eerste plaats een Joodse staat is, maar ook geen enkel ander religieus stempel draagt. Een seculiere, werkelijk moderne democratie.

Wat voor naam dat land moet hebben, zal Majd een worst wezen. ‘Wolk’ of ‘Tafel’, oppert hij in de documentaire. ‘Voor mijn part noemen ze het Brussel,’ zegt de jonge Palestijn Ibrahim die hij spreekt in Oost-Jeruzalem.

Is het niet naïef te geloven dat dit binnen afzienbare tijd te realiseren is, gezien de verhoudingen? Majd geeft geen rechtstreeks antwoord. Hij begint te vertellen dat hij wel eens in joodse wijken in Antwerpen komt. ‘En het breekt mijn hart dat ik daar geen contact met de mensen kan leggen. Juist omdat ik zo’n verwantschap voel. Omdat hun warme familiale cultuur, die ook zo typisch Arabisch is, mij zo aantrekt. Ik heb met geen enkele religie problemen, maar jodendom en islam hebben zo veel gemeen, in tal van gebruiken, in de manier van leven. Ik weet nog wat mijn grootvader zei: als je in een stad komt en je zoekt een slager, maar er is geen islamitische slager: ga dan naar de joodse.’

Het is dit gevoel van verbondenheid, dit koppige besef van gemeenschappelijkheid, dat Majd blijft sterken in zijn geloof dat er ondanks alles een gedeelde bestemming in het verschiet ligt. Dat het in zijn biologische vaderland goed kan komen. Nee, wacht even: goed zal komen.

Bekijk de documentaire Stateless: https://vimeo.com/67665395 

Meer over de documentaire hier.

 

Bekijk het vanuit de slaapkamer

De aanslagen van 11 september 2001 waren een omslagpunt voor Shereen El Feki. Ze is half Egyptisch, half Welsh, en kreeg de behoefte haar Arabische afkomst te verkennen. Als epidemioloog en journaliste had ze al onderzoek gedaan naar HIV en Aids in het Midden-Oosten. Het leek haar dat seksualiteit een heel geschikte invalshoek bood om de maatschappij in deze regio dieper te doorgronden. Een paar jaar lang reisde ze rond, sprak ze met gewone burgers en met specialisten, verzamelde alle mogelijke studies die die er gedaan zijn. Het resultaat is is een vlot geschreven boek dat inderdaad een driedimensionaal inzicht geeft in hoe de samenleving is georganiseerd in Arabische landen.

‘In de Arabische wereld is seks het tegenovergestelde van sport’, aldus een Egyptische gynaecoloog. ‘Neem voetbal: iedereen praat erover, maar bijna niemand speelt het. Dan seks: iedereen doet het, maar niemand wil erover praten.’ Ooit werd er in het Arabisch wel uitvoerig en veel geschreven over seks. Duizend jaar geleden verschenen er boeken – inclusief zelfhulpboeken – en gedichten over, en religieuze leiders zagen seks niet als immoreel. Hoe het komt dat die openheid de laatste eeuwen totaal is verdwenen wordt door allerlei deskundigen aan El Feki uitgelegd.

Jongeren in de Arabische wereld groeien op dit moment veelal op zonder kennis van zaken. Ze weten dat seks alleen is toegestaan binnen het huwelijk en dat vooral vrouwen als maagd moeten trouwen. Jongeren tussen 15 en 29 jaar vormen een derde van de bevolking in de Arabische wereld (en tellen samen ongeveer 100 miljoen individuen). De gemiddelde leeftijd waarop men in het huwelijk treedt is flink gestegen vanwege de slechte economische omstandigheden. Er kan niet worden getrouwd zonder dat er een appartement is, en daarvoor is een redelijke bron van inkomsten nodig. Autoriteiten steken de kop in het zand en proberen vol te houden dat deze enorme groep seksueel niet actief is. El Feki vond kleine organisaties die proberen om de vele vragen van jongeren te beantwoorden, bijvoorbeeld door een slim opgezet voorlichtingsprogramma op Palestijnse scholen, of een anonieme telefoonlijn in Egypte. Ze vond ook dienstverleners die zich inzetten voor problematischer zaken als de bestrijding van genitale verminking bij vrouwen, de positie van homoseksuelen en het beschermen van prostituees. Een hele reeks creatieve, slimme en moedige mensen passeert de revue en dat alleen al maakt het boek de moeite waard om te lezen.

El Feki legt een direct verband tussen het slagen van democratie in de Arabische wereld en de aangehangen waarden binnen een huwelijk en ten aanzien van seksualiteit. Gelijkheid tussen partners en persoonlijke vrijheid zijn op elk niveau van de samenleving van fundamenteel belang, net als het tolereren van minderheden. Het feit dat jongeren in 2011 langzittende leiders onderuit haalden, heeft ook binnen families de verhoudingen veranderd. Jonge generaties voelden zich sterk genoeg om hun ouders tegen te spreken. Inmiddels is gebleken dat de oude dictaturen taai zijn en het is dan ook de vraag of de vechtlust en het nieuwe gevoel van eigenwaarde onder jongeren voldoende standhouden om de familiecultuur te beïnvloeden.

Feki mengt in het boek voortdurend persoonlijke verhalen van mensen die ze heeft ontmoet met resultaten van onderzoeken. Haar toon is neutraal. Uit alles wat ze vertelt blijkt echter dat er heel veel moet veranderen voordat er sprake is van een gezonde seksuele cultuur in de Arabische wereld. Wat pleit voor het boek is dat het veel verder gaat dan de gebruikelijke clichés over ongelijkheid tussen mannen en vrouwen binnen ‘de islam’. Belangrijk is El Feki’s constatering dat sociale veranderingen alleen zullen ontstaan door erover te onderhandelen, en niet door confrontatie.

 

In Egypte dreigt een macabere herhaling van zetten

In Egypte staat het zogeheten Al-Jazeera-proces tegen een twintigtal journalisten op stapel. Zij worden onder meer beschuldigd van banden met het terrorisme. Klinkt niet echt geloofwaardig. Wat hebben de militaire machthebbers tegen Al-Jazeera?

Laten we beginnen met een simpel schema: Al Jazeera komt uit Qatar en krijgt veel geld van Qatar. Qatar is ook al tientallen jaren de thuisbasis van sjeik Yoesoef al-Karadawi, een Egyptische theoloog die in 1961 door president Nasser het land uit werd gezet. Al-Karadawi is een van de belangrijkste ideologen van de moslimbroeders. Diezelfde moslimbroeders zijn door de Egyptische militaire machthebbers tot doodsvijand verklaard. Laat nu Karadawi een programma op Al-Jazeera hebben, dat door 60 miljoen mensen wordt bekeken. Ergo: Al-Jazeera en de moslimbroederschap zijn twee handen op één buik! Althans: zo stellen de Egyptische militaire machthebbers het graag voor.

De diepere oorzaak voor de afkeer van Al-Jazeera is dat deze oudste onafhankelijke Arabische nieuwszender al sinds zijn ontstaan in 1996 de nagel aan de doodskist is van dictators, dwingelanden, bulldozer-politici en bullebakken in het Midden-Oosten. In Egypte is Al-Jazeera het werken onmogelijk gemaakt, maar eerder sloot het gezag in Jordanië en Koeweit al eens de kantoren van deze zender en werden vestigingen in Afghanistan en Irak door Amerikaanse raketten getroffen, hoewel de coördinaten van deze vestigingen aan de Amerikanen waren doorgegeven.

Ook riep Al-Jazeera de toorn van Israëlische leiders over zich af door als enige de verschrikkingen te tonen die het Israëlische leger in de Gazastrook aanrichtte. Anderzijds was deze zender de eerste in de Arabische wereld die Israëlische politici aan het woord liet. Evenzo mochten kopstukken van Hamas hun zegje doen, en daarover uitte de Palestijnse president Mahmoud Abbas dan weer publiekelijk zijn misnoegen. Kortom: Al-Jazeera is de eerste zender die het Arabische publiek een venster op de wereld heeft geboden, in al zijn bonte verscheidenheid, en alleen al daarom wordt Al-Jezeera gehaat door de macht.

Er is maar één conclusie mogelijk: up with Al-Jazeera!

Maar Rena Netjes heeft nooit voor Al-Jazeera gewerkt! Wat hebben de militaire machthebbers tegen Rena Netjes?

De militaire machthebbers hebben iets tegen Rena Netjes omdat ze iets hebben tegen buitenlanders die denken te kunnen uitleggen wat er in Egypte aan de hand is – in het bijzonder westerlingen. Het heeft er alle schijn van dat nogal wat Egyptenaren deze afkeer van buitenlanders inmiddels delen. De tijd dat westerse verslaggevers gastvrij in het warme bad van het Tahrir-plein werden opgenomen lijkt lang voorbij.

Uiteraard is hier sprake van manipulatie. Autoritaire leiders fabriceren graag buitenlandse complotten om iedereen de mond te snoeren. Journalisten van elders heten dan al snel spionnen en infiltranten te zijn.

Maar er speelt nog meer. Toen het leger in juli gehoor gaf aan de smeekbeden van een deel van de bevolking om de regering van moslimbroeders af te zetten, spraken westerse commentatoren hierover hun afkeuring en onbegrip uit. President Morsi was ‘democratisch gekozen’ en dan was het goed.

Het democratisch proces is voor de westerse publieke opinie heilig. Maar in een land als Egypte wordt ‘democratie omwille van de democratie’ als volstrekt irrelevant beschouwd. En in beginsel is dat te begrijpen. Wat is het democratisch proces waard als het mensen aan de macht helpt die naar de stellige overtuiging van velen volstrekt ondemocratisch denken? Hitler kwam ook democratisch aan de macht.

Uiteindelijk hebben veel inwoners van landen zonder democratische traditie meer vertrouwen in het leger dan in het democratisch proces, want met het leger weet je wat je hebt en dat is meer dan je van zo’n nieuwbakken democratisch proces kunt zeggen.

In feite staat het leger in dergelijke landen voor hetzelfde als waarvoor het democratisch proces in het westen staat, namelijk voor enige mate van stabiliteit en bestuurbaarheid. Militaire dictators worden niet zelden gehaat, maar tegelijkertijd is het leger het enige instituut dat een zeker respect geniet. Geen enkel ander instituut wekt de indruk op een stevig fundament te rusten, behoorlijk georganiseerd te zijn, en – misschien nog het belangrijkste – iets te belichamen. Het leger belichaamt althans nog nationale trots, weerbaarheid en eenheid in tijden van nood.

In Nederland zijn soldaten ietwat beklagenswaardige padvinders die soms, om duistere redenen, naar een ver en onherbergzaam buitenland worden gestuurd voor een vredesmissie die vooral geen vechtmissie mag zijn, en is heelhuids terugkeren het hoogste doel; maar in een derdewereldland met weinig samenhang is het leger het meest tastbare bewijs dat het land geen fictie is.

In een dergelijk bestel is democratie mooi als het degenen aan de macht helpt op wie men heeft gestemd, en anders moet de democratie weg en mag het leger terug. Het idee dat het volk gekozen leiders na het verstrijken van hun mandaat weer kan wegstemmen wordt helemaal niet als vanzelfsprekend ervaren, en dan is het ook zeker niet vanzelfsprekend. Wellicht kortzichtig, maar het kan gewone mensen niet worden verweten dat het argwanende kortetermijndenkers zijn. Koestering van historische vergezichten is een luxe die zij zich niet kunnen permitteren. Ze kunnen eenvoudigweg niet wachten totdat het democratisch proces over misschien tien jaar, twintig jaar of pas na enkele generaties is ingesleten, is uitgekristalliseerd, betrouwbaar is gebleken en bewezen heeft voor werkelijke stabiliteit te kunnen zorgen. Feitelijk wordt van degenen die het democratiseringsproces op gang moeten brengen gevraagd dat zij zich opofferen.

Zo schiet het natuurlijk niet op en dreigt de mislukking van het democratische project een zichzelf vervullende profetie te worden. Aan de andere kant heeft het geen zin mensen democratie door de strot te duwen.

De Egyptische buikdanseres en actrice Sama el-Masry wil meedoen aan komende parlementsverkiezingen: ‘Are you listen, Obèmè?’

Waar het Arabische publiek helemaal geen zin in heeft is om de les te worden gelezen door westerse betweters. Schrijver dezes heeft dat in de jaren negentig in Algerije al eens mogen ervaren. Algerije, eveneens een militaire dictatuur, werd geteisterd door verschrikkelijke moordpartijen. Haast wekelijks werden dorpjes ’s nachts overvallen door onbekenden – moslim-extremisten naar men aannam, maar ze identificeerden zich nooit – die de kelen van honderden mensen doorsneden. En in Algiers waren er soms drie bomaanslagen op een dag, met tientallen doden. Het hele land was aan de kalmerende middelen. De onverschrokken Algerijnse pers hekelde de militaire machthebbers om hun onvermogen de bevolking te beschermen en verdacht hen zelfs van directe medeplichtigheid. Maar toen de regering tandenknarsend instemde met de komst van een EU-missie, richtte de pers plots haar pijlen op die missie. Als bij toverslag vertoonden regering en media een grote eensgezindheid: waar bemoeide de EU zich mee? Opgerot! Toen de Europarlementariërs zich lieten intimideren en zelfs een aan hen overhandigde brief van het Islamitisch Heilsfront – te vergelijken met de moslimbroeders – niet durfden open te maken, werden ze onbarmhartig uitgelachen.

Klassieke slotvraag: hoe nu verder?

Voor democratie zijn drie dingen nóg belangrijker dan verkiezingen: maatschappelijke instituties die iets kunnen afdwingen, staatsinstellingen die aanzien genieten en de overtuiging dat samenwerken meer oplevert dan elkaar op leven en dood bestrijden. Wat de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld betreft gaat het in het Midden-Oosten overal de goede kant op. Maar het ene land is verder dan het andere. In Tunesië nam het parlement vorige week na twee moeizame jaren van onderhandelingen en twee schokkende moordaanslagen op politici de modernste grondwet in de Arabische geschiedenis aan. Dit gebeurde onder verantwoordelijkheid van een uit islamisten en seculieren bestaande coalitieregering .

Waaraan dit kleine wonder te danken is? Waarschijnlijk aan een vakbondswezen dat wat voorstelt, een relatief ontwikkelde middenklasse, een krachtige vrouwenbeweging, én het afschrikwekkende voorbeeld van het buurland Algerije, waar een burgeroorlog tussen leger en islamisten 150 000 levens eiste. Daarom hield het Tunesische leger zich koest en stelden de islamisten zich minder agressief en arrogant op dan het Islamitisch Heilsfront destijds in Algerije.

Voor Egypte ziet de toekomst er ondertussen zeer dreigend uit. Militaire machthebbers zijn niet per definitie slechter dan burgerpolitici. Toen de Pakistaanse generaal Musharraf de democratisch gekozen premier Nawaz Sharif in 1999 afzette, werd dat wereldwijd met besmuikte instemming begroet, want Nawaz Sharif was een schurk die knokploegen op zijn eigen rechters afstuurde. Maar wanneer generaals te lang als politieke leiders aanblijven – en dat doen ze bijna per definitie – is rampspoed, vroeg of laat, gewaarborgd. Musharraf genoot veel krediet, totdat hij dat op verbijsterende wijze verkwanselde – hij was toen al bijna 10 jaar aan de macht. Zo zal het generaal Al-Sisi ook vergaan, als hij zich net als Musharraf na verloop van tijd gaat verbeelden dat hij de belichaming van de natie is.

Daarnaast dreigt een macabere herhaling van zetten. Ook Egypte leed in de jaren negentig onder bloedige aanslagen van moslim-extremisten. Deze werden gepleegd door de Islamitische Jihad en de Islamitische Groep: organisaties die zich van de moslimbroeders hadden afgesplitst omdat ze geweld zagen als de enige manier om iets te bereiken. De Islamitische Jihad is opgelost in de pan-islamitische jihadistsche beweging Al-Qaeda, de Islamitische Groep heeft de gewapende strijd afgezworen. Maar indien die moslimbroeders weer blijvend de illegaliteit in worden gedwongen, ligt radicalisering andermaal in het verschiet.

Generaal Al-Sisi wordt veel wijsheid toegewenst.

Syrische sportheld groeit uit tot verzetsheld

Dat is dus wat oorlog met slachtoffers doet. Oorlog is, behalve een doodsfabriek, een grote vlakschaaf. Voor de buitenwereld berooft oorlog zijn slachtoffers van hun individualiteit, hun eigenheid – juist door hun slachtofferschap, hun uitzichtloze ontreddering, hun aanhoudende noodkreten.

En dat is puur de oppervlakte. De daaronder liggende werkelijkheid is volkomen anders: elk oorlogsslachtoffer heeft een eigen verhaal, en de extreme omstandigheden die in een oorlog van kracht zijn kunnen eigenschappen in mensen naar boven brengen die anders verborgen blijven, en die hen tot bij uitstek unieke individuen transformeren.

Neem de jongeman in bovenstaand filmpje. Voor de oorlog had hij het niet slecht getroffen: hij was doelman van zowel het Nationale Syrische voetbalelftal onder 23 jaar als van een van de oudste Aziatische sportclubs: Al-Karameh uit Homs. Een jonge sportheld die een zekere landelijke faam genoot en dankzij zijn keeperstalent de gelegenheid kreeg wat van de wereld te zien.

Verzetsicoon
Zijn leven veranderde op slag toen hij op 15 maart 2011 aan zijn eerste grote demonstratie tegen het regime van Bashar Assad deelnam. Homs heette in die dagen ‘de hoofdstad van de revolutie’ en Abdelbaset Saroot was vanaf dat moment bij geen enkele grote demonstratie meer weg te slaan. Al snel groeide hij uit tot icoon van het verzet, met zijn opzwepende speeches en slogans en niet in de laatste plaats zijn gepassioneerd gezongen revolutionaire liederen, waarvan hier een fragment is te beluisteren.

Even gezwind kwam het Syrische bewind met de beschuldiging dat hij een salafist was die in Homs een emiraat wilde vestigen. Eerder al had de nationale Syrische sportfederatie zich gehaast hem voor het leven te royeren. ‘Daar zit ik mee,’ was zijn sarcastische repliek. ‘Dagelijks worden er mensen vermoord en zij denken dat ze me met een royement kunnen treffen.’

Hij is niet vrij van teksten als ‘ik zal het als een voorrecht ervaren wanneer God mij uitverkiest als martelaar te sterven’. Nochtans spreekt hij alle aantijgingen van islamitisch extremisme tegen. Nadrukkelijk rept hij van zijn christelijke en alawitische broeders. En zusters, niet te vergeten. Met de actrice Fadwa Solimandie, ofschoon alawitisch, zich tegen de Assad-clan heeft gekeerd – heeft hij samen op een podium gestaan. ‘Als actrice is het haar beroep om een rol te spelen, maar dit was de echte Fadwa, hier kwam geen acteren aan te pas,’ zou hij daarover zeggen.

Het zijn onder meer dit soort hartverwarmende oneliners die Saroot zo geliefd hebben gemaakt. Zo zei hij over zijn vroegere teamgenoten: ‘Zij hebben zich door het volk laten toejuichen, maar nu is het tijd dat zij aanhangers worden van het volk.’ Op zijn manier deinst hij nergens voor terug. In november 2011 kwam een broer van hem om het leven bij een bomaanslag op hun huis. Luttele momenten later liet hij zich tussen de brokstukken filmen en zei hij schijnbaar onbewogen: ‘Dit is het bloed van mijn broer, dit zijn de hersenen van mijn broer.’

Het is het allemaal waard, hield hij Al-Jazeera twee jaar geleden voor. ‘Ik ben vrij. Als voetballer heb ik de hele wereld bereisd. Maar vrijheid heeft niet alleen met reizen te maken. Hoe zit het met alle anderen? Vrijheid is een groot woord. Wanneer je iets ziet dat verkeerd is, dan is vrijheid de mogelijkheid om daar iets van te zeggen.”

Inmiddels heeft Abdelbaset Saroot al zijn vier broers en een oom aan de oorlog verloren en weet hij dat er een prijs op zijn hoofd staat. In het belegerde centrum van Homs blijft hij nooit lang op één plek en verplaatst hij zich bij voorkeur ’s nachts. Zijn aanhangers hebben zich allang voorbereid op een overlijdensbericht, en halen steeds opgelucht adem als er een recente foto of video van hem opduikt. Want al zegt hij zelf het martelaarschap te ambiëren, anderen gunnen hem en zichzelf toch iets anders. ‘Habibi Abdelbasset, moge God je beschermen’, zingen kinderen hem toe in de verminkte straten van Homs.

Zou Abdelbasset Saroot het nog steeds allemaal de moeite waard vinden, zich nog altijd een vrij mens voelen? Zou er nog veel over zijn van het aandoenlijke, onstuimige idealisme dat hem in het begin kenmerkte? Ooit benadrukte hij het vreedzame karakter van zijn verzetsactiviteiten, maar inmiddels heeft hij zich vaak met een granaatwerper over zijn schouder laten zien.

In het filmpje boven dit verhaal ijkt hij tot het uiterste getergd door de vredesonderhandelingen in Genève, waar de strijdende partijen niet verder kwamen dan geharrewar over humanitaire hulp.

‘We willen dat er een einde komt aan de belegering, we willen niet enkel wat voedselpaketten,’ schreeuwt hij. ‘Ze mogen ons niet vernederen met het al dan niet toelaten van voedsel, zonder een einde te maken aan de belegering. Niemand mag ons in zijn politieke spelletjes betrekken en in onze naam spreken. Niemand kan ons zeggen wat we moeten doen. Als de oppositie geen doorgang voor ons kan garanderen, dan sterven wij liever hier, we hoeven jullie medelijden niet. Als jullie alleen daar zijn om te onderhandelen over voedselhulp, laat ons dan in volledige waardigheid van de honger omkomen.’

Op zeker moment lijkt hij de controle een beetje te verliezen: ‘Zonder vrije doorgang gaan wij ZELF de humanitaire hulpverlening aanvallen ! Dit is onze stad. Wij zijn jihadisten met een goddelijke plicht. Die plicht staat helemaal los van de politieke oppositie. Wij sterven hier en er wordt in ons bloed gehandeld. Maar zolang als wij kunnen, blijven wij vechten.’

Eén ding staat vast: als Abdelbaset Saroot te langen leste een jihadist is geworden, dan heeft Bashar Assad daar voor een heel groot deel de hand in gehad.

* Met dank aan Reda Aissa voor de vertaling.

 

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.