Libanon en de #youstink revolutie

Voor de Libanezen is het rottende afval een metafoor voor hun incompetente en corrupte overheid. Libanon zit al anderhalf jaar zonder president en het land gaat gebukt onder de gevolgen van een impasse tussen twee machtsblokken die het niet eens kunnen worden: de soennieten en de sjiieten. In Libanon is na de bloedige burgeroorlog van 1975 tot 1990 een scherpe politieke verdeling gemaakt langs sektarische lijnen: de president moet altijd een maronitische christen zijn, de minister-president een soennitische moslim, de voorzitter in het parlement een sjiitische moslim en de vicepremier is altijd oosters-orthodox.

Sinds mei 2014 probeert het parlement al een nieuwe president te kiezen maar de vereiste twee derde meerderheid wordt steeds niet gehaald. De 128 zetels in het parlement zijn verdeeld over christenen en moslims en over de 18 verschillende gezindten. En daarnaast nog proportioneel over de 26 regio’s. Dit “eerlijke” systeem is mooi als mensen het eens kunnen worden maar blijkt een drama als er geen bereidheid is om concessies te doen. Nu legt het systeem het hele land plat. Het volk is het beu, maar de minister-president Salam vindt dat er grotere problemen zijn dan afval en weigert te luisteren of te praten met de activisten.

Voor de Libanezen is het rottende afval een metafoor voor hun incompetente en corrupte overheid

De #YouStink revolutie brengt de Libanese bevolking wel dichter bij elkaar en helpt haar zichzelf te organiseren en te veranderen. Het milieubewustzijn was tot voor kort vrij laag. Afval scheiden is in het hele Midden-Oosten geen onderwerp van gesprek. Nu verschijnen er op Facebook filmpjes van Libanezen die afval scheiden in de #LetsSort campagne. En de Libanese zangeres Xriss Jor heeft op 26 oktober nummer uitgebracht over de vuilniscrisis op de muziek van Michael Jackson’s “Care about us”. Het nummer op YouTube wordt ingeleid door de wereldbekende producer Quincy Jones en de videoclip geeft een goed beeld van de Libanese zorgen.

De veiligheidstroepen in het land vinden het moeilijk om de rechten van vreedzaam protesterende burgers te respecteren. Bij de grootste volksprotesten ooit, op 22 en 23 augustus, raakten 343 Libanezen gewond en moesten 59 mensen in het ziekenhuis worden opgenomen, aldus het Rode Kruis. Activisten werden zonder aanklacht opgepakt en vastgehouden en journalisten in hun werk gehinderd. Amnesty International roept de Libanese autoriteiten op onderzoek te doen naar het buitensporige geweld van de veiligheidstroepen en de verantwoordelijken te berechten, maar gezien de grote problemen in het land zal dat niet snel gebeuren.

Libanon, het land met de enorme littekens, heeft er een stinkende wond bij. Het is tijd dat de politieke elite haar verantwoordelijkheid neemt en naar de bezorgde burgers gaat luisteren om het land van de geurige ceders van de ondergang te behoeden.

Gaza is óók een prachtplek – zeker voor ICT-ers

Het is een beeld waarvoor Saady Lozon, geboren en getogen in Gaza, graag wat meer aandacht zou willen. ‘’Altijd maar die foto’s van verwoesting en ontreddering, die helpen ons niet vooruit, en ze zijn eenzijdig. Gaza is ook mooi,” zegt de ICT-ondernemer tijdens een bezoek aan Nederland ter gelegenheid van het tweede Nederlands-Palestijnse bilaterale forum, dat vorige week in Den Haag werd gehouden. ‘’Wij zijn geen slachtoffers. Ja, soms zijn we dat natuurlijk wel. Maar slachtofferschap is niet wat ons definieert. We zitten heus niet allemaal machteloos in onze puinhopen te wachten op humanitaire hulp. Dat is helemaal niet wat we willen, geloof me. Gaza needs trade more than aid: een van mijn lievelingsspreuken.”

Handel met Gaza, kan dat dan, ondanks de blokkade? Ja, dat kan, via informatietechnologie, want die gaat via de lucht en trekt zich dus, behalve waar het computerapparatuur betreft, niets aan van fysieke belemmeringen. Lozon (33) is een van de meest glanzende voorbeelden dat het kan: carrière maken in Gaza, zonder wasta (kruiwagen), zonder smokkel, zonder tunnels. ICT-opleidingen gingen in 1995 van start in Gaza, twee jaar na de ondertekening van de Oslo-akkoorden die het gebied beperkte autonomie schonken. De euforie was destijds groot, temperde weer snel, maar temidden van alle wanhoop en teleurstelling raakte de gemiddeld piepjonge bevolking van Gaza wel steeds beter opgeleid.

Kenmerken van deze bevolking: tuk op alles wat digitaal is, geobsedeerd door onderwijs als uitweg uit de ellende, gevangen in een strook land van 400 vierkante kilometer, en hunkerend naar werk. Dat dit laatste in Gaza niet voor het oprapen ligt is een understatement van jewelste, maar ICT kan vanwege het eerder genoemde grensoverschrijdende karakter de oplossing bieden.

Saady Lozon – klein, gezet, joviaal, en uit zijn pak barstend van energie – voltooide zelf zijn informaticaopleiding in 2005 en droomde toen al van een eigen business. Die begon in een klein kamertje met een compagnon. Al snel kon hij uitbreiden, en inmiddels is zijn bedrijf Unit One, dat outsourcing en web- en mobiele applicaties aanbiedt, een van de grootste ICT-bedrijven van Palestina, met 90 mensen in dienst en klanten in de Golf en in Europa.

Een van die klanten is Lighthouse IP, een Nederlands bedrijf dat wereldwijd opereert en waarvoor Unit One data entryverricht. Volgens Robert Fokkema van Lighthouse verloopt de samenwerking soepel, en dat mag toch opmerkelijk heten, gezien het drama dat zich vorige zomer in Gaza afspeelde: een 55 dagen durende Israëlische militaire campagne die ruim 2000 mensen het leven kostte. Toch lag het werk toen hooguit twee weken stil. Dat was omdat Israël de enige elektriciteitscentrale van Gaza had gebombardeerd en het hele gebied daardoor zonder stroom kwam te zitten.

De overige dagen moest het kantoor weliswaar vaak noodgedwongen gesloten blijven, maar deed het voornamelijk vrouwelijke personeel het werk zonder haperen vanuit huis. De klanten waardeerden dat zeer. De dankbaarheid was wederzijds. Lozon legt het uit: ‘’Ik heb nóg twee oorlogen met mijn bedrijf meegemaakt, in 2011 en 2008, maar die laatste was veruit het zwaarst. Toen dacht ik aan het eind echt even: het is over. Wie wil er onder zulke omstandigheden nog met ons in zee? Nou, iedereen dus. Ik ben geen klant kwijtgeraakt. De ondersteuning en het begrip die we kregen heb ik als bijzonder ervaren. Dit was meer dan ondernemen, dit was vriendschap. En het mooie is: door alle reisbeperkingen heb ik de meeste van mijn klanten nog nooit in levenden lijve gezien.”

Tijdens de 55 dagen durende Israëlische militaire campagne die ruim 2000 mensen het leven kostte, lag het werk hooguit twee weken stil

Buiten de oorlogen is het in Gaza natuurlijk ook geen picknick. ‘’Je werkt hier niet alleen met een plan B, maar ook met een plan C, en een plan D. Soms verloor ik wel eens het geloof. Er is het gedoe met stroom. Ik kan geen bedrijf runnen zonder 24 uur elektriciteit per dag, zo simpel is het. Maar de stroom doet het maar zo’n acht uur per dag. Dus moet ik werken met generatoren, met batterijen. Dan is er de invoer van apparatuur. Die moet natuurlijk wel door die ene grensovergang die nog wordt gebruikt. En dat stokt nog wel eens. Het blijft dus een moeizaam verhaal. Maar je wordt er wel inventief van en dat is dus wat Gaza ook te bieden heeft: mensen die overal een oplossing voor weten. Die zich niet snel laten ontmoedigen.”

Lozon peinst er niet over het geteisterde stukje land dat zijn thuis is achter zich te laten, ondanks alle problemen. “Ik heb een sociale verantwoordelijkheid. Ik moet voor werk zorgen. Honderden females werken op afroep voor me. Die verschaf ik financiële zelfstandigheid. Moet ik die van ze afpakken? Dat gaat niet. In Gaza telt solidariteit.’’

En dan komt er nu die vraag waaraan elke ambitieuze Palestijnse ondernemer een bloedhekel heeft, maar die haast onvermijdelijk is, de Moeder aller K*tvragen: hoe zit het met het startersparadijs, het innovatieve baken in het Midden-Oosten dat aan Palestina grenst, namelijk Israël? Zijn zakelijke contacten daarmee mogelijk en/of wenselijk ? Zou intensievere economische samenwerking de vrede niet kunnen bespoedigen? Of is de gedachte alleen al taboe? ‘’O, maar ik heb diverse Israëlische zakenrelaties,’’ zegt Lozon luchtig, “en het contact is heel vriendschappelijk. Denk je dat elke Israëliër het eens is met wat zijn regering doet? Is niet mijn ervaring. Of meer handel de vrede dichterbij brengt? Laat ik het zo zeggen. Het zou fijn zijn als de Israëlische politieke leiders de gedachte toelieten dat een economisch florerende Palestijnse gemeenschap het beste is voor de Israëlische veiligheid. Dat is wat mij betreft het taboe dat moet worden doorbroken. Ik kijk er naar uit.”

 

Wat ISIS vrouwen in de regio aandoet werkt nog jarenlang door

Neurink is al dertig jaar journaliste, gespecialiseerd in het Midden-Oosten, Sinds 2008 woont ze in Iraaks Koerdistan, niet ver van waar ISIS, Daesh dus, zijn tentakels heeft uitgeslagen.

Haar eerste boek over de beweging was een helder en bondig profiel. Maar daar wilde ze het niet bij laten. Ze vroeg zich af wat ISIS voor vrouwen betekent. De berichtgeving (ook van haarzelf) over ISIS gaat meestal over militaire zaken en territorium. Over welke stad is ingenomen of juist terugveroverd. Ook is er veel aandacht voor jongeren die vanuit Europa naar Syrië afreizen om mee te doen aan de jihad. Maar hoe ziet het leven van de jihadbruiden eruit, de vrouwen van ISIS-strijders, en in het bijzonder van de buitgemaakte meisjes van de yezidi-secte, waar ISIS het niet op heeft begrepen omdat het om duivelaanbidders zou gaan?

Neurink onderzocht de weinige getuigenissen die vanuit ISIS-gebied de buitenwereld bereikten en interviewde tientallen vrouwen die wisten te ontsnappen. Het beeld dat uit hun verhalen oprijst is er een van van totale onveiligheid voor de bevolking in het algemeen en voor vrouwen in het bijzonder.

Aan de hand van een hele reeks persoonlijke ervaringen van tienermeisjes, vrouwen en moeders – uit eerste hand of via familieleden en contactpersonen naar buiten gebracht – beschrijft Neurink de extreme trauma’s die ISIS-leiders de lokale bevolking aandoen. Vooral de plaats die aan seks wordt toegekend en de gewelddadige vormen ervan zijn huiveringwekkend. Door een structuur te bieden waarin jonge Yezidi-meisjes eindeloos en straffeloos worden verkracht (want ze zijn toch geen moslims) wordt deze kleine geloofsgemeenschap zwaar beschadigd. Vrouwen zijn überhaupt totaal rechtenloos. De lokale samenleving in steden als Raqqa en Mosul wordt beroofd van menselijke waarden. Tieners ondergaan op school een grondige hersenspoeling.

Heel belangrijk dat er nu een boek is dat een idee geeft van wat er zich naast al het wapengekletter in ISIS-land afspeelt. Hoewel het ene nare verhaal het andere opvolgt las ik het boek in één adem uit. Treurig en moedeloos werd ik er wel van. Want: “Wat ISIS aanricht is bijna niet meer te herstellen en het zal nog vele jaren gevolgen hebben voor de vrouwenlevens in deze regio.”

“De Vrouwen van het Kalifaat, slavinnen, moeders en jihadbruiden”, door Judit Neurink,
Uitgeverij Jurgen Maas IBSN 978 94 919 2114 8

Syriërs waren afgelopen jaar de grootste investeerders in Turkije

In een achterafstraatje van de populaire winkelstraat Istiklal bereidt de goedlachse kok Fatih Duse (23) een nieuwe salade. Farooj al Zaeem heet het Syrische fastfood-tentje waar hij werkt. Het logo van een kip met cowboyhoed en Sheriff ster prijkt op zijn T-shirt. Fatih en zijn collega’s zingen mee met Biktub Ismak Ya Habibi (Ik schrijf je naam, mijn geliefde)van de legendarische Libanese zangeres Fayrouz.

“Ik vind dit niks”, zegt Fatih. “Voor maar 1200 lira (350 euro) werken we hier zeven dagen in de week, twaalf uur per dag. Mijn kamerhuur is 500 lira. Ik houd amper iets over voor mijn reis naar Europa. De eerste keer pakte de Turkse politie ons op bij de Griekse grens. Binnenkort probeer ik het opnieuw”.

Fatih komt uit Damascus en is student bouwkunde. Hij is een van de 1,8 miljoen Syriërs die over Turkije zijn uitgewaaierd op zoek naar werk en onderdak. Van de ruim 2 miljoen vluchtelingen verblijft maar een fractie – 258.974 – in de 25 kampen. Alleen zij komen in aanmerking voor het extra geld dat de EU beschikbaar heeft gesteld.

De overgrote meerderheid is overgeleverd aan huisjesmelkers en probeert te overleven door zwart te werken in naaiateliers, schoenenwerkplaatsen, in de bouw, in restaurants en in winkels. Turkije geeft geen van deze mensen een vluchtelingenstatus. De overheid noemt hen ‘gasten’. Dat klinkt mooi, maar ondanks de enorme traditionele gastvrijheid en de open-deur politiek van Turkije, hebben deze ‘gasten’ amper rechten.

Alleen al in Istanbul zijn 200.000 tot 300.000 Syriërs neergestreken. Dat leidt tot allerlei spanningen, omdat ze de huren opdrijven en de lonen onder druk zetten. De arbeiderswijk Güvercintepe, waar 40.000 Turken wonen, zag er in korte tijd 10.000 Syriërs bijkomen. In mei werden Syrische winkels beschoten en met stenen bekogeld, en werd een huis in brand gestoken.

Niet alle Syriërs zijn arm en wanhopig. Syrische ondernemers waren het afgelopen jaar de grootste investeerders in Turkije. Van de 3.875 buitenlandse bedrijven die in 2014 werden opgezet in Turkije waren er meer dan 10 procent van Syriërs.

Mohammed Bitar (50) uit Damascus is een van hen. In de wijk Aksaray, waar talloze winkels Arabische opschriften hebben, begon hij in 2012 in een souterrain te koken. “Ik heb inmiddels zeven restaurants met de naam Tarbuş, twee bakkerijen en 340 Syrische vluchtelingen in dienst”, zegt hij trots. “Van maisbloem bakken we per dag 120.000 ‘lavash’ pitabroden”.

Hij slurpt van zijn hete thee en wijst over zijn schouder. ‘Zie je die man met zijn telefoon? Een van de mensensmokkelaars, heeft al duizenden vluchtelingen naar Griekenland gebracht. Als de EU echt wil bereiken dat Syriërs hier blijven dan moeten er samen met Turkije voor hen kansen worden gecreëerd om hun talenten te ontwikkelen en hier een nieuw en zinvol bestaan op te bouwen. Als je alleen maar geld geeft, worden ze lui en afhankelijk.”

Turkije, the morning(s) after

De Koerdische krantenverkoper Nimet Geçgel (40) staat in zijn kiosk te glunderen. “Dit was mijn droom,” zegt hij. “Ik wist dat onze leider Demirtaş het in zich had onze partij over de kiesdrempel van 10 procent te tillen, maar dat de HDP 13 procent zouden halen en 80 zetels dat is een totale verrassing.”

Hij laat zijn favoriete Koerdische krant Özgür Gündem zien die met een dikke kop triomfantelijk de ‘Overwinning van de bevolkingsgroepen’ meldt. Hij verklaart de kop door te onderstrepen dat de zege van de partij niet alleen goed is voor de Koerden maar voor alle groepen in de samenleving die door Erdogan en zijn partij worden geminacht of gediscrimineerd. “Armeniërs, feministen, milieu-activisten, homo’s”.

Even verderop komen twee oude vrienden elkaar tegen, Ayvaz en Hasan. Ze besluiten ter plekke een glaasje thee te drinken op het terras van het culturele centrum Barış Manço. “In het verleden stemde ik net als mijn vriend Hasan op de nationalistische MHP (Grijze Wolven). Uit patriottisme. Het was vooral een stem tegen de terroristische Koerden van de PKK die zonen van mijn vrienden, familie en kenissen hebben vermoord”, zegt Ayvaz Acilan (66), een gepensioneerde computer engineer. “Deze keer heb ik op de sociaal-democratische Republikeinse Volkspartij CHP gestemd, in de hoop de AKP te verzwakken. Ik ben blij dat dat gelukt is”.

De zege van de HDP is niet alleen goed voor de Koerden, maar voor alle groepen in de samenleving die door Erdogan en zijn partij worden geminacht of gediscrimineerd. “Armeniërs, feministen, milieu-activisten, homo’s”

Volgens hem hebben veel van zijn linkse partijgenoten op de nieuwe pro-Koerdische Democratische Volkspartij gestemd. Ze hoopten zo te voorkomen dat de AKP nog meer macht zou krijgen en Turkije in een autoritair regime zou veranderen. “De Koerdische leider Demirtaş realiseert zich dat al die extra stemmen (traditioneel krijgen linkse Koerden niet meer dan 6 procent van de stemmen) ‘geleend’ zijn. Hij zal de belofte dat de HDP een echte brede partij is, die heel Turkije omarmt, nog moeten waarmaken. Slaagt hij daar niet in dan zal hij de helft van de stemmen weer verliezen”.

Kapper Yüksel, die een klant staat in te zepen voor een scheerbeurt, verbaast zich zoals alle Turken over de radicale herschikking van het politieke krachtenveld. Zijn vrouw werkt voor de AKP. Normaal stemt hij niet voor de AKP. Deze keer wel. Waarom? “Omdat Duitsland, Engeland, Amerika en Israël samenspannen tegen onze president Erdogan. Ze doen er alles aan om te voorkomen dat Turkije een sterk en invloedrijk land wordt.”

Dit soort complottheorieën is populair in AKP-kringen. Niet bij Lerares Tuba (39). “Ik ben blij dat we door de nederlaag van Erdogan geen presidentieel systeem krijgen met hem als autoritaire leider.” Haar vijf collega’s knikken instemmend. Ze hebben een vrije dag dankzij de verkiezingen die in klaslokalen werden gehouden. In de tuin van het Viktor Levi restaurant geven ze hun lunch een feestelijk tintje ‘om te vieren dat de AKP heeft verloren’, zegt wiskundeleraar Yaşar (56). “Ik heb voor deze ene keer op de Koerdische HDP gestemd. Alleen maar om de AKP een voet dwars te zetten.” Ze heffen het glas en brengen een toost uit op de overwinning van de gezamenlijke oppositiepartijen. “Şerefe (proost)!”

Controle over lichaam en geest in een overvol vluchtelingenkamp

Het kamp werd in 1949 ingericht voor Palestijnse vluchtelingen, maar wordt nu in meerderheid bevolkt door Syriërs. Het aantal inwoners, jarenlang zo’n 10.000, is inmiddels uitgedijd tot ver boven de 20.000.

Nikita leert uiteraard ook de ouders kennen van de kinderen die ze probeert te helpen. Ibrahim en Khadija bijvoorbeeld, die met hun twee kinderen sinds anderhalf jaar in het kamp wonen. Daarvóór heeft Ibrahim langer dan een jaar in Damascus in de gevangenis gezeten. De reden blijft onduidelijk, maar de sporen van marteling zijn nog zichtbaar op zijn rug, borst en armen. Vier van zijn broers zijn door bombardementen van het regime omgekomen. Evenals de oudste zus van Khadija. Haar jongste zus en haar zwagers zitten nog steeds in de gevangenis.

Khadija had in Syrië een baan als docente. In Libanon werkt ze niet meer, net zo min als echtgenoot Ibrahim. Hun enige vaste inkomen is een toelage van de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN, en die bedraagt 100 dollar per maand. De huur van de kamer – een ruimte van 8 vierkante meter die de ouders en hun twee kinderen delen – is al 130 dollar per maand. Ibrahim wijst naar het dienblad. Hij zegt dat het fruit dat twee van zijn kinderen, Maria en Rakan, van school hebben meegekregen, hun hele middageten is. Om hoeveel fruit ging het? Als antwoord liggen de schillen van twee bananen op een stapeltje van vier borden.

Tot politieke uitspraken laten Ibrahim en zijn vrouw zich niet verleiden. Ze zeggen dat iedere Syriër verantwoordelijk is voor wat er in het land gebeurt. De huidige situatie is door Syriërs zelf veroorzaakt. Sjiieten, soennieten, andere partijen, allen dragen schuld.

Ondertussen zou uit peilingen zijn gebleken dat nogal wat vluchtelingen in Shatila Assad steunen. Zo ook, kennelijk, de buren van Ibrahim en Khadija, getuige de poster van Assad boven de voordeur.

De twee kinderen van het gezin, Maria en Raken, leren zoals gezegd de uitdrukkingsvaardigheden die ze nodig hebben om zelfvertrouwen te kweken. Behalve yoga en dansen zijn dat natuurlijk ook lezen en schrijven.

Hoezeer de achtergronden van de verschillende groepen vluchtelingen in dit benauwde kamp door elkaar lopen, bleek onlangs, toen de Palestijnen de Nakba, ‘de catastrofe’, herdachten. Ze doelen op de stichting van de staat Israël en de daarmee gepaard gaande vlucht van een groot deel van de Arabische bevolking uit Palestina. De herdenking is elk jaar op 15 mei, één dag nadat de Israëliërs hun onafhankelijkheidsverklaring vieren. En dat is wat op de voorhoofden van deze kinderen staat geschreven: ‘Nakba,10 ayar’, ofwel 15 mei. Een dramatische boodschap, die toch vergezeld gaat van een instinctieve glimlach voor de fotografe.

 

Lawaai over genocide verhult schuchtere toenadering tussen Turken en Armeniërs

De winter begint. Het is 1991. Ik loop rond in de stad aan de Tigris nadat ik kampen met Koerdische vluchtelingen aan de grens met Irak heb bezocht. Niet minder dan 450.000 hebben een veilig heenkomen in Turkije gezocht nadat hun opstand tegen het regime van Saddam Hussein met veel bloedvergieten door zijn troepen was onderdrukt.

Ik loop verder de Gazi Caddesi door en sla linksaf een wirwar van straatjes in. Zomaar, om de stad te verkennen. Plots sta ik voor een grote ruïne van een kerk. Het zijn de resten van de Armeense Surp Giragos-kerk. Het dak is ingestort, de altaren zijn vernield, maar de meeste pilaren staan nog overeind. In de bogen zijn nog afbeeldingen van kruisen te zien. Grafstenen met Armeense opschriften lijken als afval te zijn weggegooid.

Op oude prentbriefkaarten uit het begin van de twintigste eeuw is de culturele, etnische en religieuze diversiteit van de stad te zien. Koerdische en Turkse moslims leefden samen met Armeniërs, Assyriërs, Grieken, Joden, Chaldese en Nestoriaanse christenen en Yezidi’s. Bijna de helft van de inwoners – 35.000 – waren Armeniërs. De locoburgemeester was altijd een Armeniër. De helft van de gemeenteraad en het provinciale bestuur bestond uit christenen, vooral Armeniërs. Vrijwel alle artsen, advocaten en apothekers waren Armeniërs, net als belastinginspecteurs, en boekhouders. Velen maakten ook deel uit van de politie.

Na de gedwongen dodenmarsen naar de Syrische woestijn bleven er hooguit nog een paar duizend van deze christenen over. Anderen hadden zich uit zelfbehoud tot de islam bekeerd. De kerk, uit de veertiende eeuw, was een van de grootste in het Midden-Oosten. In de jaren na de massamoorden op de Armeniërs vertrokken de resterende christenen ook uit Diyarbakir weg, met name na het begin van de gewapende acties van de PKK in 1984 tegen het Turkse leger.

Het verval van de kerk ging door tot 2009, toen enkele Armeniërs die in Diyarbakir waren geboren maar in Istanbul woonden, een stichting oprichten om de kerk weer in zijn oude glorie te herstellen. Eind 2011 was het zover en werd de kerk met de zeven altaren weer in gebruik genomen.

Ik sta nu weer in dat steegje in Diyarbakir en loop vol verwachting het ommuurde plein van de kerk op. Het gebedshuis is schitterend herbouwd en gerestaureerd. De kerk krijgt regelmatig bezoekers, vooral toeristen, want Armeniërs wonen er niet meer in de stad. Het is meer een soort bedevaartsoord en een cultureel centrum waar je in de tuin heerlijk kunt eten en genieten van de rode wijn afkomstig van de eeuwenoude Öküzgözü-druif uit Oost-Anatolië.

De wederopbouw van deze kerk is een voorbeeld van een nieuw, toleranter beleid. In het verleden kreeg geen van de religieuze minderheden toestemming onderhoud te plegen aan gebedsruimten, maar de islamitisch geïnspireerde AKP-regering begon steeds meer van hun rechten terug te geven. Het begin van een schuchtere toenadering tussen Turken en Armeniërs, alsmede andere niet-moslims.

Maar er is nog een lange weg te gaan. Honderd jaar na de dodenmarsen en massaslachtingen onder Armeense burgers in het oosten van Turkije wordt ‘Armeniër’ nog steeds gebruikt als scheldwoord. Ook president Erdoğan beschouwt het als een belediging. In een tv interview zei hij: ‘Ze maakten me uit voor Georgiër. Ze scholden me zelfs uit voor iets veel ergers: ‘Armeniër’. Ik ben een Turk”.

Er zijn meer voorbeelden van discriminatie en haatzaaien tegen Armeniërs. Vooral in de pers, maar ook in het dagelijkse leven van Armeense kinderen en volwassenen. Een onderwijzer stuurde een leerling naar huis nadat ze vraagtekens had gezet bij zijn bewering dat alle Armeense schrijvers in 1915 aan tuberculose waren overleden. Geschiedenisboeken op Turkse scholen brandmerken Armeniërs als ‘verraders’. Turkse leraren noemen Armeense kinderen in de klas ‘ongelovigen’. Armeense jongemannen veranderen uit voorzorg hun achternaam in een Turkse naam voor ze in militaire dienst gaan. Veel Armeense zakenlieden doen hetzelfde om maar niet op te vallen als niet-moslim.

De haat en het wantrouwen die ten grondslag lagen aan de bewuste uitroeiing van Armeense christenen door Koerdische en Turkse moslims zijn weliswaar vier generaties geleden, maar in het dagelijkse leven nog steeds actueel. Volgens de Nederlandse Turkoloog Erik-Jan Zürcher zijn er bij die etnische zuiveringscampagne tijdens de eerste wereldoorlog rond de 800.000 Armeense burgers om het leven gekomen. Er wonen nog amper 60.000 Armeniërs in Turkije, vooral in Istanboel.

Er is slechts één dorpje in het gebied waar de volkerenmoord zich heeft afgespeeld, waar nog Armeniërs wonen, Vakifli. Het ligt tegen een van de hellingen van de Musa Dagh (Mozes Berg), aan de grens met Syrië. ‘We zijn hier met iets meer dan honderd mensen. De meesten zijn oud,’ zegt Papken Silahli (78), die zowel Armeens als Turks spreekt. ‘Het inwoneraantal daalt. Kinderen worden hier niet meer geboren. De jeugd trekt weg naar de stad. Twee van mijn kinderen wonen in Amsterdam.’

Trots laat hij het door de Turkse overheid gerestaureerde kerkje zien. Het ruikt er naar wierook. Handgeknoopte tapijten sieren de vloer. Takken met plastic paaseitjes tegen de muur en verwelkte bloemen in een vaas. Buiten hangt een doordringende geur van sinaasappelbloesem die uit de boomgaarden in de vallei opstijgt. ‘Alle bomen die je hier ziet zijn door Armeniërs geplant,’ zegt Silahli. Zelfs op de oude begraafplaats met cypressen en olijfbomen ruik je de sinaasappelbloesem. Graftombes hebben namen als Şanakyan, Keşişyan en Gülyan – de uitgang ‘yan’ verraadt dat het om Armeense namen gaat. Silahli slaat een kruisje en bidt even bij het graf van zijn vrouw die een half jaar geleden overleed.

De uitspraak van paus Franciscus dat het Armeense volk werd getroffen door ‘de eerste genocide van de 20ste eeuw’ is hier in het dorp geen onderwerp van gesprek, zegt Silahli. ‘We weten niet precies wat er allemaal is gebeurd. De archieven moeten meer duidelijkheid verschaffen,’ zo formuleert hij voorzichtig zijn politiek correcte antwoord.

Bülent Arslan, een Koerd uit Diyabakir, die met een vriend in de tuin van het plaatselijke cafeteria geniet van het voorjaarsweer en kijkt naar een bruidspaar dat het dorpje bezoekt voor een fotoreportage, mengt zich in het gesprek. Hij is minder diplomatiek. ‘Ik heb geen enkele moeite te erkennen dat de massaslachtingen van toen een bewuste genocide waren. Bij ons in het oosten kun je er overal in de grotten nog sporen van terugvinden. De Koerden zijn door de Turken opgehitst om Armeense burgers te vermoorden. Ik ken de verhalen van mijn opa. Wij schamen ons voor onze geschiedenis.’

Nurettin Düzgün (61), een Koerdische imker uit Bingöl, die in Vakifli zijn kasten met honingbijen neerzet, noemt de Turkse cultuur er een van ‘zwijgen en straffeloosheid’. ‘Nooit is iemand berecht of gestraft voor de oorlogsmisdaden van toen. De discriminatie van Koerden is ook altijd ontkend. Gelukkig wordt er nu steeds meer gepraat over de genocide en ons lot, in het buitenland en dus ook hier in Turkije.’

Net als Papken Silahli zijn alle inwoners van het dorp kleinkinderen van de Armeniërs die zich in 1915 verzetten tegen de gedwongen Turkse dodenmarsen naar de Syrische woestijn. Zo’n 5000 Armeniërs uit de dorpen op de flanken van de Berg Mozes trokken naar de bergtop waar ze zich met lichte wapens bijna twee maanden verdedigden tegen de aanvallen en omsingeling van Turkse militairen. De Oostenrijkse schrijver Franz Werfel tekende hun heroïsche verzet in 1933 op in zijn beroemd geworden historische oorlogsroman ‘Die vierzig Tage des Musa Dagh’. Silahli’s grootouders en de meeste anderen die ervoor kozen om zich te verzetten, zijn uiteindelijk door Franse oorlogsschepen voor de kust geëvacueerd en naar Port Said in Egypte gebracht.

De verbale oorlog die president Erdoğan en andere Turkse politici nu voeren tegen de paus en alle anderen die van ‘genocide’ spreken, verhult de toenadering tussen de Armeense minderheid en de autoriteiten in Turkije.Veel begon ten goede te veranderen na de moord in 2007 op de Armeense hoofdredacteur Hrant Dink. Hun vaak tot ruïnes vervallen kerken, ook de fraaie Kerk van het Heilige Kruis op het eiland Akdamar in het Vanmeer, worden gerestaureerd met fondsen van de overheid. Voor het eerst benoemde de premier een Armeniër als adviseur. Door de overheid in beslaggenomen bezittingen worden teruggegeven. Onder de islamitische regering van Erdoğan hebben ze meer rechten en vrijheden dan ooit in Turkije.

Bij velen echter zit de angst om de Turken met ‘verkeerde’ uitspraken op de tenen te trappen er nog diep in. Een priester verbiedt om met zijn parochianen te spreken. Een Armeense journaliste zegt op het laatste moment een afspraak voor een interview af.

Hovanis Canoğlu (77), een voormalig boekhouder in Istanboel die in Vakifli werd geboren, is niet bang. ‘Zouden we hier zijn blijven wonen als we steeds haat en vijandschap voelden? Mijn vader en grootvader hebben ons niet met haat tegen de Turken opgevoed. We leven hier normaal en hebben veel Turkse vrienden.’

Een teken aan de wand is dat er bij de parlementsverkiezingen in juni voor het eerst zes Armeniërs meedoen als kandidaat. Wanneer een of meer van hen wordt gekozen en de Armeniërs voor het eerst – honderd jaar na de genocide – in het Turkse parlement vertegenwoordigd zijn, zal dat een nieuwe symbolische stap zijn op weg naar verzoening tussen Turken en Armeniërs.

Egyptische jongeren hebben de hoop op democratie nog niet verloren

Ook in Cairo bestaat zo’n Democratie School, gedreven door de Egyptian Democratic Academy. In februari begon daar voor de derde keer een groep van dertig jongeren met het programma. En in Fayoum, een oase anderhalf uur ten westen van Cairo, is een nieuwe Democratie School gestart onder leiding van Democracy Support Center. De drie organisaties krijgen ondersteuning van het Nederlands Instituut voor Meerpartijen Democratie.

De revolutie van 2011 lijkt te zijn mislukt. Het Egyptische volk heeft nog steeds niet het ‘brood, de vrijheid en waardigheid’ waar de revolutionairen om vroegen. Het politieke bewustzijn dat de revolutie heeft veroorzaakt onder jongeren bestaat echter nog wel degelijk.

In de lange geschiedenis van Egypte was het land nooit democratisch. Dat zie je terug in alle aspecten van de samenleving, in het onderwijs, de economie, de dagelijkse omgang tussen burgers. Het is de omgeving waarin de jongeren die naar de Democratie Scholen komen zijn opgegroeid. Het verschil met vroeger is dat deze jongeren het gevoel hebben dat zij iets kunnen betekenen voor hun wijk, hun stad, hun land. Ze zijn bereid veel tijd te stoppen in het intensieve programma van de Democratie Scholen omdat ze weten dat ze veel moeten leren.

De revolutie van 2011 lijkt te zijn mislukt. Het Egyptische volk heeft nog steeds niet het ‘brood, de vrijheid en waardigheid’ waar de revolutionairen om vroegen. Het politieke bewustzijn dat de revolutie heeft veroorzaakt onder jongeren bestaat echter nog wel degelijk.

Centrale waarde in het programma is inclusiviteit: iedereen kan meedoen. Dat betekent dat de liberale Eslam zes maanden optrok met islamisten en met sociaal-democraten. Dat is van grote betekenis In de gepolariseerde samenleving die Egypte nu is. Deelnemers aan de training ervaren het overbruggen van de kloof tussen partijen als iets heel waardevols. De salafist AbdulRahman organiseerde na afloop van de training samen met enkele liberale deelnemers een korte versie van de Democratie School in zijn eigen dorp. Ze richtten zich op de begrippen tolerantie en samenwerking. De christelijke deelneemster Madeline onderzocht de rol van vrouwen in de islam en hield daar een presentatie over. In de woorden van Sara: “Deze training heeft me duidelijk gemaakt dat wij een aantal basisprincipes delen, welke ideologische verschillen er ook zijn.”

Het curriculum is geheel door Egyptische experts ontwikkeld. Behalve op de basisconcepten van democratie gaat het onder meer in op de rol van media, het opstellen van een begroting, en lokaal bestuur. Een direct resultaat is dat veel van de afgestudeerden hun politieke ideeën hebben aangescherpt en dat ze hebben geleerd hoe ze zelf actief kunnen zijn in hun omgeving. Degenen die lid zijn van politieke partijen krijgen doorgaans een grotere rol in hun partij. Anderen worden actief in hun eigen gemeenschap. Manar uit Munufiya: “We willen zo graag iets doen, dingen verbeteren om ons heen. Maar we hebben geen idee hoe!. Dankzij de Democratie School voel ik me zekerder, durf ik de leiding te nemen.” Nouran, ook uit Munufiya, werkt voor een organisatie die vecht tegen seksuele mishandeling van vrouwen. “We geven voorlichting en voeren campagne in de dorpen. Dankzij de Democratie School voel ik me nog zelfverzekerder over het belang van ons werk.”

Maar het idee van de Democratie Scholen is dat ze vooral op de lange termijn invloed zullen hebben. Als door het hele land groepen jonge democraten actief zijn, van allerlei pluimage en met diverse overtuigingen, zal er een netwerk van democraten ontstaan dat het hele land ten goede komt. Een soortgelijk programma heeft in Indonesië ruim 1500 alumni voortgebracht, van wie er een flink aantal gekozen is in de regionale parlementen, of in de lokale politiek actief is.

Eind dit jaar zullen er in Egypte een paar honderd alumni zijn, uit ten minste drie plaatsen. Het is de bedoeling dat er nog veel meer Democratie Scholen komen, verspreid over het land. Als over twintig jaar Eslam president is van Egypte dan kan hij steunen op een grote en toegewijde groep Egyptenaren met een democratisch hart.

 

Turkse politie mag voortaan met scherp schieten op demonstranten

1) Wanneer mogen de agenten schieten?

De oproerpolitie mag schieten wanneer demonstranten wapens gebruiken of van plan zijn te gebruiken. In de categorie ‘wapens’ vallen volgens de nieuwe wet: brandbommen, katapults, vuurwerk en stenen.

2) Wat staat er nog meer in de wet?

In de 28 artikelen, die na een marathonzitting van 16 uur werden aangenomen met 199 stemmen voor en 32 stemmen tegen, staat onder meer dat de politie en de gouverneurs van de provincies veel meer bevoegdheden krijgen. Vanaf nu mogen huiszoekingen worden verricht en mensen preventief worden gearresteerd zonder tussenkomst van een rechter. Verder mag er zonder instemming van een rechter het internetgebruik van verdachten worden bespioneerd. Degenen die meedoen aan demonstraties als gemaskerde betogers of wapens gebruiken tegen de politie, kunnen vier jaar gevangenisstraf krijgen.

Verontrustend is ook dat degenen die meedoen aan een demonstratie met symbolen van een ‘illegale organisatie’, drie jaar gevangenisstraf kunnen krijgen. Dit artikel is duidelijk bedoeld om de politieke oppositie van de linkse Koerdische PKK, nu opererend onder de naam Democratische Volkspartij (HDP) te onderdrukken.

3) Hoe wordt hierop gereageerd?

De drie oppositiepartijen in het parlement zijn woedend en unaniem tegen deze draconische maatregelen waardoor Turkije steeds verder afglijdt in de richting van een politiestaat. De CHP, de grootste oppositiepartij, heeft vandaag meteen aangekondigd dat ze de nieuwe wet zal voorleggen aan het constitutionele hof met het verzoek de wet te annuleren, omdat die ingaat tegen de rechten in de grondwet.

4) Wat zijn de verwachtingen?

Turkije wordt met deze wet steeds meer een politiestaat. Ik verwacht dat er vanaf nu meer doden gaan vallen bij demonstraties van de oppositie. Tijdens de Gezi-protesten in de zomer van 2013 vielen er al acht doden. Twee van hen doordat ze – tegen alle internationale richtlijnen in – van dichtbij werden beschoten met traangasgranaten. Ik heb het vaak genoeg gezien dat agenten de traangasgranaten niet in een hoek van 45 graden in de lucht schieten, maar recht vooruit richtend op de lichamen van betogers. En tijdens de Koerdische protesten tegen de Turkse weigering om het Koerdische stadje Kobani te helpen, in oktober vorig jaar, vielen er bijna 50 doden, de meesten door politiekogels. Wat rechten en vrijheden betreft gaat Turkije steeds verder de verkeerde kant uit.

De wonderbaarlijke eigenschappen van Turks orchideeënijs

Marthy en Paul kijken hun ogen uit hoe de verkoper het ijs met een lange ijzeren staaf uit de diepe ijstrommel naar boven trekt. Wanneer hij het in het hoorntje heeft geduwd, biedt hij het aan terwijl het ijs nog aan het uiteinde van de staaf is geplakt. Op het moment dat Marthy het ijsje wil vastpakken, draait de verkoper zijn staaf plotseling om. Marthy schrikt en verwacht dat haar ijsje op de grond zal vallen. De verkoper grinnikt. Hij haalt deze grap honderden keren per dag uit. Tot verbazing van de toeristen blijft het ijsje aan de ijzeren staaf hangen. Camera’s klikken. “Hoe is het mogelijk dat het zo blijft plakken?”, vraagt Paul. “Dit is uniek Turks ijs”, zegt de verkoper. “Het heet ‘salepi dondurma’. Al eeuwen wordt het gemaakt van wilde orchideeën uit Anatolië en het stimuleert de zin in seks.”

Opnieuw gelach van de omstanders. De verbazing en scepsis staat op de gezichten te lezen. IJs als viagra? De verwondering en nieuwsgierigheid nemen nog toe wanneer blijkt dat het salepi ijs ondanks de zomerse temperatuur amper smelt en taai is als kauwgom of toffee. Niet alleen de romige substantie, ook de nootachtige nasmaak is bijzonder.

Salepi ijs als afrodisiacum blijkt niet helemaal uit de lucht gegrepen. Het woord salep is afkomstig van het Arabische ‘sahlab’, wat ‘testikels van de vos’ betekent. De orchidee die voor het belangrijkste ingrediënt zorgt van het salepi ijs heet ‘orchis mascula’, letterlijk: mannelijke teelbal. En de twee knolletjes aan het einde van de wortels van deze orchidee lijken inderdaad op zaadballen.

Dat blijkt wanneer ik ze in mijn handen gedrukt krijg van farmacoloog dr. Ekrem Sezik, de autoriteit in Turkije op het gebied van wilde orchideeën en alles wat te maken heeft met het vervaardigen van salep uit de gedroogde wortelknolletjes van de exotische bloem. Hij doet al 40 jaar onderzoek naar inheemse Anatolische orchideeën. Zijn passie voor de plant blijkt overduidelijk uit de inrichting van zijn werkkamer aan de Gazi Universiteit in Ankara. Er hangen foto’s en een schilderij van de ‘orchis anatolica’. En hij laat gedroogde wortelknolletjes van orchideeën zien, die door een herder tot een ketting aaneen zijn geregen.

Dr. Sezik was de eerste die in 1967 een inventarisatie maakte van de in Turkije voorkomende orchideeën. Er zijn ongeveer 150 soorten, aldus Sezik. “Zo’n 120 soorten zijn geschikt voor het vervaardigen van salep-poeder. Dat wordt niet alleen gebruikt voor de productie van salepi ijs maar ook voor een warme salep melkdrank, die vooral ’s winters populair is”.

De geleerde heeft net drie jaar veldonderzoek achter de rug. Hij bezocht de vijf streken in het noorden (Kastamonu), zuidwesten (Mugla), zuiden (Antalya) en zuid-oosten (Maras en Van) van Turkije waar de salepi orchideeën groeien. “Ik ben in het bloeiseizoen met herders en dorpsbewoners mee geweest naar de berghellingen om de wortelknolletjes van de bloemen op te graven. Ik heb de handelaren opgespoord en hen geinterviewd, en ik heb gezien hoe het salepipoeder wordt verkregen”.

Elk van de salepi orchideeën heeft twee knolletjes: de oude is gerimpeld en verschrompeld en bruin van kleur. De andere heeft een lichte kleur, is bolvormig en is de dochter. In het Turks heet zij ‘iyisi’ (de goede).

Het oogsten van de salep is het werk van vrouwen, kinderen en schaapherders in de arme gebieden van Anatolië. Zij trekken de heuvels in en gaan op zoek naar de exotische bloemen. Heel de plant graven ze uit. Alleen de dochterknolletjes zijn voor hen commercieel van waarde. Eerst krijgen ze een grondige wasbeurt. Daarna gaan ze in kokend water, ‘ayran’ (met water aangelengde yoghurt), of volle melk, afhankelijk van de verschillende tradities per streek. Ze worden afgespoeld met koud stromend water en gedroogd in de zon, uitgespreid op een doek op het erf of aan een draad geregen aan boomtakken. Tijdens het drogen en inkrimpen van de salepi knolletjes verliezen ze 70 tot 80 procent van hun gewicht. Ze worden keihard wanneer ze op een goede manier gedroogd zijn en kunnen jaren lang worden bewaard zonder dat ze hun kwaliteit of smaak verliezen.

“Het is arbeidsintensief werk”, zegt dr. Sezik “en de verzamelaars verdienen er relatief weinig mee, al is het voor deze straatarme mensen een welkome bijverdienste. Voor 1 kg gedroogde salep krijgen ze gemiddeld 78 euro. Daar moeten ze 7 kg knolletjes voor verzamelen wat meestal zo’n 14 dagen in beslag neemt.”

Voor het ‘vossenklotenijs’ wordt salep niet alleen gebruikt wegens de bijzondere smaak, maar ook omdat het een uitstekend bindmiddel is en het smelten van het ijs vertraagt. Het bekendste salepi ijs heet ‘Maras dondurmasi’; ijs dat uit Kahramanmaraş komt in het zuidoosten van Turkije.

Daar zijn ze in het religieuze en conservatieve provinciestadje maar wat trots op, zo blijkt. In de bazaar haalt kruidenman Harkan desgevraagd een pot met salepipoeder tevoorschijn. Hij is verguld met deze onverwachte belangstelling uit het verre Nederland en laat de bezoeker zonder problemen aan het melkwitte poeder ruiken. Ondertussen wenkt de ijsmaker van de ouderwets Ferah ijssalon dat er bij hem gratis geproefd kan worden van een grote portie salepi-ijs. Het romige spul blijft welddadig lang tussen tong en gehemelte zitten. En de pregnante melksmaak is moeilijk thuis te brengen. “Wij gebruiken alleen geitenmelk. Dat maakt Maras ijs zo bijzonder”, legt ijsmaker Sakir Inalbars (48) uit. “Wij kopen onze saleppoeder in bergdorpen en van handelaren. De beste salep komt van orchideeën hoger in de bergen.”

Er zijn hier in Kahramanmaraş talloze ijssalons waar ze deze exotische delicatesse met de ondeugende bijnaam verkopen. Het is er altijd druk. Jonge vrouwen met streng-islamitische hoofddoeken giebelen terwijl ze hun portie ijs, bestrooid met pistachekruimels, met mes en vork op maat snijden. Kinderen vragen hun ouders een ijsje voor hen te kopen en staren verwachtingsvol naar de gespierde ijsverkoper Hüseyn, wanneer deze met zijn lange ijzeren staaf wat ijs uit de trommel naar boven haalt en het met zijn latex handschoen in een hoorntje duwt. “Aan kinderen verkopen blijft toch het leukst”, zegt Atilla. “Hun grote ogen en dankbare blik zijn kostelijk”. Atilla begint weer op het ijs te bonken met zijn ijzeren staaf om de taaie ijssubstantie enigszins kneedbaar te houden. Het is zwaar werk en alleen geschikt voor echte kerels met spierbundels als Hüseyn, die in zijn vrije tijd ook bodybuilder is.

Zijn assistent Siddlik is klein van stuk en is meer het type dat aarzelende voorbijgangers met een vlotte babbel en een kwinkslag overhaalt om wat te kopen. “Lekker ijsje, mooi meisje”, zegt hij plots in perfect Nederlands. Hij grijnst en legt in goed Engels uit dat hij elke zomer in Bodrum onder de buitenlandse toeristen werkt.

De Yashar Pastanesi is de populairste ijssalon in de Trabzon Caddesi, de belangrijkste winkelstraat van Kahramanmaraş. In de altijd drukke zaak hangen foto’s van Turkse en buitenlandse politici, popsterren en tv-sterren die hier ijs kwamen eten. Op een van de foto’s hangt een stuk ijs zo groot als het karkas van een kalf aan een haak. Het wordt met een kettingzaag doormidden gesneden.

De ijssalon is eigendom van Mado – de afkorting voor Maras Dondurma – die de grootste salepi ijsfabrikant van Turkije is en hier haar hoofdkwartier heeft. In de ijsfabriek wordt in volcontinudienst door duizend medewerkers ijs gemaakt. Over heel Turkije heeft Mado 5000 werknemers, zegt directeur Mehmet Kambur.

Op een van de foto’s hangt een stuk ijs zo groot als het karkas van een kalf aan een haak. Het wordt met een kettingzaag doormidden gesneden.

“Ijs maken is mijn leven. Ik sta er mee op en ga er mee naar bed. Het is mijn passie”. De gezette Kambur is een brok dynamiek. Hij lijkt het multitasking te hebben uitgevonden. Terwijl hij zit te praten, begroet hij tussendoor een gast, en heeft even aandacht voor een van zijn medewerkers die hem vanuit het laboratorium wat nieuw ijs wil laten proeven. Hij werpt een snelle blik op de substantie, proeft even en wijst het van de hand. “Kijk, er is geen objectieve standaard”, zegt de ijsmaker. “Het is een ambacht, een kunst. Net als koken. Een kok is ook op zoek naar het beste vlees en een uitgebalanceerde mix van kruiden. Er zijn twee soorten ijs in de wereld: soft ijs uit Italie en taai ijs uit Karamanmaras. En wij zijn de wereldleider van het salepi ijs.”

Mado heeft inmiddels zo’n 400 zaken over heel Turkije. En in het buitenland groeit de populariteit van het Turkse orchideeënijs eveneens. Mado opent steeds meer zaken. In Australië, Japan, Korea, Dubay, Las Vegas, Rusland, Italië, Duitsland. De gedrevenheid van Kambur verzet bergen, want als echte zakenman wil hij de wereld veroveren met het ‘meest exotische ijs uit Anatolië’.

 

Simpel van opzet, groots in zijn uitwerking: de nieuwe roman van Amin Maalouf

De hoofdpersoon, Adam, beleeft aangename dagen vol herinneringen aan zijn jeugd en aan de tijd voor de burgeroorlog, die het land kapot maakte. In de lange gesprekken die Adam met zijn vrienden voert worden de standpunten beargumenteerd van alle groepen waarvan zij deel uitmaken. Adam is historicus, en bovendien iemand die bij voorkeur een middenpositie inneemt. Daardoor, en door de diepe verbondenheid die hij met zijn vrienden voelt kan hij geen van hen afwijzen. De enige persoon die echte weerstand bij hem oproept is de overleden corrupte politicus, ooit zijn beste vriend. Hij stelt zich ten doel een reünie van de oude vriendengroep te organiseren. Het boek beschrijft de aanloop daarnaar toe.

Het lijkt of er een gewoon verhaal wordt verteld, maar dat is niet zo. De personages zijn te beschaafd, de toevalligheden niet echt realistisch, en de liefdesaffaire is te mooi. De Ontheemden is groter dan in eerste instantie lijkt. Het is een gesprek tussen mensen die ooit verbonden waren maar nu verdeeld zijn. Grote thema’s passeren de revue, maar dat gebeurt terloops: leven onder dictatuur, de bevrijding van het lichaam, migratie, de ethische dimensies van conflicten, de positie van minderheden, revoluties, religies en atheïsme, oost-west verhoudingen.

Hoewel Libanon, het geboorteland van Maalouf, niet bij naam wordt genoemd, staat dat land model voor het verhaal. Adam en zijn vrienden lijden onder het feit dat ze bij een verslagen cultuur horen, bij een verslagen volk. Ze vragen zich af waarom het hen, de ‘weldenkenden’, niet gelukt is de ontwikkelingen in hun land en regio gunstig te beïnvloeden. “Hoe komt het dat wij nu de verliezers, de overwonnenen zijn? Dat we zo verstrooid zijn over de wereld? En dat onze inzichten nauwelijks meer worden verwoord?”

Het boek nodigt ook uit tot nadenken over ‘de ander’ in het algemeen, over samenleven met verschillen. Dit is een boek over de mensheid, verteld door Adam. Ja, een prachtig boek.

“Ja, natuurlijk ben ik ook in een land geboren, in een stad, in een gemeenschap, in een gezin, in een kraamkliniek, in een bed… Maar het enige wat voor mij telt, net als voor alle andere mensen, is dat ik ter wereld ben gekomen. Ter wereld!”

Nieuwe fase in Turkse broederstrijd

1. Wie zijn de gearresteerden?

Het gaat vooral om mensen uit het media-imperium van Gülen. Hoofdredacteur Ekrem Dumanli van de populaire Turkse krant Zaman. Hidayet Karaca, hoofd van de Samanyolu tv zender en een scriptwriter, producer en assistent van een nationalistische soapserie, die zich volgens AKP-aanhangers beledigend uitliet over de profeet Mohammed en een hetze voerde tegen een rivaliserende islamitische sekte. Daarnaast drie voormalige hoge politiecommissarissen.

2 De AKP en de Gülen beweging waren toch bondgenoten?

Tot omstreeks 2011 trokken ze samen op tegen hun gemeenschappelijke vijand, de anti-democratische Turkse generaals die sinds het begin van de moderne Turkse Republiek in 1923 vrome moslims en hun politieke partijen altijd hebben gedwarsboomd, gediscrimineerd en verboden. Toen de politieke invloed van de generaals door massa arrestaties en het omstreden Ergenekon-proces was uitgeschakeld, begonnen er scheuren te ontstaan in de samenwerking.

3. Wat is het verschil tussen de AKP en de Gülen beweging?

Beiden zijn onderdeel van de conservatief islamitische beweging in Turkije. De Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) komt voort uit de politieke islam, de Milli Görüş (Nationale Visie) organisatie van de voormalige politiek leider Necmettin Erbakan, die geïnspireerd werd door de Moslim Broederschap.

De Hizmet (Dienstbaarheid) beweging van Fetullah Gülen is moderner, en hangt een tolerantere vorm van islam aan gebaseerd op het gedachtengoed van de islamitische theoloog Said-i Nursî, die onderwijs, wetenschap en positieve actie propageerde. Veel Gülenisten zijn echter zeer nationalistisch. Gülen liet zich nooit in met politieke actie of gaf steun aan de partijen van de politieke islam. In 1999 steunde de beweging wel de links-nationalistische partij van Bülent Ecevit, wiens Democratisch Linkse Partij toen de grootste werd. Na het aan de macht komen van de AKP werkte de Gülen beweging samen met de partij van premier Erdoğan.

4. Hoe ontstond de breuk?

Het wantrouwen groeide sinds januari 2009 toen Gülen zijn ongenoegen uitte over het gedrag van premier Erdoğan in Davos. Na een verbale aanvaring tijdens een paneldiscussie van het World Economic Forum met de Israëlische president Shimon Peres beende Erdoğan verontwaardigd het podium af, omdat hij niet meer tijd kreeg voor zijn kritiek op de Israëlische aanvallen op Gaza. Ook veroordeelde Gülen in mei 2010 het door Erdoğan gesteunde initiatief om schepen met hulpgoederen naar de Palestijnse bevolking in Gaza te sturen en zo de Israëlische blokkade te doorbreken. Bij de aanval door Israëlische commando’s op het Turkse schip Mavi Marmara werden acht Turkse en een Turks-Amerikaanse activist doodgeschoten. De aanhoudende Turkse kritiek op Israël en de onderhandelingen met PKK-leider Abdullah Öcalan om een politieke oplossing te vinden voor de Koerdische kwestie waren stenen des aanstoots voor Gülen en leidden tot een openlijke machtsstrijd.

In de maanden voorafgaand aan de parlementsverkiezingen van 2011 zuiverde Erdoğan de kieslijsten van Gülen aanhangers en van iedereen die bevriend was met president Abdullah Gül. Een openlijke confrontatie volgde in februari 2012 toen een aanklager die banden zou hebben met de Gülen beweging het hoofd van de nationale inlichtingendienst, Hakan Fidan, wilde verhoren voor zijn rol in de geheime onderhandelingen met de PKK. Dit was voor Erdoğan het begin van het einde. Hij beschermde Fidan. En hij begon een campagne om alle bijscholingsinstituten – waarvan een groot deel in handen is van de Gülen beweging – te verbieden en te sluiten. Deze zogeheten deshane scholen zijn een belangrijke bron van inkomsten voor de Gülenisten en, nog belangrijker, een groot reservoir om nieuwe aanhangers te recruteren.

Het definitieve einde van het verstandshuwelijk tussen de Gülen beweging en de AKP waren de aanklachten wegens steekpenningen en corruptie in regeringskringen die vorig jaar december openbaar werden gemaakt. Door aanhangers van Gülen, aldus Erdoğan. Het was volgens hem een poging om zijn regering met een staatsgreep ten val te brengen. Hij zette de tegenaanval in en begon met een massale zuivering van de bureaucratie en het justitie- en politie-apparaat. Duizenden ambtenaren verloren hun baan op verdenking aanhanger te zijn van Gülen. De arrestatiegolf van gisteren moet worden gezien als onderdeel van de wraakactie van Erdoğan.

5. Hoe wordt er in Turkije gereageerd op de arrestaties?

De reacties vallen in drie groepen uiteen. A. Veel kritiek en protesten van collega’s en vrienden van degenen die gisteren werden opgepakt. Maar ook protesten uit solidariteit van mensen uit de oppositie die het niet eens zijn met Gülen, maar zich inzetten voor de persvrijheid. B. De tweede groep bestaat uit mensen die leedvermaak hebben. De meesten zijn aanhangers van de republikeinse oppositie en zeggen ‘eigen schuld dikke bult’, omdat veel van degenen die nu gearresteerd zijn voorstanders waren van de arrestatiegolf die in 2007 begon tegen bijna 300 militairen, journalisten en anderen uit het seculiere kamp, omdat ze leden zouden zijn van de ultra-nationalistische Ergenekon organistie die een staatsgreep tegen de AKP zou hebben voorbereid. “Nu overkomt jullie hetzelfde wat ons is aangedaan”, wordt in die kringen gezegd. C. Mensen die instemmen met de arrestaties van gisteren. Dat zijn aanhangers van de AKP-regering die geloven in de complot theorie dat de verdachten betrokken zijn bij een samenzwering om de regering en president Erdoğan ten val te brengen.

6. Zijn de arrestaties een slimme zet of komt er een boomerang effect?

Op de korte termijn verzwakt het de Gülen beweging. Erdoğan is er al in geslaagd om de aanklachten wegens corruptie om te buigen in een aanklacht tegen de aanklagers dat ze een staatsgreep aan het voorbereiden waren. De gemeenteraadsverkiezingen van maart en de presidentsverkiezingen in augustus hebben bewezen dat zijn taktiek van ‘de aanval is de beste verdediging’ werkt en tot verkiezingsoverwinningen leidt. Op de lange termijn kan het misschien diverse delen van de oppositie in elkaars armen drijven en zo het politieke verzet tegen de AKP versterken.

7. Waarom blijven de Turken zo massaal achter Erdoğan staan?

Hij heeft de afgelopen elf jaar gezorgd voor economische en politieke stabiliteit. De welvaart is toegenomen. De kwaliteit van de gezondheidszorg, de infrastructuur, de sociale voorzieningen is verhoogd. Het aantal scholen en universiteiten is explosief toegenomen. Een groter deel van de bevolking – rond de 50 procent – is tevreden met hoe het gaat in Turkije dan voor de AKP aan de macht kwam. Bovendien is er voorlopig geen alternatief, omdat de oppositie zwak is en geen wervende visie heeft voor de toekomst van Turkije.

 

Een jongeman grootgebracht met illusies

Khaled Al-Berry groeide op in de jaren ’70 en ’80 in Asyut, een stad 400 kilometer ten zuiden van Caïro met een grote christelijke gemeenschap. Hij had geen slechte jeugd, eigenlijk werd hem niet veel in de weg gelegd. De maatschappij was corrupt, dat wel, maar hij kwam uit een goede familie en kon lekker zijn gang gaan als jongen. Hij hield van voetbal en van muziek, vooral van de grote ster AbddelHalim Hafez.

De Jama’a Islamiya (‘Islamitische Groep’) ontstond nadat de Egyptische Moslimbroeders in de jaren ’70 van de vorige eeuw geweld afzworen. De Jama’a is volgens de VS en de EU een terroristische organisatie. Ze had lang als doel de Egyptische regering omver te werpen, ten gunste van een islamitische staat. In de jaren ’90 had de Jama’a vele duizenden gewapende leden. Lokale groepen waren heel actief in universiteiten, waar ze zich inzetten voor het gescheiden houden van mannen en vrouwen en voor het dragen van ‘islamitische’ kleding. In diezelfde periode leidde het verzet tegen de regering tot de dood van bijna 800 strijders, politiemensen, soldaten, burgers en toeristen. Vele leden van Jama’a werden opgepakt. Op een gegeven moment zaten 20.000 leden in de gevangenis. Inmiddels heeft de organisatie geweld afgezworen.

Waarom werd Al-Berry lid van de Jama’a? Eigenlijk vooral omdat hij een aantal sheikhs en broeders van de groep tegenkwam die hij heel wijs en sympathiek vond. Het was een geleidelijk proces dat begon toen hij een jaar of elf was. Hij bracht veel tijd door met de broeders (‘broeder’ is de term die de Jama’a-leden voor elkaar gebruiken), las veel, voerde gesprekken, bad in de moskeeën waar de Jama’a de dienst uitmaakte. Na een aantal jaren realiseerde hij zich dat hij gewoon één van hen was. Hij wilde mensen laten zien dat hij een broeder was, en dat deed hij met zijn kleding. Zoals een vrouw een hoofddoek of niqab behoorde te dragen, zo trok de jonge Al-Berry een korte jalabiya aan. Traditioneel dragen veel Egyptische mannen lange wijde ‘jurken’, en het dragen van deze korte variant was een duidelijk statement.

Wat leerde Al-Berry zoal bij de broeders?

Er werd veel lesgegeven door de voormannen, zodat de jonge broeders uit het hoofd leerden wat de normen zijn en waarom. Een basisnorm van de broeders was dat ze zich afzetten tegen christenen. Verder werd vermenging van mannen en vrouwen beschouwd als bron van alle corruptie. Omdat de broeders zichzelf zagen als de bewakers van de moraal besteedden ze veel aandacht aan het bestrijden van die corruptie.

De jonge broeders leerden precies waarin zij zich onderscheidden van andere islamitische bewegingen (de Moslimbroeders waren de grootste vijand, die vond men bedriegers! Dat was al duidelijk omdat ze meededen aan parlementsverkiezingen. “Terwijl het parlement de meest extreme manifestatie is van ongeloof, het ontneemt God immers van Zijn absolute recht om de wet te bepalen voor de mensheid.”). De leden van de Jama’a leerden verder de ingewikkelde redeneringen over wie een vijand van de islam is, en wanneer je iemand mag doden.

Gevangenissen hoorden bij de Jama’a. De verhalen over vastzittende leiders en over martelingen waren vaak onderwerp van gesprek. In veel gevallen leidde gevangenisstraf niet tot gedragsverbetering. Sterker nog, de broeders verdeelden zelf de studenten en leerlingen over de gevangeniscellen op een manier die hun Jama’a-opleiding bevorderde. Ook Al-Berry belandde in de gevangenis, en zijn tijd daar viel hem zwaar. Toen hij na een aantal maanden plotseling werd vrijgelaten met een waarschuwing (een rechtszaak was er nooit geweest) liep hij op straat en werd overvallen door het gevoel dat het leven mooier is dan het paradijs.

Waarom ging hij zijn eigen weg?

Om niet op te vallen schoor Al-Barry na zijn vrijlating zijn baard af en vermeed de moskeeën die met de Jama’a werden geassocieerd. Zo ervoer hij voor het eerst in jaren hoe het was om ontspannen over straat te gaan. Er ging veel om in zijn hoofd. Uiteindelijk kwam hij tot de conclusie dat zijn kwaliteiten niet bruikbaar waren voor de Jama’a. Hij was veel meer een denker dan een vechter. Hij wees het gedachtegoed van de Jama’a niet af, verre van, maar trok zich terug uit de strijd.

In totaal was Al-Barry zes jaar lid van de Jama’a. De zes jaar die daarop volgden waren zwaar. Hij ging studeren in Caïro, waar hij heel eenzaam was. Hij dacht na over wie hij zelf is, ging films kijken, Engels leren, en bleef lang behoorlijk in de war. Het waren uiteindelijk schrijvers en denkers, zowel Egyptische als Westerse, die hem het licht deden zien. Zij waren het “die de schellen wegnamen voor de ogen van een jongeman die was grootgebracht met illusies.”

In deze tijd waarin Europa probeert te begrijpen waarom tientallen jonge moslims uit Europa zich bij de strijd in Syrië en Irak voegen, is het de moeite waard ons te realiseren dat het overgrote merendeel van jihadstrijders afkomstig is uit het Midden-Oosten zelf. De context waarin Al-Berry in de jaren ’80 van de vorige eeuw aangetrokken werd door de Jama’a Islamiya geldt nog steeds voor veel jongeren in Egypte, Jordanië, Saoedi Arabië, Marokko…

Life is more beautiful than paradise, a jihadist’s own story – Khaled Al-Berry, Haus Publishing 2009

Afghanistan: het glas is halfvol

De NAVO missie – die op haar hoogtepunt 120.000 soldaten telde – eindigt in december, terwijl de Taliban de afgelopen jaren steeds sterker waren geworden. Na twee termijnen van vijf jaar zou er een einde komen aan het presidentschap van Hamid Karzai en was 2014 dus een verkiezingsjaar. Volgens historici was dit de eerste vreedzame democratische machtsoverdracht in de geschiedenis van Afghanistan. Het was daarmee ook een erg spannend en uitputtend jaar voor het land. Een rampjaar is het gelukkig niet geworden.

Verkiezingen in tijden van oorlog zijn per definitie ingewikkeld. In Afghanistan woedt het meeste geweld in het zuiden en oosten. Daar zijn de Taliban actief en daar zijn ook de Pathanen geconcentreerd,de bevolkingsgroep die claimt de meerderheid in Afghanistan te vormen (niemand die dit precies weet, in Afghanistan is nooit een census gehouden). Vanwege het vele geweld in het zuiden en oosten is de opkomst bij verkiezingen daar normaliter laag. Ook is het heel moeilijk te controleren of een stembusgang eerlijk verloopt. Bij vorige verkiezingen in Afghanistan was vooral de periode na de verkiezingen cruciaal. De kandidaten moesten het erover eens worden welke stemmen wel en welke niet werden meegeteld en op basis van welke criteria dat gebeurde. Dat kon soms maanden duren.

Democratie versus Taliban

De eerste ronde van de presidentsverkiezingen was op 5 april. De maanden die daaraan vooraf gingen beleefde ik als een wedstrijd tussen democratie en de Taliban. Onder de bevolking leefden de verkiezingen sterk. Mijn collega’s en vrienden volgden de campagne op de voet. Straten in Kabul waren volgeplakt met verkiezingsposters. In de auto op weg naar de noordelijke stad Mazar-e-Sharif zag ik overal langs de kant verkiezingsposters met in het midden de presidentskandidaat geflankeerd door zijn twee running matesvoor het vice-presidentschap. Links en rechts werden debatten en bijeenkomsten voor aanhangers georganiseerd. Ook op TV kreeg het verkiezingscircus veel aandacht. Maar de Taliban zaaiden dood en verderf, volgens hen waren de verkiezingen een door de Verenigde Staten met hulp van Afghaanse marionetten georganiseerde schijnvertoning. De Taliban riepen de bevolking op niet te gaan stemmen. Tevens verklaarden ze dat het verkiezingsproces een primair doelwit voor aanslagen zou zijn. Maart was een heftige maand in Kaboel met twee of drie aanslagen per week. Mijn werk werd volledig gedomineerd door dagelijks veiligheidsmanagement.

Dieptepunt

Het dieptepunt kwam toen op 20 maart een groep jonge Taliban een aanslag op het Serena hotel pleegden. Ik kon mijn oren niet geloven toen ik het eerste bericht kreeg dat ze het Serena waren binnengedrongen. Dat was immers een onneembare vesting waar diplomaten en hulpverleners even op adem konden komen van de stress in Kaboel. Die avond schoten de Taliban negen burgers dood, onder wie een Afghaans gezin en een aantal internationale verkiezingswaarnemers. Vooral de aanslag op het gezin met kleine kinderen, dat Afghaans Nieuwjaar (Nawroz) vierde, kwam hard aan, ook bij mij. Veel mensen in mijn naaste omgeving waren boos, verward en verdrietig.

Hoop

Zestien dagen na “Serena” vonden de verkiezingen plaats. De veiligheidsmaatregelen waren immens. De dag voor de stembusgang reed ik door de stad en stuitte elke paar minuten op een checkpoint. De auto werd van binnen en buiten onderzocht. Soldaten fouilleerden mij van top tot teen.

De opkomst was hoog: ongeveer 80%. De beelden van lange rijen kiezers voor een stemburo vervulden Afghanen met trots. De Taliban hadden de weken ervoor aangetoond overal te kunnen toeslaan, toch trotseerden de Afghanen het gevaar. In sociale media legden Afghanen uit dat ze per se wilden stemmen om een signaal af te geven aan de Taliban. Een vriend die ’s avonds kwam eten zei: ‘Ik was bang om in de rij te staan, maar na wat er in Serena was gebeurd, moest ik wel stemmen.’ Het gevreesde geweld bleef grotendeels uit. Er waren geen ‘grote klappen’ in Kaboel of andere grote steden. Politieke leiders en journalisten uit de internationale gemeenschap reageerden opgelucht en opgetogen. Afghanen in mijn naaste omgeving waren trots en blij.

De kandidaten die de meeste stemmen kregen, Abdullah Abdullah (45% van de stemmen) en Ashraf Ghani(32%), gingen door naar de tweede ronde. Omdat het verschil tussen Abdullah en Ghani groot was en omdat nummer drie ruim achterbleef, hadden de kandidaten geen enkele reden de uitslag aan te vechten. Kortom: een hoge opkomst, weinig geweld, en geen ruzie tussen de kandidaten over de uitslag. De democratie had zichzelf overtroffen en stond halverwege het jaar ruim voor op Taliban. De euforie leidde tot speculaties onder internationale waarnemers dat de verzwakte Taliban tegenover een sterke nieuwe en legitieme regering eieren voor hun geld zouden kiezen en de voorkeur zouden geven aan een politieke oplossing.

Hoop en vrees

De tweede ronde van de presidentsverkiezing vond plaats op 14 juni. De verkiezingscampagne was grimmiger geworden. Kiezers werden op basis van etnische en tribale afkomst gemobiliseerd. Abdullah werd de kandidaat van de noordelijke Tadzjieken (aan Perzen verwant) en Ghani van de zuidelijke Pathanen. Maar ook in de tweede ronde was de opkomst hoog en was er weinig geweld.

Desillusie

Helaas brak na de tweede ronde ruzie uit tussen de kandidaten. Volgens geruchten over de tussenstanden had Ghani een voorsprong. Het Abdullah-kamp beschuldigde het Ghani-kamp van fraude. Afghanen om mij heen waren verdeeld in hun reacties. Ze waren teleurgesteld over het gedrag van hun leiders, maar kozen vaak ook partij op basis van hun eigen achtergrond. John Kerry kwam 12 juli op bezoek om en overtuigde de kemphanen ervan een akkoord te sluiten: controle van alle stemmen op rechtsgeldigheid (zogenaamde full audit) en ongeacht de uitslag een regering van nationale eenheid. Desondanks nam de spanning tussen noord en zuid toe. Vooral de haviken in beide kampen gooiden olie op het vuur. Attah Mohammad Noor, Abdullah’s sterke man en gouverneur van de noordelijke provincie Balkh, was het meest uitgesproken. Hij suggereerde een opstand en een parallelle staat als Ghani tot winnaar zou worden uitgeroepen. Abdullah’s waarnemers trokken zich terug uit de ‘audit’. Volgens Abdullah speelden de zittende president Karzai, de onafhankelijke kiescommissie en Ghani onder een hoedje.

Eind augustus moest er een president zijn benoemd. Die zou immers op 4 en 5 september de NAVO-top in Wales moeten bezoeken. De toekomstige NAVO-steun voor Afghanistan stond op het spel. Helaas was er ook vijf maanden na de eerste verkiezingsronde geen uitslag. Overigens sprak de NAVO in Wales haar steun uit voor een nieuwe missie in Afghanistan. Dat was opmerkelijk omdat er nog geen Bilateral Security Agreement (BSA) was getekend tussen de Verenigde Staten en Afghanistan dat de de weg zou moeten vrijmaken voor een nieuwe NAVO-missie. De NAVO was blijkbaar zo geschrokken van de opkomst van IS in het Midden-Oosten dat ze niet langer wilde wachten.

Murw

De politieke impasse leidde tot een algehele sfeer van pessimisme, tot verlies van vertrouwen. Mensen klaagden veel. De verlamde overheid stelde belangrijke besluiten uit. Vanwege de onzekere perspectieven hield iedereen de hand op de knip. Uitstel van aankopen en kapitaalvlucht zorgden voor een economische neergang. De bevolking verloor na twee enthousiaste stemrondes het vertrouwen in de democratie. Het moreel van de Taliban daarentegen groeide. Hun zomeroffensief bracht veel terreinwinst. De Taliban hadden de strijd met de democratie weer gelijk getrokken.

Verlenging?

De presidentskandidaten Abdullah en Ghani kwamen pas tot een akkoord nadat vanuit het Westen grote druk was uitgeoefend, op 20 september. Het houdt in dat er een regering komt van nationale eenheid waarin beide kampen de macht delen via een complex compromis. Ghani wordt president en Abdullah wordt Chief Executive Officer (een premier met zware bevoegdheden). Op zondag 21 september maakte de onafhankelijke kiescommissie bekend dat Ghani de verkiezingen had gewonnen en de nieuwe president zou worden. De precieze uitslag werd niet bekend gemaakt; dat was onderdeel van het akkoord tussen Ghani en Abdullah. Alhoewel opluchting overheerst, zijn veel Afghanen teleurgesteld. Niet de democratie heeft gewonnen, maar achterkamertjespolitiek. ‘Mijn stem is niet geteld,’ is de meest gehoorde klacht.

President Ghani heeft in zijn aanvaardingsrede op 29 september de Taliban uitgenodigd voor een politieke dialoog. Op zijn eerste werkdag op 30 september heeft Ghani het Bilaterale Veiligheidsakkoord (BSA) met de Verenigde Staten getekend. Dit maakt de weg vrij voor een nieuwe NAVO-missie. Als eerste reactie op de BSA voeren de Taliban de druk op met aanslagen in Kabul en boze verklaringen.

Uitslag

Omdat er een regering van nationale eenheid is gevormd, ben ik zelf optimistischer dan een jaar geleden. Ik ben inmiddels de metafoor van de wedstrijd tussen democratie en Taliban ongemakkelijk gaan vinden. Ik heb een nieuwe: voor mij is het glas halfvol.

Mijn Afghaanse gesprekspartners aarzelen. Zij reageren voorzichtig op de nieuwe regering en op het perspectief van een politieke dialoog met Taliban. De democratie is iedereen zwaar op de maag gevallen. Niemand weet hoe de kemphanen in de regering zullen samenwerken, en de Taliban voeren de druk op. Volgens Afghanen is de strijd tussen democratie en Taliban dan ook nog niet beslist. ‘Eerst zien en dan geloven’, is hun motto.

Het bitterzoete voorrecht van de ballingschap: interview met de Palestijns-Syrische dichter Ghayath Almadhoun

Op een zonovergoten terras aan een kade in Amsterdam-noord, met een glinsterend panorama van het IJ op de achtergrond, doet Almadhoun – robuuste gestalte, woest lang haar, guitige oogopslag – verslag van zijn onwaarschijnlijke levenstraject. Ook verklapt hij een aantal geheimen over zijn poëtisch oeuvre, waarin drama en humor een aansprekend huwelijk zijn aangegaan.

De Naqba-dood
‘Mijn grootvader stierf toen hij 33 was. Jong, ja, maar niet heel ongebruikelijk in die tijd. Er waarde iets rond dat de Naqba-dood werd genoemd. Het was 1950, twee jaar ervoor was de staat Israël gesticht en waren er honderdduizenden Palestijnen verdreven: de Naqba, de ramp, voor ons. Veel families kwamen in vluchtelingenkampen te leven, in miserabele tenten, en waren alles kwijt. Zo ook mijn familie, die in Ashqelon woonde en in Khan Younis, in de Gazastrook, terecht kwam. Vanwege onze patriarchale cultuur waren deze omstandigheden vooral voor mannen moeilijk te verdragen. De schande dat zij hun gezin niet langer fatsoenlijk konden onderhouden woog zo zwaar dat sommigen het letterlijk bestierven. Zo wordt althans het hoge dodental onder relatief jonge Palestijnse mannen in die dagen verklaard. Waaraan konden ze anders zijn doodgegaan?’

‘De Gazastrook viel onder Egyptisch bestuur totdat Israël die tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 veroverde. Mijn vader, die de puberteit destijds nog nauwelijks was ontgroeid, werd door Israël uitgezet en zodoende van zijn moeder – mijn grootmoeder – gescheiden. Ze hebben elkaar nooit meer gezien. Mijn vader kwam in Syrië terecht en trouwde met een Syrische. In 1979 kwam ik ter wereld. Tot aan mijn vlucht in 2008 heb ik in Damascus gewoond, dus is het niet gek dat deze stad in veel gedaanten in mijn poëzie opduikt.’

“De stad lijkt op de lotenverkopers met hun levenloze gezichten en hun rapporten voor geheime diensten, nadat de broodprijzen zijn gestegen. Ze zaaien dromen langs de wegen en beloven miljoenen aan de voorbijgangers, terwijl hun kinderen met water worden gezoogd en geen andere prijs winnen dan honger.”

‘Er zijn honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen in Syrië, maar het is van belang te weten dat die niet allemaal dezelfde status hebben. Degenen die in 1948 vluchtten waren afkomstig uit gebieden die tot de soevereine staat Israël zijn gaan behoren. Zij en hun nakomelingen genieten min of meer dezelfde rechten als Syrische burgers. Maar mijn vader en zijn nageslacht zijn van een andere categorie: het gebied dat wij in de Zesdaagse oorlog in 1967 zijn ontvlucht is nog steeds officieel bezet. De VN-Veiligheidsraadresolutie 242, waarin het principe van land voor vrede is neergelegd, is erop van toepassing: het gaat om de Gazstrook en de Westelijke Jordaanoever. Dit is voor het Syrische bewind, dat ook gebied aan Israël is kwijtgeraakt en nog altijd terug wil, reden geweest onze integratie te voorkomen. De benadrukking van onze vluchtelingenstatus is een middel om Israël onder druk te zetten, en daarom hebben we geen paspoort, mogen we niet werken en zelfs niet erven. Gaat er iemand van ons dood die een huis bezit, dan moet de familie het binnen een jaar verkopen, anders doet de Syrische overheid het en is de opbrengst voor diezelfde overheid. Het is een nauwelijks leefbare situatie en daarom heb ik, toen ik werd uitgenodigd voor een literatuurfestival in Zweden, asiel aangevraagd.’

‘Ik heb nu dus drie identiteiten: een Palestijnse, omdat Palestina het land is van mijn vader. Een Syrische, omdat ik het langst in Syrië heb gewoond. En een Zweedse, omdat ik tegenwoordig Zweeds ingezetene ben. Het zal je niet verbazen dat ik mijn Zweedse identiteit als de zwakste ervaar. Maar toch, uitgerekend in mijn jongste thuis, daar waar ik het minste thuis ben, kwamen de draadjes van mijn afkomst bij elkaar. Vanuit Damascus was het onmogelijk naar Gaza te bellen, de telefoonnetwerken zijn niet op elkaar aangesloten. En dus kon ik pas hier in Stockholm mijn grootmoeder, die ik nooit heb gezien, voor het eerst spreken. Omdat je van hieruit namelijk wel met Gaza kunt bellen, hoe bizar het ook klinkt. Zo kon ik dus ook met één telefoon mijn grootmoeder bellen, en met een andere mijn vader in Damascus, en ze via een versterker met elkaar laten praten, voor het eerst in meer dan 40 jaar. Hoe dat gesprek verliep? Tja. Mijn grootmoeder was nogal doof geworden. Maar ze sprak honderduit. Korte tijd later is ze overleden.’

‘Het leven in ballingschap is moeilijk, maar het is ook een geschenk, zeker voor een schrijver. Enerzijds ben je alles kwijt. Waar je woont, daar hoor je niet. Maar waar je vandaan komt, daar raak je onherroepelijk ook van vervreemd. Je bent dus voortaan overal een buitenstaander. Maar er staat iets essentieels tegenover: je bent vrij. En dat heb je als schrijver nodig. Je afwijkende situatie stimuleert de creativiteit. En je bent bijzonder. Als ik met autochtonen zit te praten, dan deel ik met hen wat zij kennen en wat ik zelf inmiddels ook een beetje ken, maar ik voeg er nog wat aan toe: dingen die niemand kent behalve ik. Soms gaat het om iets kleins. Zo vertelde ik ze dat ik ’s zomers in Damascus vaak op het dak van mijn huis sliep, in de open lucht. Dat snapten ze niet. De daken van Zweedse huizen zijn spits. Hoe kun je op het dak van je huis slapen zonder eraf te glijden?’

De banaliteit van het kwaad
‘Ik woon in een van de meest vreedzame landen ter wereld, maar mijn hoofd en mijn gedichten zitten vol geweld en conflict. In het land waar ik vandaan kom woedt een van de ergste burgeroorlogen uit de moderne tijd. Er heerst een bewind dat 17 geheime diensten telt, dat is vast een record. Het is een land dat al tientallen jaren wordt geregeerd door een beweging – Ba’ath – met een ideologie die veel verwantschap vertoont met het nazisme. Ik zeg expres niet fascisme, omdat de opvattingen over Arabische raszuiverheid waarvan het Baathisme getuigt het meest aan het nazisme doen denken. Zweden lijkt dus in niets op Syrië. Maar toch…. luister, ik heb veel nagedacht over het verschijnsel ‘sluipschutter’. Veel mensen denken dat vaatbommen de meeste mensen doden in Syrië, maar dat is niet zo. De meeste doden vallen door toedoen van sluipschutters: mensen die andere mensen doelgericht liquideren. Van wie bekend is dat ze katten omleggen als ze even niets anders in hun vizier krijgen. Toch worden sluipschutters, als je getuigen ernaar vraagt, zelden expliciet genoemd. In plaats daarvan heeft men het over ‘kogels’. Daarom heb ik in een aantal gedichten de kogel gepersonaliseerd.

 

“Was ik degene die de kogel in de weg liep
en hem raakte?
Of was het de kogel die mij raakte?
Hoe moet ik nu weten op welke tijden hij langskomt en welke
richting hij zal inslaan?

Wordt de confrontatie met een kogel gezien als een botsing in de gebruikelijke
zin van het woord?
als tussen twee auto’s?”

Je vraagt mensen: hoe is die of die aan zijn einde gekomen? Antwoord: door een kogel. Ja, oké, maar waarom? Antwoord: omdat de kogel een gat in zijn of haar lijf maakte. Met andere woorden: liquidatie wordt als een speling van het lot gezien. Liquidatie en dader zijn los van elkaar komen te staan. Dat is volgens mij de banaliteit van het kwaad, Het is niet eigen aan Syriërs, want dat waren voor de oorlog hele gewone mensen, dat weet ik. Het is iets waar Zweedse mensen ook toe in staat moeten worden geacht. Iedereen is er in principe toe in staat, als-ie de macht en de middelen heeft. En dat is mijn verbinding tussen Zweden en Syrië: de banaliteit van het kwaad, belichaamd door de sluipschutter, die toeslaat waar en wanneer het hem belieft, om geen andere reden dan dat het kan, en die geen gezicht heeft omdat hij iedereen kan zijn.’

“In het Noorden, vlakbij Gods omheining, genietend van de vooruitgang, de beschaving, de magie van de technologie en de nieuwste civilisatiemethoden die door de mens zijn ontwikkeld, onder de verdovende invloed van de veiligheid, ziektekostenverzekeringen, sociale voorzieningen en vrijheid van meningsuiting, strek ik me uit onder de zomerzon, alsof ik een witte man ben.

(…)

Goed, ik zal je de waarheid vertellen, ik zal je vertellen waarom ik niet aanwezig kon zijn. Het is gebeurd op een van die zomeravonden, toen ik onderweg naar huis een trieste vrouw tegenkwam. Ze droeg een bos in haar hand en in haar tas zat een fles wijn. Ik kuste haar en in de elfde maand werd ze zwanger…”

“Ik heb het naar mijn zin in Stockholm, ondanks die onmenselijke, verlammende kou en donkerte. Maar er knaagt iets. Dat blijkt uit mijn gedicht ‘Ik kan niet aanwezig zijn’. Ik heb serieus overwogen terug te keren naar Syrië. Om er te vechten, of om op een andere manier mijn bijdrage te leveren aan de strijd. Voor vrijheid moet je immers bereid zijn te vechten. Maar ik durf niet. Dat kwelt me. Syrië is waar de geschiedenis zich voltrekt, en ik ben er niet bij. Gewoon omdat ik bang ben. In ‘Ik kan niet aanwezig zijn’ voer ik allerlei redenen op voor mijn verstek, maar het zijn stuk voor stuk leugens. Dat blijkt uit de regel van die vrouw die ik kuste en die in de elfde maand zwanger werd. Dan weet je dat je geen woord van mij moet geloven.
Je zegt dat niet iedereen voor de gewapende strijd in de wieg is gelegd. Maar is het juist geen kwalijke zaak om de gewapende strijd over te laten aan extremisten? Het is een probleem dat ik niet voor mijzelf heb opgelost.”

“Haar verdriet viel van het balkon en brak. Ze kreeg behoefte aan een nieuw verdriet. Toen ik met haar naar de markt ging, bleken de prijzen van verdriet onwaarschijnlijk hoog, dus adviseerde ik haar een tweedehands verdriet te kopen. We vonden een verdriet dat in goede staat verkeerde, het was alleen een beetje groot. Het had aan een jonge dichter toebehoord, die die zomer zelfmoord had gepleegd, vertelde de handelaar ons.”

(Uit: ‘Hoe ik een dichter werd’)

”Ik ben niet religieus, maar als er een God bestaat, dan heeft hij mij als dichter voorbestemd. Ik heb daar nooit aan getwijfeld. Het zit in de familie. Mijn vader is ook dichter, mijn oom romanschrijver. Ik heb geen last van blokkades. Ik ga zitten en er komt wat, al ben ik natuurlijk lang niet altijd meteen tevreden. Mijn werkwijze is simpel: ik schrijf een zin. Maakt niet uit welke. De koffie is koud. De trein gaat snel. En daarop borduur ik dan voort, ik volg als het ware mijn eigen handschrift. Vaak zadel ik mijzelf in de eerste zin op met een probleem, dat ik vervolgens moet zien op te lossen. Soms gaat dat met verbluffend gemak. Neem het gedicht ‘Hoe ik een dichter werd’. Het zinnetje ‘haar verdriet viel van het balkon en brak’ kwam zomaar in me op, en de rest volgde vanzelf. Binnen een kwartier was het hele gedicht klaar. Maar vraag me niet waar mijn gedichten precies over gaan. Neem de onderstaande regels. Wat ze betekenen? Daarop moet ik je het antwoord grotendeels schuldig blijven. Ik wist alleen heel zeker dat de laatste bijzin moest worden afgesloten met een punt.

 

Deze stad is groter dan het hart van een dichter en kleiner dan zijn gedicht, maar ze is groot genoeg voor de doden om zelfmoord te plegen zonder iemand te storen, voor de voetgangerslichten om op te bloeien in de buitenwijken, voor de politieagent om een deel van de oplossing te worden, en voor de straten om niet meer dan een achtergrond van de waarheid te zijn.

Ja, ik vind poëzie belangrijk. Mogelijk is een van de problemen van deze tijd de marginalisering van de poëzie. Poëzie kan de maatschappij niet veranderen, maar wel mensen veranderen die de maatschappij kunnen veranderen. Poëzie is bij uitstek een uitdrukking van menselijkheid en heeft daardoor een diep reinigende werking. Dat is erg belangrijk. Misschien is dat wel wat ik bedoel met de regel ‘deze stad is groter dan het hart van een dichter en kleiner dan zijn gedicht’. In wezen is poëzie grenzeloos.’

‘Weg van Damascus’ van Ghayath Almadhoun (vertaling Djûke Poppinga) verscheen bij Uitgeverij Jurgen Maas. Meer info: http://www.uitgeverijjurgenmaas.nl/weg-van-damascus

In Syrië kun je niet rouwen om wat er is gebeurd: gesprek met activiste Marcell Shehwaro

De eerste vraag aan de burger-activiste uit de geteisterde tweede stad van Syrië is hoe het gaat met mede-activiste en plaatsgenote Maha Hrer (27), die eerder in Nederland was en toen ook door het Grote Midden Oosten Platform werd geïnterviewd.

‘Het gaat niet zo goed met haar,’ luidt het onverbloemde antwoord. ‘Maar wat wil je? Ze mag dan net als ik al een tijd veilig in Gaziantep in Turkije zitten en een betrekkelijk normaal leven leiden, maar dan speelt juist op wat je allemaal hebt meegemaakt. In Syrië kun je niet rouwen om wat er is gebeurd. Dat doe je pas als je onder die stolp van gevaar en geweld uit bent gekomen. Ik heb slachtingen gezien, met eigen ogen. Nu ik een paar maanden in Gaziantep zit, dringt dat pas helemaal tot me door. Het is heel moeilijk om nog een normale emotionele huishouding te hebben in een oorlogssituatie. Je raakt in een toestand van bewustzijnsvernauwing die je nodig hebt om door te gaan met je leven, maar die ook gevaarlijk is, omdat je letterlijk een doodsverachting ontwikkelt. In mijn laatste jaar in Aleppo was mijn vermogen risico’s goed te beoordelen niet meer wat het had moeten zijn.’

Maha Hrer en Marcell Shewaro zijn op het oog erg verschillend. De een frêle en ingetogen, de ander volslank en extravert. De een moslim, de ander christen. Maar in tal van opzichten zijn het lotgenotes, zusters in de strijd ook, zij het geen gewapende strijd. Beiden zijn lid van Kesh Malek (‘Schaakmat’), een mede door Marcell opgerichte – en door de Nederlandse vredesorganisatie PAX ondersteunde – vrijwilligersgroep van onverschrokken jonge inwoners van Aleppo die de bevolking perspectief proberen te bieden. Kesh Malek beheert een aantal basisscholen en bibliotheken in een ‘bevrijd’ deel van Aleppo en verleent kinderen psychologische hulp. De organisatie vertegenwoordigt een deel van de Syrische bevolking dat wonderlijk vaak over het hoofd wordt gezien: burgers die tegen de stroom in, maar dikwijls met verbazingwekkende vastberadenheid en succes, een samenleving overeind proberen te houden. En ook niet de moed verliezen als ze door schrijnende persoonlijke tegenspoed worden getroffen.

Maha Hrer verloor haar echtgenoot Mustafa door een bomaanslag tijdens een demonstratie die ook haarzelf heel makkelijk het leven had kunnen kosten. Ze waren nog maar drie weken getrouwd. Marcells moeder werd ‘per ongeluk’ doodgeschoten bij een checkpoint door een militair van het regime, die het niet eens nodig vond zich te verontschuldigen.
‘Ik had daarna best een wapen willen dragen,’ zegt de dochter nu. ‘En het ook willen gebruiken. Maar vervolgens realiseerde ik me hoe absurd en zelfs verschrikkelijk dat was. Want was ik niet een burger-activiste? Was de essentie van het soort verzet waarvoor ik me sterk heb gemaakt niet dat het ongewapend zou zijn? Kwamen we niet in opstand tegen dit regime omdat het zo gewelddadig en gewetenloos is?’

Ze erkent dat veel Syriërs niet zo’n scherpe grens trekken tussen toelaatbaar en ontoelaatbaar verzet, en dat dus ook het onderscheid tussen slachtoffers en daders niet altijd duidelijk is. ‘Ik begrijp best waarom sommige mensen zich bij ISIS hebben aangesloten. ISIS heeft veel te bieden: macht, geld, veiligheid. En wat denk je dat het met je doet wanneer je zeven familieleden hebt verloren? Een hele generatie dreigt weg te zinken in apathie, drugsgebruik, en extremisme. Mensen als ik? Mensen als ik hebben dit allemaal veroorzaakt, denk ik wel eens. In Gaziantep heb je ook genoeg tijd voor je schuldgevoelens. Wij, kinderen van de middenklasse, zijn als eersten de straat opgegaan om te protesteren tegen het regime. Hadden we niet beter moeten weten? We wisten hoe het bewind van Bashar zou reageren. Dat het demonstranten vanuit helikopters met machinegeweren zou bestoken – nee, dat heeft ons niet verbaasd. Maar waarop we niet hadden gerekend, was dat de buitenwereld ons niet te hulp zou schieten. Waren we daar niet te gemakkelijk vanuit gegaan?’

Nu die buitenlandse bemoeienis er uiteindelijk is gekomen in de vorm van Amerikaanse bombardementen op ISIS, is Marcell Shehwaro daar niet onverdeeld blij mee. ‘Die bombardementen zijn tot nu toe zo weinig effectief dat ISIS er sterker door lijkt te zijn dan het is. Vergeet niet dat ISIS ooit voet aan de grond had in Aleppo, maar zonder al te veel moeite door het Vrije Syrische Leger werd verjaagd. En wat zien we nu? Dat lokale strijders en de VS niet eens een Koerdisch stadje kunnen beschermen. ISIS weerstaat Amerika, dat is wat de Syriërs nu constateren, het aanzien van de beweging neemt toe en dat is jammer, want miljoenen Syriërs, soennieten inbegrepen, hebben eigenlijk een hekel ISIS. Ze begrijpen dat deze groepering hun op de lange termijn niets te bieden heeft. Nog afgezien van de wreedheden, die ook tegen soennieten zijn begaan.’

‘Dat het bewind demonstranten vanuit helikopters met machinegeweren zou bestoken – nee, dat heeft ons niet verbaasd. Maar waarop we niet hadden gerekend, was dat de buitenwereld ons niet te hulp zou schieten. Waren we daar te gemakkelijk vanuit gegaan?’

Aan de andere kant is de activiste blij met het internationale optreden tegen de extremisten. ‘De bombardementen dringen een keuze op:voor of tegen ISIS. Dat is gunstig, die duidelijkheid. Het indammen van de financiële steun aan de beweging is ook een goede zaak, want degenen die er puur bij zaten vanwege het geld dat ze van de sjeiks in Qatar in Saoedi-Arabië kregen, lopen nu misschien weg. En dan nog iets: de aantrekkingskracht van ISIS schuilt ook in de veiligheid die het biedt. De gebieden die het onder controle heeft worden door Bashar ongemoeid gelaten. Dus wie de islamitische voorschriften voor lief neemt en niet tot een foute sekte behoort, blijft geweld goeddeels bespaard. Bombardementen kunnen een einde maken aan deze veiligheidstroef.’

Uiteindelijk zal het volgens haar toch allemaal geen zoden aan de dijk zetten, zolang Bashar niet gelijktijdig wordt aangepakt. ‘ISIS bombarderen? Prima. Maar vergeet de aanstichter van al het kwaad niet. Het punt is: bombardeer je ISIS, maar laat je Bashar met rust, dan krijg je vroeg of laat een nieuwe ISIS. Bombardeer je Assad, dan ondermijn je het bestaansrecht van ISIS: twee vliegen in één klap. Het is een beweging die moet vechten, die frontlijnen nodig heeft. Waar is het kwaad dat ze doet nog goed voor als het geen tegenwicht meer vindt in een ander kwaad?’

Vraag is of er nog veel tussen die twee kwaden zit, of de beroemde en veelgezochte ‘gematigde politieke elementen’ er nog zijn in Syrië. ‘Natuurlijk zijn die er,’ zegt Shehwaro, ‘maar het hangt er wel vanaf wat je onder gematigd verstaat. Het is niet zo dat je in Syrië struikelt over de westers georiënteerde seculiere democraten. Secularisme in dit land is toekomstmuziek, iets voor volgende generaties. Een gematigd islamisme als in Turkije is wat de meeste mensen aantrekt. Erdogan is een man tegen wie wordt opgekeken. Is dat zo erg? Is dat onacceptabel? Is Erdogan niet beter dan Bashar al-Assad of ISIS?

Bombardeer je Assad, dan ondermijn je meteen het bestaansrecht van ISIS: twee vliegen in één klap. Het is een beweging die moet vechten, die frontlijnen nodig heeft. Waar is het kwaad dat ze doet nog goed voor, als dat geen tegenwicht meer vindt in een ander kwaad?

Tot het kamp van de min of meer gematigden rekent ze zelfs Jeish al-Mujahedeen (‘leger van de religieuze strijders’), de groep islamisten die haar in maart arresteerde – wat de aanleiding vormde tot haar vertrek naar Turkije. ‘Eerlijk is eerlijk, ik heb die arrestatie zelf een beetje uitgelokt, en ik wist dat het goed zou aflopen. Ik wilde met het incident een statement afleggen. Wat er precies is gebeurd? Tijdens een manifestatie ter herdenking van omgekomen burgers gebood een aantal jongens van het Jeish-al-Mujahedeen me een sluier te dragen. Maakte niet uit dat ik christen ben. Ik weigerde en zei: arresteer me maar. Dat wilden ze niet, ze bleven maar aandringen op die sluier. Ik hield m’n poot stijf. Toen werd ik ingerekend en moest ik even brommen in de gevangenis van de zogeheten Sharia-autoriteit. Maar een vriendin had ik nog mijn facebook-wachtwoord weten te geven, en zo kwamen een heleboel mensen in korte tijd te weten wat er was gebeurd en waren de protesten niet van de lucht. Waarop het Jeish-al-Mujahedeen mij vrijliet en zich in een communiqué uitgebreid verontschuldigde. Die gasten willen geen mot met de bevolking, ze zijn van hier. Ze horen bij ons.’

Wat haar dreef? ‘Twee dingen: ik wilde duidelijk maken dat strijdgroepen zich niet horen te bemoeien met de publieke ruimte: burgers bepalen wat daarin gebeurt. En dat vrouwen onder alle omstandigheden, en tot welke geloofsgroep ze ook behoren, zelf beslissen of ze de hijab dragen.’

Uiteindelijk werd de grond haar toch te heet onder de voeten. ‘De jongen die mij had gearresteerd voelde zich lelijk te kijk gezet. Ik kreeg signalen dat mij iets zou kunnen overkomen, dus ben ik vertrokken. Eerlijk gezegd was ik toe aan rust, al zal dat voor heel veel Syriërs gelden.’

Behalve dat het fysiek veilig is en op een pijnlijke manier therapeutisch, heeft het verblijf in Gaziantep nog een ander effect op de inmiddels drie medewerkers van Kesh Malek die er nu voor onbepaalde tijd verblijven. Het verschaft de broodnodige bezinning: ‘Wil onze organisatie overleven, dan zal ze met één been in de oorlog en met één been daarbuiten moeten staan. In Aleppo denk je alleen aan de dag van morgen. Niets is vanzelfsprekend, elke onbenulligheid is van levensbelang. Bovendien wordt onverschrokkenheid een doel op zich. Je wil je niet laten kennen, alles en iedereen trotseren. Ik heb vier keer een probleempje gehad met ISIS, vier keer liep het goed af, maar ik heb wel in vijf maanden tijd op zestien adressen gewoond om uit hun klauwen te blijven. Ik voelde me stoer, maar wat bereikte ik in die tijd? Niets. Hier in Gaziantep kunnen we aan lange termijnplanning doen, beleid ontwikkelen, contacten met de buitenwereld onderhouden. Aan de andere kant moeten we ook weer geen luchtkastelen bouwen, vandaar dat we het niets ontziende pragmatisme dat het leven in Aleppo tekent nog steeds nodig hebben. We hebben nu de volgende structuur: drie mensen in Gaziantep, drie mensen in Aleppo, drie mensen die heen en weer reizen. Of dat laatste niet gevaarlijk is? Tuurlijk. Maar niet gevaarlijker dan wonen in Aleppo.’

Ze lacht: ‘Toen we Kesh Malek opzetten, dachten we nog dat de oorlog misschien snel voorbij zou zijn, Of anders waren we in twee jaar dood. Maar het lijkt erop dat onze organisatie nog een tijdje zal blijven bestaan. En wijzelf misschien ook.’

 

Roman over het lawaai van de dictatuur en de zoektocht naar ‘stilte’

Net als in de eerder genoemde romans gaat Siries’ boek over geweld tegen burgers en het monddood maken van mensen met een mening. En net als in “Het Comité” draait het in “Een dag van stilte en lawaai” om één persoon, een schrijver, die zijn aanvaringen met het systeem beschrijft. Hoewel er evenzeer een spanningsboog is, een verhaal waarvan je wilt weten hoe het afloopt, is dit boek een universelere, ‘puurdere’ beschrijving van dictatuur dan de anderen. In “Een dag van stilte en lawaai” beleven we met hoofdpersoon Fathi één dramatische en bizarre dag. We volgen zijn gedachten terwijl hij mijmert over de relatie tussen het volk en de Leider (structureel met hoofdletter geschreven). Het doet geregeld denken aan beelden van de ultieme dictatuur: Noord Korea.

Mensen houd je volgens Fathi onder de duim door het individu uit te schakelen en het volk tot massa om te vormen en toe te spreken. Massa en Leider hebben elkaar nodig. Hoe claustrofobisch en onveilig die massa is wordt duidelijk tijdens de enorme demonstratie waarin het volk gedwongen meeloopt. Er wordt gevochten, geschoten, flauwgevallen, er vallen doden.

Maar Fathi weigert op te gaan in de massa en zijn individualiteit te verliezen. Hij kan niet dom zijn onder de dommen, zoals zijn zus doet om te overleven. Massa en onderdrukking associeert hij met lawaai. Hij lijdt onder dat lawaai, en onder het oververhitte systeem dat liefde voor de Leider verplicht stelt. Hij zoekt constant naar koelte, naar stilte. Die vindt hij bij zijn geliefde en in een gevangeniscel. Op die ene dag maakt hij het allemaal mee, totdat hij voor een verschrikkelijk dilemma wordt geplaatst, dat zelfs deze schrijver uit balans brengt, een schrijver die nergens bang voor is en het systeem uitlacht.

In een interview met Jadaliyya (23 augustus 2012) zei Siries over zijn werk dat hij op een bescheiden manier heeft bijgedragen aan het voorbereiden van de roep om hervormingen. “Een dag van stilte en lawaai (verschenen in 2004 in Beiroet) … observeert het fenomeen van dictatuur. Ik diagnosticeerde het en onderzocht waar het vandaan kwam. Ik zette de dictator voor gek, om bij te dragen aan het neerhalen van zijn halo van verering, en om hém daarna omver te halen.”

Nihad Siries werd geboren in 1950 in Aleppo. Naast zijn werk als ingenieur schreef hij romans, toneelstukken en televisieseries. In 2011 ontvluchtte hij zijn vaderland omdat de Syrische regering hem als tegenstander onder druk zette. Hij verbleef eerst in Caïro, totdat hem en andere Syriërs daar in 2013 de toegang werd ontzegd. Siries woont op dit moment in Berlijn.

Een dag van stilte en lawaai, Nihad Siries, 2014 Uitgeverij Van Gennep

Is de islam antisemitisch? Ja! Nee! Ja! Nee! Ja!

Maar is ‘de’ islam, om voor het gemak toch even te generaliseren, dan ook een bij uitstek antisemitisch geloof? Nou nee. In de eerste plaats is de islam niet alleen antisemitisch maar anti-alles wat niet islam is. In de tweede plaats is het antisemitisme, zoals bekend, wijdverbreid en springt het islamitische antisemitisme er niet uit vergeleken met de vele andere vormen van antisemitisme die er bestaan – al besef ik dat deze redenering slachtoffers van antisemitisme geen enkele troost biedt.

Hoe zit het nu precies? Daarvoor neem ik u graag mee naar onheuglijke tijden, te weten de eerste helft van de zevende eeuw van onze jaartelling, en naar wat toen een uithoek in de wereld was: de stad Yathrib die tegenwoordig Medina heet en in Saoedi-Arabië ligt. Naar het Yathrib dier dagen was de profeet Mohammed met een handvol aanhangers gevlucht om te ontsnappen aan vervolging in zijn geboorteplaats Mekka.

Yathrib was geen handelsstad zoals Mekka maar een plattelandsgemeenschap met een heterogene bevolking waar veel onenigheid heerste. Mohammed, die een reputatie van rechtschapenheid genoot, was gevraagd om er te komen bemiddelen. Aan dat verzoek gaf hij graag gehoor, in de eerste plaats omdat zijn positie in Mekka onhoudbaar was geworden en in de tweede plaats in de hoop zijn gemeenschap van gelovigen in Yathrib te kunnen uitbreiden – al kan het zijn dat deze wens pas gestalte kreeg nadat hij en zijn aanhangers een beetje in hun nieuwe woonplaats gesetteld waren.

Nu liet niet elke stam in Yathrib zich zomaar voor het karretje van de profeet spannen. Zo waren er op zijn minst drie Joodse stammen, toevallig niet de minst welvarende, die hun neus ophaalden voor Mohammeds bewering dat God hem had aangewezen om diens boodschap te verspreiden en dat iedereen zich dus onder zijn gezag moest plaatsen.

Die stammen heetten de Banoe Kainoeka, de Banoe Nadir en de Banoe Koerajza. Mohammed had hen graag ingepalmd omdat hij joden leek te bewonderen, maar ze gingen niet op zijn avances in, sterker: na een tijd kwam uit dat ze heulden met de heersers van Mekka, ofwel het volk van de Koerajsj. Allemaal afmaken was in die tijd een gebruikelijke straf voor dergelijk verraad, maar dat deed Mohammed niet onmiddellijk. Zowel de Banoe Kainoeka als de Banoe Nadir kwamen er vanaf met verbanning.

Afschuw en ongeloof heersten er over een dergelijke milde straf: de profeet was toch geen zachtgekookt ei? Nee, dat was hij zeker niet en dat bleek toen aan het licht kwam dat ook de Banoe Koerajza, die zich altijd al verdacht afzijdig hadden gehouden, met de Koerajsj onder één hoedje hadden gespeeld. Gedaan was het met alle toegeeflijkheid: alle vrouwen en kinderen van de Banoe Koerajza werden als slaven verkocht, alle pakweg achthonderd mannen gingen over de kling. Als een machiavellist avant la lettre liet de profeet de beslissing in deze kwestie officieel over aan een rechtspreker, wiens vonnis hij bekrachtigde.

Afschuw en ongeloof heersten over een dergelijke milde straf: de profeet was toch geen zachtgekookt ei?

Zoals de eerste door Mohammed gewonnen veldslagen in verdekt islamofobe westerse interpretaties nogal eens als ‘caféruzies’ zijn afgedaan, zo is de terechtstelling van de Banoe Koerajza dikwijls als een zeldzaam barbaars voorval gekenschetst, en als bewijs dat de islam in de kern niet alleen een zeer gewelddadige maar ook een antisemitische ideologie is.

Deze stelling riekt stevig naar huichelarij. In de eerste plaats is executie wereldwijd en door de eeuwen heen een normale straf geweest voor hoogverraad, en werd er in Mohammeds tijd en geboortestreek niet zo gekeken naar individuele gevallen. Twee keer eerder had de profeet lankmoedigheid betracht en hij zal wellicht hebben geoordeeld dat hij niet bezig kon blijven, dat de tijd was gekomen een ijzeren vuist te tonen.

Verder valt dit incident in het niet vergeleken met de misdaden die in naam van het christendom tegen de joden zijn begaan. Wat dat betreft is het jaar 1492 vermeldenswaard. Niet alleen ‘ontdekte’ Columbus Amerika toen, er was ook sprake van een andere historische mijlpaal, de voltooiing van de reconquista: Spaans-christelijke troepen verdreven de laatste Moors-islamitische heersers op het Iberisch schiereiland. In één moeite door werd de joden, die eeuwenlang in betrekkelijke vrede met de moslims hadden samengeleefd, de wacht aangezegd. Als ze zich niet tot het christendom bekeerden, wachtte hun de dood. Dat doet een beetje aan ISIS in de huidige tijd denken, niet? Velen van deze zogeheten Sefardische joden sloegen op de vlucht en kwamen onder meer in Nederland terecht, maar ook in het islamitische, Turks-Ottomaanse rijk, waar sommigen van hen prominente posities verwierven.

Koning Alfonso X van Castilië (1221-1284) veroverde de stad Cádiz in 1264 op de moslims tijdens de zogeheten reconquista, die nog eeuwen zou duren ©Public Domain

Vaak is de terechtstelling van de Banoe Koerajza voorgesteld als de bloedige uitkomst van een vroege botsing tussen ‘islam’ en ‘jodendom’. Maar dat is een bevooroordeelde historische interpretatie, gebaseerd op wat deze godsdiensten voor onszelf in de huidige tijd betekenen. Van ‘islam’ in moderne zin was in die tijd nog geen sprake en ook hadden de ‘joden’ van Yathrib vermoedelijk weinig gemeen met de joden van vandaag de dag. De drie groepen waarmee Mohammed het aan de stok kreeg waren trouwens niet de enige Joodse stammen van Yathrib. Met de overige had hij kennelijk geen problemen.

Ook wijst niets op solidariteit tussen de Joodse stammen, wat verder pleit tegen de theorie van een vroege islamitisch-joodse confrontatie. Veeleer zal er sprake zijn geweest van een economisch conflict met een ideologische component of rechtvaardiging. De Joodse stammen in kwestie waren vooraanstaand, minder op landbouw en meer op ambachten gericht, deelden commerciële belangen met de Koerajsj, ontleenden daaraan hun macht, en wensten zich niet de wet de laten voorschrijven door iemand die zij vermoedelijk als een parvenu beschouwden.

Er staan wel degelijk hele lelijke dingen over joden in islamitische geschriften. Zoals de hadith (overlevering van Mohammed) die luidt: ‘De jongste dag zal niet komen voordat de moslims tegen de joden strijden en de jood zich achter stenen en bomen verstopt en de stenen en bomen zullen zeggen: O moslim, een jood verstopt zich achter mij, kom en dood hem.’ En dan mogen sommige hoogwaardigheidsbekleders die ik heb gesproken wel beweren dat dit citaat in zijn juiste context – ofwel de verwikkelingen in Yathrib – moet worden gezien, feit blijft dat deze hadith anno nu in Saoedische middelbare schoolboekjes wordt aangehaald.

Er staan wel degelijk hele lelijke dingen over joden in islamitische geschriften

Wat dit betekent? Dat de extreem orthodoxe islam die in Saoedi-Arabïe maar ook in Pakistan en Afghanistan opgeld doet, met dezelfde historische haat tegen de joden is behept als het christendom in het algemeen. De ironie is namelijk dat deze ultraorthodoxe moslims – die een afgetekende minderheid vormen in de islamitische wereld – de uitroeiing van de Banoe Koerajza tot even mythische proporties hebben opgeblazen als westerse islamofoben – al is het verschil natuurlijk dat de eerste groep deze uitroeiing bejubelt en de tweede groep die veroordeelt.

In de Koran en de hadith staat echter ook dat joden, samen met christenen, ‘mensen van het boek’ zijn, met wie ‘slechts op de best mogelijke wijze’ van mening mag worden verschild, en die recht hebben op ‘bescherming’. Weliswaar wijst de hele notie van ‘bescherming’ op discriminatie, maar een behandeling als tweederangsburger is nog altijd beter dan de brute vervolging en marginalisering waaraan joden in Europa vele eeuwen bloot stonden.

Samengevat: het antisemitisme heeft in de islam bij lange na niet zo’n hardnekkig en structureel karakter als in het christendom.

Helaas is de kwestie hiermee niet afgedaan. Antisemitisme is de afgelopen decennia sterk toegenomen in de islamitische wereld. ‘Zoals wetenschappelijk onomstotelijk is aangetoond, heeft de Holocaust nooit plaatsgehad,’ las ik ruim tien jaar geleden, tijdens een bezoek aan Iran, tot mijn afgrijzen in de krant Tehran Times, de Engelstalige spreekbuis van het Iraanse regime, lang voordat de half gestoorde fanaticus Ahmadinejad op het toneel verscheen met zijn schunnig gezwatel. In geen enkele westerse krant, van welke signatuur dan ook, zou een ontkenning van de Holocaust worden getolereerd.

Mahmoud Ahmadinejad: .... schunnig gezwatel..... ©Daniella Zalcman

Nog een voorbeeld: twee weken na de aanslagen van 11 september 2001 reisde ik af naar Pakistan. In de westelijke stad Peshawar, zowel toen als nu een roerige en nogal gevaarlijke regionale metropool, bezocht ik een van de vele koranscholen die het land rijk is, de Markan Uloem Islamia (‘Centrum voor islamitische studies’). Het was de achtste die ik die dag bezocht, in de zeven andere had men om uiteenlopende redenen, en in uiteenlopende gradaties van vriendelijkheid en onvriendelijkheid, geweigerd mij te woord te staan. ‘Onbegrijpelijk,’ zei moellah Sajedul Arifin, hoofd van het Centrum voor Islamitische Studies, ‘bij ons bent u welkom.’

‘Zoals wetenschappelijk onomstotelijk is aangetoond, heeft de Holocaust nooit plaatsgehad,’ las ik ruim tien jaar geleden, tijdens een bezoek aan Iran, in de Tehran Times, de Engelstalige spreekbuis van het Iraanse regime.

Na wat genoeglijke kout met de moellah over de betekenis van het begrip jihad, kwamen we natuurlijk ook te spreken over de aanslagen op het World Trade Center. Ik had inmiddels duidelijk het vertrouwen van de moellah gewonnen, vandaar waarschijnlijk zijn verbazing over mijn twijfel omtrent de ware identiteit van de daders: ze Jews. Bin Laden? Ach kom, laten we serieus blijven, hoe kon die arme man zoiets nu hebben beraamd vanuit zijn eenvoudige grot in Afghanistan? Nee, ze Jews zaten er weer eens achter, en waarom? Omdat dit een typische jodenstreek was, toch? Om de moslims de schuld te geven, om de aandacht af te leiden van de verschrikkelijke misdaden van Israël tegen de geheleislamitische natie, om een wig te drijven tussen moslims en christenen, enzovoorts.

Voor het eerst hoorde ik de riedel dat de 5.000 joden die in het WTC werkten, die dag vrijaf hadden genomen.

Een paar dagen later bezocht ik in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad een vestiging van de beweging Lashkar-e Taiba (‘Leger der deugdzamen’), bekend van een buitengewoon barbaarse terroristische operatie, eind november 2008 in de Indiase stad Mumbay, die aan zo’n 160 mensen het leven zou kosten. Een kleine drie maanden na mijn bezoek zou Lashkar trouwens een aanslag plegen op het Indiase parlement in Delhi, resultaat: 12 doden.

Lashkar e-Taiba was destijds al zeer berucht. Ter voorbereiding had ik mij verdiept in een profiel van de beweging, geleverd door het Israëlische ‘Internationale Beleidsinstituut voor Contra-terrorisme’. Op zijn website schetst het een afschrikwekkend beeld: van alle moslim-milities in het door India en Pakistan betwiste Kashmir zou het Leger der deugdzamen zijn slachtoffers het meest stelselmatig onder onschuldigen zoeken. Vorig jaar augustus was de groep, zo schrijft het instituut, verantwoordelijk voor aanslagen die binnen een etmaal het leven kostten aan meer dan honderd ongewapende burgers.

Karnal Nasir Ahmed, de robuuste Lashkar-zegsman die ik sprak, een barokke figuur met een nogal onnavolgbaar gevoel voor humor, zei echter liefde en vrede te propageren. “Het doden van onschuldigen is on-islamitisch. Onze profeet Mohammed – vrede zij met hem – was daar heel duidelijk in. Wij zoeken onze slachtoffers uitsluitend onder hen die een uniform dragen.” Maar even later beweerde hij toch dat de aanslagen van 11 september door God waren bevolen, al haalde hij er ook nog Newton bij (‘actie is reactie’) om ze te verklaren. Tot besluit nodigde hij mij uit samen met hem te bidden en stopte hij mij een Engelstalig blaadje van de beweging toe. Het is doodzonde dat ik het in de loop der jaren ben kwijtgeraakt, maar één zin eruit zal ik mij altijd herinneren: ‘Democratie is een boom vol doornen en giftige vruchten die geplant is door de joden.’

Dit alles andermaal ter onderstreping dat een agressief antisemitisme een wezenlijk onderdeel is van het jihadisme en salafisme – in het laatste geval mogelijk met uitzondering van meer gematigde geledingen, maar daarvoor zou ik mijn hand niet in het vuur durven te steken. En wat nog vervelender is: jihadisme en salafisme zijn, hoe middeleeuws ze ons ook mogen voorkomen en hoe oeroud de vooroordelen waaruit ze putten ook mogen zijn, moderne en tamelijk snel om zich geen grijpende verschijningsvormen van de islam.

‘Democratie is een boom vol doornen en giftige vruchten die geplant is door de joden.’

Er is, kortom, zeer zeker sprake van een probleem, waarbij naar mijn gevoel drie factoren in aanmerking moeten worden genomen. In de eerste plaats heb je dus die extreme orthodoxe moslims wier antisemitisme is te vergelijken met dat van de katholieke kerk: in het ene geval wordt de joden verweten dat ze Christus naar het Kruis hebben gebracht, in het andere dat ze Mohammed in Yathrib hebben dwarsgezeten. De invloed van deze orthodoxe moslims neemt toe en daarom wint ook hun antisemitisme terrein.

Ten tweede deed het moderne Europese antisemitisme in de jaren dertig van de vorige eeuw – of zelfs al iets daarvoor – zijn intrede in het Midden-Oosten. Voor veel Arabische nationalisten waren de Italiaanse fascisten, de Spaanse falangisten, maar ook de nazi’s een bron van inspiratie. Deze nationalisten waren niet allemaal moslims. Zo was Michel Aflaq, oprichter van de belangrijke pan-Arabische beweging Ba’ath (wedergeboorte), een christen, net als de Libanese nationalist Pierre Gemayel. Zoals het moderne Europese antisemetisme een doorgaans seculier karakter heeft, zo geldt dat deels ook voor het moderne antisemetisme in de Arabische wereld – omdat het namelijk uit Europa is geïmporteerd: een onontkoombaar organisch verband met de islam is er dus niet.

Maar ook een sociaal-religieuze beweging als de in de jaren twintig in Egypte opgerichte Moslimbroederschap kende – en kent! – sterke antisemitische tendensen. Een van haar meest prominente leden – de journalist, dichter en schrijver Saïd Qutb – schreef het boek Onze strijd tegen de joden. Dat deed hij in 1950, dus ná de Holocaust. Overigens is deze Qutb niet alleen een typisch voorbeeld van een semi-erudiete kleinburger, veel Saoedische theologen beschouwen hem als een beunhaas. Voor Osama bin Laden was hij evenwel een groot voorbeeld.

Saïd Qutb ©Public Domain

Daarnaast dient te worden vermeld dat de nazi’s het antisemitisme in het Midden-Oosten zelf actief aanmoedigden: zo was Amin al-Hoesseini – in de jaren twintig en dertig grootmoefti van Jeruzalem en de politieke leider van de Palestijnen – dikke maatjes met Hitler.

Zionisten binnen en buiten Israël wijzen hier tot in den treure op om het beleid van Israël jegens de Palestijnen te verdedigen. Ze hebben gelijk dat die grootmoefti een onzettende stommeling was die niet deugde, maar wat dit direct te maken heeft met de huidige problemen tussen Palestijnen en Israëliërs is niet duidelijk. Sinds Amin al-Hoesseini is de situatie aanzienlijk veranderd. Wel is het zo – factor nummer drie – dat het Israëlisch-Palestijnse conflict en de even onvoorwaardelijke als grootschalige westerse steun aan Israël het antisemitisme in de islamitische wereld verder aanwakkeren. Waarmee niet is gezegd dat antizionisme neerkomt op antisemitisme, of dat je niet pro-Palestijns kunt zijn zonder antisemiet te zijn, want dat is een verwerpelijke vorm van morele chantage die de zaak er alleen maar beroerder op maakt.

Hier is dan weer wel een belangrijke kanttekening op zijn plaats: veel Europese moslims identificeren zich sterk met de Palestijnen. Ze hebben naar mijn idee het volste recht dat te doen, net zoals ze het volste recht hebben uiting te geven aan de afkeer van Israël die uit deze identificatie voortvloeit. Vanwege hun achtergrond, waarin de Holocaust een veel minder zware rol speelt dan bij autochtone Europeanen, voelen zij geen verplichte loyaliteit aan Israël en in zekere zin is dat een goede zaak. Een veel minder goede zaak is dat hun kritiek soms antisemitische vormen aanneemt, juist doordat ze niet altijd goed beseffen wat het Nazisme inhield, doordat hun inzicht in de Europese geschiedenis tekort schiet. Maar een beter inzicht is wel wat van hen mag worden gevraagd, aangezien ze Europese burgers zijn.

Waarmee niet is gezegd dat antizionisme neerkomt op antisemitisme, of dat je niet pro-Palestijns kunt zijn zonder antisemiet te zijn, want dat is een verwerpelijke vorm van morele chantage die de zaak er alleen maar beroerder op maakt.

We zijn inmiddels ver afgedwaald van Mohammeds problemen in Yathrib. En terecht, want we leven in de tijd van nu. Ik kan uit eigen ervaring helaas niet zeggen dat het meevalt met het hedendaagse antisemitisme onder gewone mensen in het Midden-Oosten. Niet alleen heb ik nogal wat vreselijke preken van imams gehoord, ik vond het tevens ontgoochelend om mensen die ik mocht, die ik een zekere mate van ontwikkeling toedichtte, die voor de rest ook heel verstandig overkwamen, zulke kwaadaardige dingen over joden te horen zeggen. Maar als je dan wat verder vroeg bleken antizionisme en antisemitisme nogal eens door elkaar te lopen, zonder dat men zich daarvan bewust was – de verafschuwde joden bleken vooral de joden van Israël te zijn. En dan met name militairen, de enige zichtbare joden. De abstractie van de Israëlische burger riep ambivalente gevoelens op. Tegenover Joden buiten Israël die Israël niet steunden, en zelfs joden in Israël die er al woonden voordat er een Israël was, stelde men zich welwillend op, althans verbaal.

Eén ding lijkt me van belang: schilder de zaken niet erger af dan ze zijn, want wat bereik je daarmee? Een devaluatie van het woord antisemitisme, wat het reële verschijnsel waarvoor dat woord staat in de kaart speelt.

Jarenlang kreeg ik als journalist boekjes van de Israëlische ambassade toegestuurd waarin uitingen van antisemitisme in het Midden-Oosten waren verzameld. En inderdaad: klassieke uitbeeldingen van de centen tellende jood met hoed, lange vlasbaard en druipneus ontbraken bepaald niet. Net zo min als het is-gelijk-teken tussen Davidster en Hakenkruis. Je kunt er nog over discussiëren of dat laatste strikt genomen antisemitisch is, maar in ieder geval erger ik me er aan.

Het bleek echter ook dat de ambassade elke kritiek op Israëlisch en zelfs Amerikaans optreden als antisemitisch opvatte. En een Ariel Sharon die met bebloede mond een bord Palestijnen naar binnen schrokt, vatten de Israëlische autoriteiten op als een parafrase op het joodse bloedsprookje. Er is echter ook een andere, en misschien wel plausibelere, interpretatie mogelijk: namelijk dat Sharon simpelweg veel Palestijns bloed aan zijn handen heeft.

Samengevat: narcistische overgevoeligheid helpt niet in de strijd tegen antisemitisme. De islamitische wereld een onevenredig hoge mate van antisemitisme in de schoenen schuiven evenmin.

Een oorlogsvakantie in Israël

Als Nederlands-Israëlisch gezin uit Amsterdam dat regelmatig naar Israël reist zijn we er aan gewend dat ons plagerig wordt gevraagd waarom we niet kiezen voor een echte vakantieplek, in plaats van een conflictgebied. Vrienden en familie in Nederland zijn bezorgd. Ze vragen beleefd naar onze veiligheid en ons welzijn. Op facebook zien ze de beelden die wij delen van dode en gewonde kinderen in Gaza, oorlogverschrikkingen, antioorlog-demonstraties, internationale veroordelingen, woedende artikelen en petities die oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren. Foto’s van thuis waarop lachende blonde kinderen te zien zijn in groene parken en op zonnige stranden vormen een enorm contrast met de deprimerende verslagen van onze ‘vakantie’.

Onze familie in Israël weet dat we ontzet zijn over de oorlog en dat we de gruweldaden in Gaza veroordelen, maar het heeft geen zin het er met hen over te hebben. Dat wij Israëlische en Nederlandse staatsburgers zijn die een eind willen aan de bezetting, gecombineerd met het feit dat wij niet in Israël wonen, maakt dat wij worden gezien als buitenstaanders, of zelfs als verraders. Wij zijn naïef als we niet snappen dat het nodig is Gaza keihard te raken als reactie op de existentiële dreiging van Hamas. Het gewicht van de overweldigende steun voor de oorlog hangt dagelijks boven ons, zwaar en onvermijdelijk, net als de luchtvochtigheid van 90%. Bij kleuterscholen, pilates studio’s, kapperszaken en kantoren hangen borden over inzamelingen voor pakketjes, bestemd voor de soldaten aan het front. Soldaten zijn in ieders gedachten vanaf het moment dat foto’s met daarop de nog lachende gezichten van overleden jonge mannen in het nieuws verschenen. Veel restaurants en cafés in Tel Aviv zijn ’s avonds leeg of gesloten. Zomerevenementen en concerten zijn afgelast, dus onze (schoon)zus, doda (tante) Miki, die werkt als producer, heeft tijd genoeg om onze kinderen te verwennen. Dit is oorlog.

Het gewicht van de overweldigende steun voor de oorlog hangt dagelijks boven ons, zwaar en onvermijdelijk, net als de luchtvochtigheid van 90%.

Eén van de ironische kanten van onze ‘oorlogsvakantie’ is dat de oorlog samenvalt met onze traditionele vakantieperiode. Anders dan veel Israëliërs hebben wij het geluk dat we elke zomer een paar weken vrij kunnen nemen. We hebben het getroffen met een huizenruil en verblijven in het centrum van Tel Aviv, met zijn Bauhaus-schoonheid en brede, schaduwrijke boulevards. We maken met de kinderen een avondwandeling op Rothschild Boulevard, we hangen rond op het Habima-plein, gaan naar het strand en het zwembad, en gaan af en toe uit eten. Onze oorlog komt neer op een paar minuten doorbrengen in het trappenhuis van ons appartementengebouw, vriendelijk pratend met de andere bewoners, als we toevallig met de kinderen thuis zijn wanneer de sirene afgaat. ’s Nachts maken we de kinderen niet wakker en slaan we de gesprekjes met de buren over, zoals laatst op een nacht toen de sirene om half drie afging.

Het duurde een paar nogal verwarrende dagen voordat we langzaam tot de conclusie kwamen dat de voelbare collectieve angst niet in verhouding staat tot de werkelijke dreiging. Overheidspropaganda, leugens en bedrog worden meedogenloos ingezet om steun voor de oorlog te waarborgen. Het Iron Dome-systeem dat Hamas-raketten onderschept is er maar een deel van. De mening van een expert lijkt geloofwaardig: de Israëlische bevolking is ook zonder de Iron Dome bijna honderd procent veilig, vanwege de slechte kwaliteit van Hamas’ wapens en de overvloed aan schuilplekken. Wij geloven dat diep van binnen iedereen weet dat de kans dat er hier iets met je gebeurt statistisch verwaarloosbaar is. Het kan gebeuren, zoals het kan gebeuren dat je sterft in een schokkende vliegramp die deze zomer honderden Nederlanders overkwam, maar het is heel onwaarschijnlijk.

Een commentator zei terecht dat de Iron Dome fungeert als Deus-ex-Machina in deze oorlog. Iedereen behalve wij is ervan overtuigd dat het levens redt. Wij zien het vooral als een middel voor psychologische oorlogvoering. Het gekke is dat het geluid van explosies waar mensen zo zenuwachtig van worden grotendeels wordt geproduceerd de Iron Dome zelf. Wat opmerkelijk is, zo niet ronduit verdacht, is dat er nauwelijks informatie is over de precieze effecten van de onderscheppingen. We weten er niets van en het kan niemand wat schelen. De dreiging van raketten neemt overigens af terwijl we dit schrijven, en maakt plaats voor de angst dat terroristen zullen infiltreren vanuit de Gaza-tunnels. Deze omslag vond plaats kort na de start van het grondoffensief, toen er een merkbare vermindering was van het aantal Iron Dome-alarmen.

Het duurde een paar nogal verwarrende dagen voordat we langzaam tot de conclusie kwamen dat de voelbare collectieve angst niet in verhouding staat tot de werkelijke dreiging. Overheidspropaganda, leugens en bedrog worden meedogenloos ingezet om steun voor de oorlog te waarborgen. De mening van een expert lijkt geloofwaardig: de Israëlische bevolking is ook zonder de Iron Dome bijna honderd procent veilig, vanwege de slechte kwaliteit van Hamas’ wapens en de overvloed aan schuilplekken

Hoe komt het dat iedereen, zelfs in onze progressieve kringen, psychologisch zo beïnvloed is door deze oorlog? Waarom is iedereen zo bang? Eerdere geweldsrondes (de tweede Intifada met bomaanslagen op bussen en markten) waren veel angstaanjagender. Natuurlijk zijn velen vooral bezorgd over hun geliefden, soldaten en reservisten die in Gaza zitten. Een ver familielid van mij is gewond geraakt, de broer van een vriend is ‘binnen’ Gaza, de ex van een vriendin die ik al ken sinds mijn eigen militaire diensttijd in de eerste Intifada is opgeroepen. De onzichtbare drempel die bepaalt of een oorlog te kostbaar wordt om door te gaan is met meer dan veertig gesneuvelde soldaten blijkbaar nog niet overschreden.Terwijl wij dit schrijven wordt toegestaan dat het bloedvergieten in Gaza en het sneuvelen van vele soldaten voortduren.

Waarom? Het Israëlische narcisme dat zich alleen bezighoudt met slachtoffers binnen het eigen leger, terwijl honderden lichamen zich opstapelen in Gaza, is niets nieuws. De logica die we hier in Tel Aviv ervaren dat oorlog erbij hoort bevestigt dat alleen maar. Soldaten sterven zodat wij ‘normaal’ kunnen leven. Geweld is onvermijdelijk omdat Israël wordt aangevallen. Je moet hier zijn om te begrijpen dat de legitimiteit van deze oorlog niet alleen door de regering van bovenaf wordt gefabriceerd. Het is een wijdverbreide sociale realiteit. Iedereen, ook de paar honderd mensen die tegen de oorlog zijn, onder wie wij, hebben een dagelijks aandeel in het scheppen van deze realiteit. Kijk bijvoorbeeld naar de dynamiek van een normale dag die steeds wordt onderbroken door sirenes. Voor je het weet worden die onderbrekingen zelf normaal. We zijn allemaal gewend geraakt aan de ‘voortdurende noodtoestand’. We staan allemaal in de schakelstand noodtoestand-normaal. Automobilisten staan midden op straat stil om een schuilplaats te zoeken in naastgelegen gebouwen, waarna ze weer achter het stuur kruipen en ongeduldig toeteren naar andere automobilisten alsof er niets is gebeurd. In cafés reageren mensen nerveus op verdachte geluiden, springen op van hun stoel bij het geluid van sirenes, en zitten een paar tellen later weer ontspannen hun espresso te drinken.

Je moet hier zijn om te begrijpen dat de legitimiteit van deze oorlog niet alleen door de regering van boven af wordt gefabriceerd. Het is een wijdverbreide sociale realiteit.

Veel Israëliërs, onder wie hele jonge kinderen, volgen op de “Red Alert”-app onophoudelijk de berichten over inslagen en onderscheppingen. Deze app met het rode icoon op hun smartphones is voorzien van een teken dat lijkt op het logo voor nucleair gevaar. Autoriteiten, instellingen en werkgevers breiden hun veiligheidsprocedures uit en maken borden en flyers over ‘veilige plekken’ in gebouwen. Gemeentes plaatsen enorme aanplakborden met patriottische leuzen, de één nog extremer dan de ander. Van het zomerkamp van de kinderen kregen we als ouders een brochure met adviezen voor het bewaken van ‘emotioneel veilige plekken’ voor onze kinderen. Op TV zijn vooral mannen aan het woord: levenloze praat over militaire tactieken, vol herhalingen. De blogger Idan Landau noemde deze tsunami van publieke optredens in oorlogstijden ooit zman hagvarim, ‘De tijd van de mannen.’

Tegelijkertijd heeft de heksenjacht op andersdenkenden epidemische vormen aangenomen, gericht tegen mensen, in het bijzonder vrouwen, die zich durven uitspreken tegen de oorlog. Orna Banai, Gila Almagor, Shira Gefen zijn beroemdheden die zijn zwartgemaakt omdat ze hun mening gaven. Een Palestijnse psychologe die voor de gemeente in Lod werkte werd ontslagen om posts van haar op facebook, en ze was niet de enige. Een LGBT-organisatie in Jeruzalem werd aangevallen nadat directeur Elinor Sidi zich uitsprak tegen de oorlog. Universiteitsbestuurders publiceerden verklaringen waarin zij waarschuwden dat uitspraken van staf en studenten op sociale media worden gemonitord, en dat er sancties zouden volgen wanneer men er ’te extreme’ meningen op nahoudt. Dit is wat er openlijk gebeurt.

We horen van vrienden dat veel mensen die zogenaamd niet-vaderlandslievend of anti-zionistisch zijn, persoonlijk een hoge prijs betalen. Sollicitanten moeten een brief schrijven waarin ze hun politieke ideeën herroepen. Universiteitsbestuurders interveniëren persoonlijk om “controversiële” benoemingen te voorkomen. Ron Shoval, voormalig leider van Im Tirtzu (een NGO die zionistische waarden wil versterken in de maatschappij en de academische wereld) deed een oproep de boycotwet, die sinds de schandalige aanneming ervan nooit was toegepast, nu van kracht te laten worden: een wet waarmee mensenrechtenactivisten alvast kunnen worden vervolgd en opgesloten, ter voorkoming dat mensenrechtenorganisaties rapporteren aan een internationaal onderzoeksteam als de Goldstone-commissie, zoals gebeurde na de operatie Cast Lead (Gegoten Lood), eind 2008-begin 2009.

Deze heksenjacht is al langer bezig, maar de oorlog heeft die veel erger gemaakt. We zien dit blanke fascisme in de hele Israëlische maatschappij: straatfascisme is het, van kleine, goed georganiseerde bendes die anti-oorlog-demonstranten mishandelen en intimideren. In de cultuuroorlog die hier woedt gaat de meeste aandacht uit naar het Mizrahi uiterlijk van de extreem-rechtsen (Mizrahin zijn joden afkomstig uit landen met een moslim-meerderheid) die ‘dood aan de Arabieren’ roepen op straat. Het progressieve dagblad Haaretz besteedt veel aandacht aan deze extreem-rechtse manifestaties van Mizrahin. Het wordt door progressieven beschouwd als bedreigend, als een riool dat door het beschaafde Israël stroomt. Het blanke fascisme van universiteitsbestuurders of van Im Tirtzu is echter veel erger en gevaarlijker. Voormalig Im Tirtzu-leider Ron Shoval kan in zijn eentje meer protesten de kop indrukken dan duizend straatbendes. Dit zijn de mensen die de façade van Israëlische democratie helemaal kunnen afbreken.

We zien dit blanke fascisme in de hele Israëlische maatschappij: straatfascisme is het, van kleine, goed georganiseerde bendes die anti-oorlog-demonstranten mishandelen en intimideren.

We hebben geprobeerd te beschrijven hoe gefabriceerde angst en psychologische steun voor de oorlog het dagelijks leven aan alle kanten binnendringt. Voor de meerderheid in het land staat deze angst niet in verhouding tot de reële dreiging. We hebben ook het klimaat van geweld en dreiging met geweld tegen iedere vorm van protest beschreven. In de sfeer van voortdurende noodtoestand is protesteren verboden. En elke actie van de overheid die de collectieve paranoia over de dreiging van Hamas verder voedt krijgt instemming. Nodeloos te vermelden dat de regering niets doet tegen het ontstane klimaat van geweld tegen andersdenkenden. Integendeel, het wordt roekeloos aangemoedigd, zonder aandacht voor de mogelijk rampzalige gevolgen. We zijn niet bang om te demonstreren, dat kan nog steeds redelijk veilig. Maar het is moeilijker veilig tegen de oorlog te demonstreren dan om uit te rekenen hoe je jezelf het snelst in veiligheid kunt brengen wanneer de sirenes afgaan. Dit regime van collectieve angst en collectieve mobilisering van steun voor de oorlog is dermate heftig dat onze ‘oorlogsvakantie’ begint te lijken op een vakantie in Noord Korea. Alsof we de verkeerde vlucht hebben genomen.

‘Het zijn allemaal dieren’, riep een getatoeëerde dertiger naar ons terwijl wij opstonden om voor onze koffie te betalen. ‘Weet je zeker dat het ALLEMAAL dieren zijn?’ antwoordde één van ons. Later vroegen we ons af of we met een dergelijk onbezorgd antwoord geen gewelddadige reactie hadden geriskeerd. Hamas wordt gezien als een dodelijke, onmenselijke vijand die moet worden verpletterd, gedecimeerd. Net als premier Netanyahu zien velen Hamas als de erfgenaam van Amalekieten – in de Bijbel ‘het volk dat niet mag bestaan’ – en van Hitler.

Het is geen excuus, maar Israëliërs zijn getraumatiseerd door de gruwelijke zelfmoordaanslagen waarmee Hamas in e jaren negentig begon. Het is voor veel mensen psychologisch niet mogelijk te onderkennen dat vanaf het moment dat Hamas in 2006 aan de macht kwam, de beweging een strategische partner werd van de militante Israëlische regering, ook al had het verzet van Hamas tegen de bezetting soms een crimineel karakter. Hamas-leider Khaled Mesh’al en Bibi Netanyahu zijn als geliefden in een vliegtuig dat neerstort, die elkaar in een dodelijke omhelzing houden om te overleven. Hoewel het Israëlische leger Hamas nu een optater geeft, wil de regering de organisatie ook wanhopig in leven houden. Militaire bronnen hebben vanaf het begin van deze operatie gezegd dat het niet de bedoeling is om ‘Hamas te breken’. De verzoeken van Hamas om een staakt-het-vuren laten vervolgens zien hoe verslaafd de beweging is geraakt aan de kruimels die de Israëlische regering laat vallen. Het script voor het staakt-het-vuren was al geschreven voordat het grondoffensief begon. Het gaat erom dat het bloedige spektakel eindigt met een schijnbare positieverbetering voor beide partijen. De tragiek is natuurlijk dat zoveel figuranten en stand-ins in dit spel moeten worden gedood, opdat de status-quo van bezetting en verzet kan doorgaan.

Het is moeilijker veilig tegen de oorlog te demonstreren dan om jezelf in veiligheid te brengen wanneer de sirenes afgaan. Dit regime van collectieve angst en collectieve mobilisering van steun voor de oorlog is dermate heftig dat onze ‘oorlogsvakantie’ begint te lijken op een vakantie in Noord Korea. Alsof we de verkeerde vlucht hebben genomen.

Het klinkt wellicht raar, na wat is gezegd over de wijze waarop Israël in de greep raakt van fascisten, maar van links tot rechts begrijpen mensen heel goed dat al het bloedvergieten voor niets is. Ze spreken al over de volgende ronde alsof die onvermijdelijk is. Mensen zijn gedeprimeerd, hulpeloos, in verwarring. Ze worden verscheurd door hun instinctieve gevoel van slachtofferschap aan de ene kant en een gevoel van afschuw over de hoge prijs aan mensenlevens aan de andere kant. Wat geheel verloren gaat, of wat wordt verdoezeld, is het gevolg van de betrokkenheid bij misdaden tegen de menselijkheid, of de goedkeuring die ze krijgen. Voor Israëliërs is de oorlog tussen Hamas en hun regering een existentiële oorlog. Het gedrag van hun vijand, zo voelt men, pleit hun vrij. In hun strijd om te overleven, echt of ingebeeld, is het logisch dat de vijand moet sterven en dat men zich ervan verzekert dat hij ook dood is. Op deze barbaarse plek gelden oorlogswetten niet.

De vernieuwde Israëlische paspoorten van onze kinderen kwamen vlak voor het grondoffensief aan. Starend naar hun foto’s en paspoortnummers spookt de gedachte door ons hoofd – waarom kan deze vreselijke last hun niet worden bespaard? Waarom zouden zij een identiteit met zich meedragen die in verband wordt gebracht met wreedheid, verschrikkingen, oorlog, bezetting, apartheid, misdaden tegen de menselijkheid? Het zijn tenslotte Nederlandse kinderen, ze spreken vloeiend Hebreeuws maar met een zwaar Amsterdams accent. Waarom kunnen zij niet slapen zonder dat hun ouders tegelijkertijd worden gekweld worden door gedachten aan kinderen die in hun naam worden gedood?

Deze oorlogsvakantie en de ramp die zich deze zomer voor Nederland voltrok maken ons bewust van onze broosheid, onze tijdelijkheid, en ons onvermogen om te controleren wat er om ons heen gebeurt. Het heeft ook de verschillen tussen ons verscherpt. In dit soort tijden voelt mama zich beter op deze normale-barbaarse plek waar ze vandaan komt, en waar ze actief kan deelnemen aan pogingen de oorlog te stoppen. Voor papa is het gestoord om hier te zijn, omringd door mensen die oorlogsmisdaden steunen, die aan de oppervlakte normaal lijken en gewoon doorgaan met hun normale leven. Wat betreft de kinderen, die laven zich aan het zonlicht en hebben het enorm naar hun zin. Hun familie en vrienden zorgen ervoor dat ze blij zijn. Hun vreugde en veiligheid zijn troostend, maar wat moeten we doen als ze beginnen te vragen: mam, pap, wat is oorlog, wie voert er oorlog, en waarom kan jij het niet stoppen?

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.