Duurzame ontwikkeling in Egypte is 40 jaar jong: ‘Europeanen komen bij ons de kunst afkijken’

Ze heeft een lachend gezicht, kortgeknipt krullend haar, komt zelfbewust over. Ze is en een vurig voorvechtster  van de de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties. ‘Wij volgen deze principes al meer dan 40 jaar,’ zegt de 29-jarige Noha trots. Zij is communicatiemanager van het SEKEM-initiatief in Egypte. Op uitnodiging van het Grote Midden-Oosten Platform (GMOP) spreekt zij, samen met andere jongeren, in Den Haag over de kansen en uitdagingen voor jongeren in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het is voor Noha de eerste keer dat ze in Europa is. ‘Meestal komen de Europeanen bij ons de kunst afkijken,’ zegt ze.

Agro-industriële bedrijven, scholen en medische centra in de woestijn

Het SEKEM-project begon in 1977 op initiatief van Ibrahim Abouleish op een ongerept stukje woestijn van 70 hectare ten noordoosten van Cairo. Hij revitaliseerde het gebied met biodynamische landbouw en richtte een sociale landbouwonderneming op. In de loop der jaren veranderde SEKEM in een koepelorganisatie van uiteenlopende agro-industriële bedrijven met ook scholen en een medisch centrum.

‘Vandaag de dag geldt SEKEM als een wereldwijd toonaangevend sociale onderneming,’ vertelt Noha Hussein. Tijdens de interdisciplinaire conferentie van het GMOP in Den Haag stelt Noha Hussein dat SEKEM-Initiatief als voorbeeld duurzame ontwikkeling en internationale coöperatie voor. Ze is een uitstekende ambassadeur van het project als het gaat om hoe Nederland zou kunnen helpen het perspectief van jongeren in Egypte op werk en betere participatie te vergroten. ‘Ik ben ervan overtuigd, dat SEKEM oplossingen biedt voor veel uitdagingen waarmee Egypte zich geconfronteerd ziet,’ vertelt ze. ‘Vooral als het om jonge mensen gaat, maakt SEKEM het mogelijk verborgen talenten te ontdekken en ervoor te zorgen dat deze zich ontwikkelen.’

Zelf is ze erg dankbaar voor de mogelijkheden die SEKEM haar heeft geboden. De visie van de organisatie om mensen in hun ontwikkeling te helpen en bij educatie te ondersteunen is haar erg goed van pas gekomen. ‘Ik heb een bachelor in communicatie en ik geloof dat dit vak de sleutel is voor verdere ontwikkeling. Communicatie dient om te reflecteren op het bereikte, maar ook om   onze visie verder uit te dragen en andere mensen te inspireren.’ Ze ziet het als een plicht tegenover haar land om andere jongeren in hun ontwikkeling te ondersteunen.

Participatie van vrouwen door gendergelijkheid

De deelnemers van de GMOP-conferentie kregen diverse vragen uit het publiek over de sociale en culturele uitdagingen in hun landen. Het ging daarbij vooral om problemen als bureaucratie, slechte educatieve systemen of slechte werkomstandigheden die jongeren ervan af houden actief aan de maatschappij deel te nemen.

Wat biedt SEKEM de bevolking zijn meedewerkers? ‘SEKEM heeft een eigen genderstrategie, om iets te noemen,’ vertelt Noha. ‘SEKEM geeft vrouwen zwangerschapsverlof en er zijn ook crèches voor jonge werkende moeders.’ Het SEKEM-Initiatief erkent dat het voor vrouwen een behoorlijk probleem kan zijn werk en gezinsleven te combineren. Traditioneel ziet de Egyptische samenleving vrouwen voornamelijk als moeders en huisvrouwen, ‘maar we beschouwen participatie aan het openbare leven en vooral het beroepsleven als belangrijk voor de individuele ontwikkeling van elke burger”, onderstreept Noha. ‘Daarom ondersteunen we de participatie van vrouwen en hun recht op werk en een eigen inkomen door het beginsel van gendergelijkheid in alle geledingen van de organisatie te promoten.’

Het door SEKEM geïnitieerde bedrijf NatureTex voor baby- en kinderkleding op basis van biologisch katoen, heeft met ongeveer 30 procent het hoogste percentage vrouwen in de beroepsbevolking. Dit proefproject werd in 2012 gestart voor de emancipatie van vrouwen op de lokale werkvloer. SEKEM wil hen aanmoedigen om te blijven werken nadat ze zijn getrouwd. Op basis van een gender-waarde analyse in samenwerking met de Duitse Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ), werd de situatie van vrouwen op het werk geanalyseerd, om de belangrijkste obstakels omtrent  maatschappelijke legitimiteit te overwinnen. De inzetbaarheid van vrouwen wordt hiermee bevorderd,ook als moeders en echtgenotes.

Katoenoogst op het landbouwbedrijf van SEKEM

‘Daarnaast zijn we begonnen met technische en sociale trainingen in management voor vrouwen, en on-site training, om vooral vrouwen te helpen in hun professionele ontwikkeling,’ zeg Noha. Dat is net zo belangrijk als zonne-energie of hergebruik van water. Als biodynamisch landbouwbedrijf heeft SEKEM de CO2-uitstoot en het waterverbruik verminderd in vergelijking met traditionele bedrijven. Groene productie zal in de toekomst grote concurrentievoordelen bieden, omdat overheden strengere milieuregels voor bedrijven zullen invoeren. SEKEM voldoet momenteel al aan de nieuwe regelgeving.

‘Onderwijs is de basis van menselijke ontwikkeling en vooruitgang’

‘Onderwijs is de basis van alomvattende menselijke ontwikkeling,’ zegt Noha vol overtuiging. ‘Het is een constante uitdaging. Door te leren kunnen mensen hun levensomstandigheden verbeteren en bijdragen aan de ontwikkeling van de gemeenschap en het land, dat is niet alleen in Egypte zo.’ De SEKEM-school, die in 1989 werd opgericht, bestaat uit een basisschool en middelbare school voor 300 leerlingen. Deze ligt in de buurt van Bilbeis, ongeveer 60 km ten noordoosten van Cairo, op het terrein van de SEKEM Farm. De leerlingen komen uit alle sociale lagen en overwegend  uit omliggend platteland. De school staat open voor kinderen van alle religies en moedigt hen aan elkaars religieuze praktijken te respecteren. De SEKEM-school is goedgekeurd door het Egyptische ministerie van Onderwijs en gebaseerd op het Egyptische curriculum, maar promoot ook nieuwe vormen van educatieve en sociale interactie. Naast verbetering van kennis en vaardigheden, hecht de SEKEM School ook waarde aan de bevordering van de integriteit en het karakter van het individu. Zo is de conventionele training verrijkt met cursussen, ambachten, drama, dans of muziek. ‘Door traditionele onderwijsmethoden te combineren met innovatieve leerervaringen, is het mogelijk de maximale sociale, culturele en educatieve ontwikkeling van elk kind te bevorderen,’ doceert Noha. ‘Werken en leren zijn op alle leeftijden met elkaar verbonden.’ Hiervoor biedt de SEKEM-school royale en goed uitgeruste faciliteiten, waaronder workshops en een theater. ‘Eind maart vieren we het lentefestival, de voorbereidingen daarvoor lopen al een tijdje.’.

SEKEM kleuterklas. Foto © Michiel Wijnbergh

Duurzame ontwikkeling en internationale samenwerking

‘Ontwikkeling is altijd gebaseerd op synergiën en coöperatie,’ zegt Noha Hussein. ‘Voor Egypte hoop ik dat er meer initiatieven als SEKEM zullen worden gesteund, die zich op de individuele ontwikkeling van mensen binnen de maatschappij richten. Wij gaan verder met het aanbieden van verschillende internationale activiteiten. Duurzame ontwikkeling en internationale samenwerking gaan namelijk hand in hand.’

‘Vrij ondernemerschap is niet de oplossing voor Arabische jongeren’

Wat volgde was extreme teleurstelling. Linda Herrera, een in het Midden-Oosten gespecialiseerde sociaal-antropologe die 17 jaar in Egypte woonde, kreeg de indruk dat de Arabische opstanden van 2011 grotendeels aan de tientallen auteurs van het rapport voorbij waren gegaan. Het bood in haar optiek geen enkel nieuw inzicht. Het grossierde in vertrouwde, holle aanbevelingen. Jonge mensen moesten ‘empowered’  worden. Ze moesten de kans krijgen hun lot in eigen handen te nemen. Daartoe diende het onderwijs drastisch aan de eisen van de markt te worden aangepast. Vrij ondernemerschap was het sleutelwoord. Jonge Arabische ondernemers waren immers de architecten van een vreedzaam Midden-Oosten, een Midden-Oosten waarin de lokroep van het moslimextremisme definitief zou verstommen.

Het is volgens Herrera een valse boodschap, en een recept voor nog meer instabiliteit, ongelijkheid en extremisme. De adviezen van het UNDP zullen Arabische jongeren in haar ogen veroordelen tot het precariaat: deze betrekkelijk nieuwe term, waarin de woorden ‘precair’ en ‘proletariaat’ zijn samengetrokken, slaat op een nieuwe sociale klasse van relatief hoogopgeleide jonge mensen die veel in hun toekomst hebben geïnvesteerd, maar voor het merendeel gedoemd zijn van een kille kermis thuis te komen: kortlopende arbeidsovereenkomsten, lage inkomens, weinig sociale zekerheid, weinig sociale banden, en weinig politieke zeggenschap.

De toenemende arbeidsonzekerheid van de middenklasse is een wereldwijde ontwikkeling. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de middenklasse  in het Midden-Oosten, of wat daarvoor doorgaat, bijzonder kwetsbaar is, vanwege de overbekende kwalen als mismanagement, corruptie en despotisme in dit deel van de wereld. ‘Ik vind de boodschap van het UNDP daarom wreed en schadelijk,’ zegt Linda Herrera. ‘Het is een boodschap die stoelt op het idee dat de vrije markt de remedie is voor alles. Neo-liberalisme? Dat is een term die ik niet graag gebruik, omdat niet iedereen er hetzelfde onder verstaat, maar laat duidelijk zijn dat het UNDP-rapport het paradigma van vrij ondernemerschap, menselijk kapitaal en de privatisering van markten volledig heeft omhelsd. Daarmee zou de empowerment van jongeren gediend zijn. Los van het feit dat ik dit niet geloof, gaan de auteurs er vrijwel volledig aan voorbij dat jongeren tijdens de Arabische opstanden al bezig waren zichzelf te empoweren. Je hoeft ze niet voor te schrijven hoe ze dat moeten doen, dat is nogal bevoogdend: ze deden dat al in een fascinerend alternatief universum, dat aanvankelijk bestond uit smartphone-netwerken, en later uit de blogosphereen sociale media. Ze leerden elkaar daarin zaken die het onderwijs hun had moeten bieden maar niet deed en ook niet zal doen als de extreem op de markt gerichte aanbevelingen van het UNDP ten aanzien van het onderwijs navolging vinden. De jongeren leerden elkaar burgerschap, gemeenschapsvorming, solidariteit. ‘

Herrera wijst erop dat er in dit alternatieve universum, dat al jaren vóór de opstanden bestond, bruisende bewegingen ontstonden, zoals, in Egypte, de Beweging van 6 april, en de anti-martelingscampagne ‘Wij zijn allemaal Khaled Saïd’, in nagedachtenis van de blogger die in 2010 door de Egyptische politie werd doodgeslagen. Daarnaast wijst ze op de vele andere moedige initiatieven die corruptie en wangedrag van gezagsdragers aan de kaak stelden. ‘Door de contrarevolutie zijn deze bewegingen zwaar in de verdrukking geraakt ,’ zegt ze, ‘maar vergis je niet, ondergronds blijven jonge mensen zich roeren. Zo stellen Koptische jongeren het establishment in hun eigen gemeenschap aan de kaak, en hetzelfde gebeurt binnen de Moslimbroederschap. Dat proces was trouwens al gaande vòòr de val van Moebarak, maar werd tijdelijk gestuit toen de oudere, conservatieve garde binnen moslimbroederschap progressievere elementen het zwijgen wist op te leggen omdat de politieke macht in het land voor het grijpen leek.’

Wat u zegt lijkt los te staan van de behoefte aan werk. Wat levert al dat ontluikende burgerschap en sociale activisme, hoe hartverwarmend het ook is, concreet op?

‘Dat zal ik je zeggen: uitzicht op een samenleving die niet gekenmerkt wordt door corruptie, onderdrukking en onvrijheid. Zolang die corruptie, onderdrukking en onvrijheid blijven bestaan is het onzin om veel heil te verwachten van vrij ondernemerschap. Als je daarop mikt in een onvrije maatschappij, krijg je een door vriendjespolitiek beheerst kapitalistisch systeem: crony capitalism. Je kunt toekomstige jonge Arabische ondernemers wel de rol van vredesarchitecten in de maag splitsen, maar als ze helemaal geen politieke vrijheid genieten, als ze binnen de bestaande machtsverhoudingen weinig tot niets hebben in te brengen, is dat een last die ze niet kunnen dragen. Bovendien is het helemaal niet realistisch om te veronderstellen dat iedereen ondernemer kan worden als-ie maar een goed idee heeft, een beetje hulp krijgt, en zijn stinkende best doet. Weinig mensen slagen als ondernemer, dat is een axioma. Het is dus niet alleen onjuist, maar ook nogal hardvochtig om vrij ondernemerschap als de oplossing voor politieke en maatschappelijke problemen aan te prijzen.’

U verzet zich erg tegen de opvatting dat onderwijs vooral tot werk moet leiden. Blijft het niet logisch te streven naar een goede aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt als de jeugdwerkloosheid zo hoog is als in de Arabische wereld?

‘Ik heb mij jarenlang intensief met onderwijs beziggehouden en verzet mij tegen die functionele benadering. Ik erger me ook, in het verlengde daarvan, aan de overmatige aandacht voor exacte vakken. Het lijkt wel of die aandacht het enige overgebleven kwaliteitscriterium is. Het vormend aspect van onderwijs vind ik veel belangrijker, al was het maar omdat hoge cijfers voor exacte vakken al lang geen garantie meer zijn dat je er beter voor zult staan op de arbeidsmarkt. De correlatie tussen onderwijs en werk is al lang niet meer vanzelfsprekend. Dat zie je wereldwijd. Door kunstmatige intelligentie, automatisering en outsourcingis de arbeidsmarkt aan het veranderen in een tempo dat wij niet eens kunnen bevatten, en waar het reguliere onderwijs dus ook steeds minder een antwoord op heeft. Ik zeg niet dat het nutteloos is als voorbereiding op de arbeidsmarkt. Technische scholen leiden je op tot ingenieur en ingenieurs zijn nodig. Maar het is onzin om de waarde van onderwijs terug te brengen tot hoge cijfers voor exacte vakken omdat die je een goed betaalde baan bezorgen. Het eerste doel van onderwijs is mijns inziens meer dan ooit om een goede burger van je te maken,  om je te leren kritisch na te denken  over maatschappelijke veranderingen. Het UNDP-rapport zegt juist dat jongeren enkel aan zichzelf moeten denken, individuele doelen moeten nastreven. En als ze dan mislukken, is het hun eigen schuld. Je opleiding had je immers het gereedschap gegeven om te slagen. Ik vind dat onbarmhartig.’

Utopia bestaat niet. Is een precariaat, dat nog een beetje kansen biedt, uiteindelijk niet het minste kwaad? Is het niet beter dan een proleteriaat, waarin iedereen tot armoede veroordeeld is? De gemiddelde Arabier heeft het toch nooit breed gehad?

‘Nee, maar voorheen op nationalistisch-socialistische leest geschoeide Arabische landen als Egypte, Syrië, Jemen en Soedan waren toch een stuk socialer. Ze kenden vrij uitgebreide stelsels van sociale voorzieningen. De omvangrijke overheidssector maakte de vorming van een bescheiden middenklasse mogelijk. Natuurlijk, het waren politiestaten, de politieke vrijheid was nihil, maar de sociale mobiliteit was een stuk groter dan nu. Pas toen die landen flinke schulden kregen, werd de middenklasse uitgehold, mede onder invloed van een door IMF en de Wereldbank voorgeschreven beleid.’

Als deze regimes maatschappelijk zo succesvol waren, waarom gingen ze dan ten onder?

‘Omdat economische liberalisering een enorme welvaartsgroei beloofde. Die belofte is ook waargemaakt, maar dan vooral in Westerse landen, in Europa, waar de sociaaldemocratie het kapitalisme in goede banen leidde. In de meeste ontwikkelingslanden heeft de liberalisering vooral corruptie en maatschappelijke ongelijkheid tot gevolg gehad. En religieus radicalisme, vanwege de verontwaardiging hierover. Het is nu eenmaal zo dat in de meeste dictaturen, het vooral een elite is die van privatisering profiteert.’

Vindt u het niet vreemd dat de auteurs van het UNDP-rapport – deskundigen, naar men mag aannemen – alle zaken die u noemt over het hoofd hebben gezien?

‘Het UNDP is een bolwerk van deskundigheid. Het kan ruim putten uit lokale expertise. Daarom was ik juist zo teleurgesteld. Het lijkt erop dat een aantal Arabische ambassadeurs zich met de inhoud van het rapport heeft bemoeid en ervoor heeft gezorgd dat enkele aspecten waar zij niet op zaten te wachten niet aan bod kwamen. Drie auteurs van het vierde hoofdstuk, waarin werd ingegaan op online-activisme en op jonge vrouwen als dragers van culturele verandering, hebben geklaagd dat ze weinig van hun tekst hebben teruggevonden in de eindversie. Het is sowieso niet erg transparant hoe zo’n eindversie tot stand komt. Ik erken overigens dat mijn verwachtingen misschien niet zo realistisch waren. Dat is wat collega’s mij hebben voorgehouden. Een rapport waaraan zo veel mensen werken, levert natuurlijk altijd een compromistekst op. En het was te verwachten dat politiek gevoelige zaken er voor een groot deel uit zouden worden gelaten. Vandaar dat  hele belangrijke factoren als wapenhandel  en door het Westen gesteunde oorlogen helemaal onvermeld blijven. Aan de andere kant: wanneer niemand zijn nek uitsteekt, wat kan je dan überhaupt nog verwachten?’

Uw kritiek staat. Maar moet u dan ook geen alternatief bieden?

‘Natuurlijk, ook al is dat moeilijk. Waarvoor ik pleit is een hervorming van het onderwijs. Want ik ben het er absoluut mee eens dat het nu niet voldoet. Dat het volkomen verouderd is. Maar ik zou niet in de eerste plaats investeren in exacte vakken, maar in geschiedenis, menswetenschappen, kunsten. Dat zijn vakken die de verbeelding stimuleren, de creativiteit aanwakkeren, en dat is nodig om de problemen van de Arabische wereld te lijf te gaan. Begrijp me goed: ik vind exacte vakken wel degelijk heel belangrijk, maar het hele idee dat die onontbeerlijk zijn om de mondiale markt te bedienen, is niet meer geldig. Daarnaast denk ik dat het goed is om onderwijs meer toe te snijden op lokale behoeften.

Verder is een herbezinning op arbeid noodzakelijk. Er zijn niet genoeg banen en die zullen er ook niet meer komen. Dus moet je als samenleving gaan nadenken over het toekomstige karakter van arbeid. Accepteer niet dat arbeidskrachten veroordeeld worden tot het precariaat, want de maatschappelijke prijs daarvoor is te hoog. Het is een recept voor instabiliteit. Bied bescherming. Neem mensen hun waardigheid niet af. Zoek samen naar manieren om het gebrek aan werk te ondervangen. Ik denk daarbij aan experimenten met het basisinkomen. Die zijn er bij mijn weten nog niet geweest in het Midden-Oosten, maar wel in andere niet-westerse delen van de wereld, zoals India en Latijns-Amerika, en de resultaten waren bemoedigend. Het belangrijkste is misschien dat we beter, nauwkeuriger en geduldiger luisteren naar wat jongeren in het Midden-Oosten te zeggen hebben en geen oplossingen van bovenaf opleggen.’

Herrera is Professor of Education Policy, Organization and Leadership aan de universiteit van Illinois. Haar onderzoek richt zich op onderwijs en en ‘critical democracy’, ’the sociology of generations’, internationaal ontwikkelingsbeleid, jongeren, mondiale jeugdbewegingen, en burgerschap en bestaansmiddelen in een tijdperk van sociale media, ‘precarity’ en massa-immigratie. 

Waar blijven de Nederlandse intellectuelen als het om Syrië gaat?

De Syriërs proberen al zeven jaar hun stem te laten horen. Ze schreeuwen het uit, in alle talen, maar vergeefs. Ook Nederlandse Syriërs hebben de taak op zich genomen om de noodkreten van hun landgenoten hier te laten doorklinken. Ze demonstreren overal in Nederland, maar worden nauwelijks opgemerkt. Terecht vragen ze zich af: waarom komen er geen Nederlanders op onze demonstraties af? Wordt onze pijn niet gezien, is daar überhaupt geen respect voor? De Syriërs in Nederland zijn uitgeput en vragen zich af: hoe nu verder?

Kort geleden is er een zoveelste poging ondernomen om de stem van de Syriërs gehoord te krijgen. De Syrische Intellectueel Yassin Alhaj Salih, die tijdelijk in Duitsland verblijft, heeft andere intellectuelen uit de hele wereld opgeroepen om zich tegen de huidige misère in Syrië uit te spreken. Hij benaderde mij met het verzoek om ook onze Nederlandse vrienden te vragen zijn oproep te ondertekenen. Ik kreeg een paar uur de tijd.

Maar welke Nederlandse intellectuelen moest ik benaderen? Dat vroeg ik me af. Wie heeft zich de laatste tijd duidelijk bekommerd om – en zich duidelijk uitgesproken tegen – wat er in Syrië gebeurt? Wie heeft zich beziggehouden met meer dan alleen de vluchtelingencrisis en de Nederlandse belangen? Ik zocht een paar namen in mijn agenda, belde, en stuurde wat emails. Na een paar uur had ik zegge en schrijve vier handtekeningen binnen. O, wat een schande…

Waar is jullie stem wanneer een wereldstad als Aleppo uit de beschaafde wereld verdwijnt? Wie van jullie heeft uit eigen initiatief  over de belegering van Oost-Ghouta geschreven? En over de vaatbommen die als loodzware regen op de mensen vallen?

Hieronder de door 200 intellectuelen wereldwijd ondertekende open brief van Alhaj Salih, die eerder in het Engels in The New York of Books verscheen. Ik vraag er ieders aandacht voor. Maar daarnaast  wil ik nóg een oproep doen aan de Nederlandse intellectuelen. Waar zijn jullie als wij jullie nodig hebben? Waar is jullie stem wanneer een wereldstad als Aleppo uit de beschaafde wereld verdwijnt? Wie van jullie heeft uit eigen initiatief  over de belegering van Oost-Ghouta geschreven? En over de vaatbommen die als loodzware regen op de mensen vallen? Waar zijn jullie als de mensheid weer eens in haar eigen vlees snijdt? Durf alsjeblieft te spreken. Niemand hoort jullie.

De Nederlandse ondertekenaars van de internationale oproep van Alhaj Salih zijn,  naast Rehab:

Désanne van Brederode, filosofe en schrijfster
Jurgen Maas, uitgever
Marjolein Wijnincks, Arabiste
Hanny Wieles, docente Nederlands
Husam Alkatlaby, mensenrechtenactivist

Stop met doen alsof er niets gedaan kan worden om de Syriërs te redden – een open brief (vertaling Astrid Kompier)

De Verenigde Naties zegt geen woorden meer te hebben om de situatie in Syrië te beschrijven, maar wij, ondergetekenden, hebben die nog wel, en we richten die tot de regeringen, de parlementsleden, het electoraat, en de opinieleiders waarvan de internationale rechtsorde tot dusver afhankelijk was.

De wereld kijkt toe hoe de slachtingen het leven van de Syriërs verwoesten. Alles gebeurt voor het oog van een wereldwijd publiek, dat alles ziet, maar weigert iets te doen.

Vanwege Russische obstructie en westerse besluitenloosheid heeft de VN-Veiligheidsraad de Syriërs geen bescherming kunnen bieden. De aangenomen resoluties met betrekking tot Syrië zijn allemaal vruchteloos gebleken. Het enige wat men heeft bereikt, is minder zichtbaar maken dat de organisatie op sterven na dood lijkt te zijn. De VN is zelfs gestopt met het bijhouden van het aantal dodelijke slachtoffers in Syrië. Mogelijk is men zich ervan bewust welke smet dat aantal op de nalatenschap van de instelling zou werpen. Na zeven jaar lijken de naties slechts in apathie te zijn verenigd.

Het is overbodig om te vermelden welke, of hoeveel misdaden het regime van Assad heeft gepleegd tegen de Syriërs, met steun van lokale en buitenlandse milities, en met behulp van Iraanse strategieën  en financiën, Russische gevechtsvliegtuigen en huurlingen – en door internationale onverschilligheid. De wereld die toekeek en haar blik afwendde, gaf er op die manier alle gelegenheid toe.

Er zijn Syriërs doodgeschoten, op klaarlichte dag afgemaakt, toen zij protesteerden tegen het onrecht. Ze zijn gevangengenomen, mishandeld en geëxecuteerd. Ze zijn bedolven onder bommen en granaten. Ze zijn belegerd, verkracht en vernederd. Ze zijn vergast. Ze zijn ontheemd en onteigend.

Zij die de bevoegdheid hebben om te handelen, hebben steeds hun steun betuigd, maar niets anders gedaan dan wensen dat deze oorlog tegen burgers – welke zij grotesk genoeg een ‘burgeroorlog’ noemen – zou ophouden. Zij roepen ‘alle partijen’ op terughoudendheid te betrachten, ook al is er één partij die feitelijk het monopolie heeft op geweld; ze moedigen alle partijen aan te onderhandelen, ook al heeft de oppositie helemaal geen invloed. Ze stellen dat er ‘geen militaire oplossing is’, ook al geeft het regime geen enkele indicatie dat het in welke oplossing dan ook gelooft. Ondertussen zijn pleidooien van hulporganisaties en bedreigde Syriërs aan dovemansoren gericht.

Vluchtelingen – de enige Syriërs die wat hulp hebben gekregen – ervaren dat de politiek niet geïnteresseerd is in hun lot. Ze zijn geïsoleerd van de terreur die hen dwong te vluchten.

Vandaag, terwijl Idlib en Afrin branden, wordt het onvermijdelijke zichtbaar in Ghouta; het immense openluchtconcentratiekamp begint aan zijn vijfde jaar onder belegering. Wat er vervolgens gebeurt, laat zich raden, want dezelfde formule is veelvuldig toegepast gedurende de afgelopen zeven jaar. Terwijl de burgerbevolking wordt gegijzeld, de import van levensmiddelen en medicijnen wordt gehinderd, net als alle andere hulp, bombardeert het regime het gebied aanhoudend, vooral de medische faciliteiten, totdat men capituleert. De overlevenden worden vervolgens gedwongen hun huizen, die onteigend zijn, te verlaten vanwege demografische bedenksels die tot doel hebben politiek homogene geografieën te ontwikkelen.

Hoewel er geen illusies meer bestaan over de rol van de Veiligheidsraad, heeft elke lidstaat niettemin plechtig beloofd de ‘R2P-doctrine’ (Responsibility to Protect :Verantwoordelijkheid te Beschermen), die valt onder de taak van de VN om volkerenmoord te voorkomen, te aanvaarden en te handhaven. De verwoesting van Syrië had voorkomen kunnen worden, en kan nu alleen worden gestopt door de gekozen en aangestelde leden van democratische instituties. Het is zaak dat zij hun verplichtingen krachtens de R2P-doctrine vervullen, en de bedreigde Syrische bevolking beschermen tegen misdaden, etnische zuiveringen, en tegen wat de onderzoekers van oorlogsmisdaden van de VN zelf ‘de misdaad van uitroeiing’ noemen.

Het Syrische volk durfde te geloven dat, ook al was de strijd voor waardigheid zijn eigen strijd, het in de eenentwintigste eeuw nooit zo aan zijn lot zouden worden overgelaten

Er moet een einde aan de lijdensweg van de Syrische bevolking worden afgedwongen. De daders van deze wrede misdaden tegen de menselijkheid moeten voor eens en een halt worden toegeroepen. Daarvoor is een myriade aan geopolitieke redenen aan te voeren, maar wat prevaleert is de onschendbaarheid van het leven en de uitoefening van de vrije wil. Geen actie ondernemen, zou deze principes reduceren tot gemeenplaatsen zonder enige betekenis. Helaas durfde het Syrische volk in deze principes te geloven; het durfde te geloven dat, ook al was deze strijd voor waardigheid zijn eigen strijd, het in de eenentwintigste eeuw nooit zo aan zijn lot zouden worden overgelaten.

Vandaag beroepen wij ons nog eens op de ethiek en de gedragscodes waarop democratie en internationale wetgeving zijn gebouwd, en vragen u nu te handelen en de Syrische genocide te stoppen: eis een onmiddellijke wapenstilstand, onmiddellijke opheffing van alle belegeringen, onmiddellijke toegang voor alle hulporganisaties, laat alle politieke gevangenen vrij, en eis onmiddellijke bescherming van de levens van alle Syriërs.

Affiliaties zijn slechts ten behoeve van identificatie:

Yassin al-Haj Saleh, schrijver, Berlijn
Robin Yassin-Kassab, schrijver, Schotland
Rime Allaf, schrijver en onderzoeker
Mohammad Al Attar, Syrische toneelschrijver, Berlijn
Michel Kilo. Syrische schrijver en politicus, Parijs
Moncef Marzouki, voormalig president van Tunesië
Burhan Ghalioun, Syrische geleerde en politicus, Parijs
Karam Nachar, Syrische schrijver en academicus, Istanboel
Mohammad Ali Atassi, journalist en filmmaker, Beiroet
Ossama Mohammed, filmmaker, Parijs
Yasmin Fedda, filmmaker, Groot-Brittannië
Fadel Abdul Ghany, voorzitter van ‘the Syrian Network for Human Rights’ (het Syrische netwerk voor mensenrechten)
Nisrin Al-Zahre, École des Hautes Études en Sciences Sociales, Parijs
Nadia Aissaoui, socioloog, Parijs
Leila Nachawati Rego, schrijver, Spanje
Yasser Munif, Emerson College
Mohammed Hanif, schrijver en journalist
Mutaz Al-Khatib, schrijver, Syrië
Hala Mohammad, Syrische dichter, Parijs
Samih Choukaer, Syrische muzikant, Parijs
Abdul Wahab Badrakhan, journalist, Groot-Brittannië
Ammar Abdulhamid, Syrisch-Amerikaanse schrijver en activist
Fares Helou, Syrische acteur, Parijs
Assem Al Basha, Syrische beeldhouwer, Spanje
Ibrahim Al-Jabeen, Al-Arab, Duitsland
Marie-Thérèse Kiriaky, maatschappelijk activist
Professor, Martti Koskenniemi, universiteit van Helsinki
Professor Gilbert Achcar, SOAS
Professor Nader Hashemi, universiteit van Denver
Professor François Burgat, L’Institut de Recherches et d’Études sur les Mondes Arabes et Musulmans (IREMAM)
Professor Fawaz A. Gerges, London School of Economics
Professor Joseph Bahout, Carnegie Endowment for International Peace
Professor Michael Nagler, universiteit van Californië, Berkeley
Professor Wendy Pearlman, Northwestern University
Professor Steven Heydemann, Smith College
Professor Joseph E. Schwartzberg, universiteit van Minnesota
Professor Murhaf Jouejati, National Defense University
Professor lars Chittka, Koningin Mary universiteit, Londen
Professor Amr Al-Azm, Shawnee State University
Professor Ghassan Hage, universiteit van Melbourne
Professor Ahmad Barqawi, Palestijnse Syriër
Professor Jamie Mayerfeld, universiteit van Washington
Professor Stephen Zunes, universiteit van San Francisco
Professor Anna Kathrin Bleuler, universiteit van Salzburg
Professor Carola Lents, Johannes Gutenberg universiteit te Mainz
Professor Love Ekenberg, UNESCO Chair, universiteit van Stockholm, Zweden
Professor Annie Sparrow, Icahn School of Medicine, Mount Sinai
Professor James Simpson, universiteit van Harvard
Professor Ziad Majed, politieke wetenschapper, Parijs
Haid Haid, Syrische onderzoeker, Chatham House, Londen
Yassin Swehat, Syrische journalist, Istanboel
Loubna Mrie, Syrische journalist, NewYork
Rafat Alzakout, theater directeur en documentaire-filmmaker, Berlijn
Khaldoun Al-Nabwani, schrijver en geleerde, Parijs
Ghayath Almadhoun, dichter, Palestina, Syrië en Zweden
Subhi Hadidi, schrijver, Syrië en Frankrijk
Stephen R. Shalom, New Politics
Barry Finger, New Politics
Jason Schulman, New Politics
Omar Kaddour, schrijver, Frankrijk
Najati Tayara, schrijver, Syrië en Parijs
Marcelle Shehwaro, Syrische activist, Istanboel
Kenan Rahmani, Syrische campagnevoerder
Muhammad Idrees Ahmad, universiteit van Stirling
Lydia Wilson, universiteit van Oxford
Thomas Pierret, onderzoeker, Centre National de la Recherche Scientifique, Frankrijk
Kelly Grotke, schrijver en wetenschapper, bezoekend geleerde aan universiteit van Cornell
Danny Postel, Northwestern University
Stephen Hastings-King, schrijver en onderzoeker, Massachusetts
Anna Nolan, mensenrechtenactivist
Rafif Jouejati, Stichting ter bevordering van het herstel van gelijkheid en educatie in Syrië
Mohja Kahf, Syrisch-Amerikaanse dichter en geleerde, VS
Rami Jarrah, journalist, Turkije
Shiyam Galyon, Books Not Bombs
Afra Jalabi, Syrische schrijver, Canada
Miream Salameh, Syrische vluchteling en visueel kunstenaar, Melbourne
Şenay Özden, onderzoeker, Istanboel
Faraj Bayrakdar, schrijver, Stockholm
Hanna Himo, Syrische dichter, Stockholm
Theo Horesh, schrijver en journalist, Colorado
Christin Lüttich, politieke wetenschapper, Berlijn
Sarah Hunaidi, schrijver, Chicago
Véronique Nahoum-Grappe, École des Hautes Études en Sciences Sociales, Frankrijk
Husam Alkatlaby, mensenrechtenactivist, Nederland
Maen al –Bayari, journalist, Jordanië
Micheal karadjis, universiteit van Western Sydney
Stefan Tarnowski, vertaler
Mutasem Syoufi, The Day After
Najib Ghadbian, geleerde en activist
Ammar Abd Rabbo, journalist
Laila Alodaat, advocaat, Groot-Brittannië
Fares Albahra, Syrische dichter en psychiater, Berlijn
Pawel Machcewicz, Poolse Academy of Sciences, Warschau
Oz Katerji, journalist
Charles Davis, schrijver, Los Angeles
Predikant David Tatgenhorst, Philadelphia, Pennsylvania
Necati Sönmez, filmmaker, Turkije
Kris Manjapra, fellow, Wissenschaftskolleg zu Berlin; hoofddocent, universiteit Tufts
Zeynep Kivilcim, Institute for Advance Study, Berlijn
Housamedden Darwish, assistent-professor, universiteit van Keulen
Vladimir Tarnopolsky, muzikant, Rusland

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.